Latijn sv Rep 3 (tw
1)
Tekst 1
1.
Nicolaus
civis Paterae urbis ex divitibus et sanctis parentibus originem duxit.
-
De burger Nicolaus van de stad Patera, herleidde
zijn afkomst tot rijke en heilig ouders.
2.
Pater
eius Epiphanes, mater vero Iohanna dicta est.
-
Zijn vader heet Epiphanes, zijn echte moeder
Johanna.
3.
Quem
cum pimaevo iuventutis suae flore parentes genuissent deinceps caelibem vitam
duxerunt.
-
Nadat zijn ouders hem in de bloei van hun jeugd
ter wereld hebben gebracht, leidden zij vervolgens een kuis leven.
4.
Hic prima die, dum balnearetur, erectus stetit
in pelvi.
-
Deze 1e dag, terwijl hij gebaden
werd, stond hij rechtop in bad.
5.
Insuper
quarta et sexta feria tantum semel sugebat ubera.
-
Bovendien dronk hij op de 4e en de 6e
dag slechts één keer aan de moederborst.
6.
Factus
autem iuvenis aliorum devitans
lascivias ecclesiarum potius terebat limina et, quidquid ibi de sacra scriptura
intellegere poterat, memoriter retinebat.
-
Toen hij tot een jongeman geworden was, liep hij
de deur van de kerk plat.
7.
Parentibus
vero suis defunctis
cogitare coepit, qualiter tantam divitiarum copiam non ad laudem humanam, sed
ad Dei gloriam dispensaret.
-
Na de dood van zijn echte ouders begon hij na te
denken, hoe hij zo’n hoeveelheid rijkdom kon besteden niet aan menselijke
glorie, maar aan de glorie van God
Tekst 2
1.
Tunc
quidam contermineus suus satis nobilis tres filias ob inopiam prostituere
cogitur, ut sic earum commercio aleretur.
-
Toen een zekere buurman gedwongen werd door
armoede, zijn 3 dochters te (laten) protitueren zodat hij gevoed wordt door hun
handel.
2.
Quod
ubi sanctus comperit, scelus abhorruit et massam auri panno involutam in domum
eius per fenestram nocte clam iecit et clam recessit.
-
Wanneer de heilige erachter komt, verafschuwde
hij de misdaad en nadat hij massief goud in doeken heeft gewikkeld, gooide hij
heimelijk ’s nachts door het raam van zijn (vd. buurman) huis en ging heimelijk
weg.
3.
Mane autem surgens homo massam auri reperit et Deo gratiam agens
primogentinae nuptias celebravit.
-
Toen de man ’s ochtends opstond, vond hij echter
massief goud en terwijl hij God dankte, vierde hij het huwelijk van zijn 1e
geboren dochter.
4.
Non
multo post tempore Dei famulus simile peregit opus.
-
Niet veel later voltrok de heilige dezelfde
daad.
5.
Quod rursus ille reperiens etiam laudes immensas
prorumpens de cetero vigilare
proposuit, ut sciret, quis esset, qui suae inopiae subvenisset.
-
Terwijl die (de buurman) dit (het goud) opnieuw
vond, barstte hij zelfs uit in hevige loftuitingen en was hij van plan van nu
af aan te waken, zodat hij wist wie het was, die zijn gebrek had verholpen.
6.
Post
paucos etiam dies duplicatam auri massam in domum proiecit, ad cuius sonitum
ille excitatur et Nicolaum
fugientem insequitur talique voce alloquitur : « Siste gradum
teque aspectui ne subtrahas meo. »
-
Na zelfs een paar dagen wierp hij (Nicolaus) een
verdubbelde hoeveelheid goud naar voren naar het huis, door dit geluid werd hij
(de buurman) wakker en ging achter de wegrennende Nicolaus aan, terwijl hij met
deze stem riep: “Blijf staan en verberg je niet voor mij!”
7.
Sicque
accurrens velocius Nicolaum
hunc esse cognovit.
-
Eindelijk ingehaald herkende hij dat het
Nicolaus was.
8.
Mox
humi prostratus osculari volebat pedes eius, quod ille refutans ab eo exegit, ne eum, quamdiu
viveret, publicaret.
-
Weldra ging hij op de grond liggen en wilde zijn
voeten kussen, maar Nicolaus weigerde en eiste dat hij hem, zolang hij leefde,
niet zou verlinken.
Tekst 3
1.
Post hoc Myreae civitatis defuncto episcopo convenerunt episcopi illi
ecclesiae de episcopo provisuri
-
Nadat de bisschop van de stad Myra was
overleden, kwamen de bisschoppen bijeen om voorzorgsmaatregelen te nemen voor
de bisschop van deze kerk.
2.
Aderat
autem inter eos quidam magnae auctoritatis episcopus, ad cuius electionem
omnium sententia dependebat.
-
Tussen hen was echter een bisschop met groot
gezag aanwezig, van wie de mening in de verkiezing van allen afhing.
3.
Cum
igitur cunctos ieiuniis et orationibus insistere monuisset, nocte illa vocem
audivit dicentem sibi, ut hora matutina fores ecclesiae observaret et, quem
primum ad ecclesiam, cuius etiam nomen esset Nicolaus, venire conspiceret,
ipsum in orationibus insisterent et episcopum consecraret.
-
Dus met ieder vasten en bidden waarschuwde hij
vol te houden, ’s nachts hoorde hij deze stem tegen hem zeggen, dat hij in het
ochtenduur de deuren van de kerk moest observeren en, die het 1e in
de kerk was, die zelfs de naam Nicolaus had, hij zou komen rondkijken en hij
(de bisschop) zelf zou hem tot bisschop benoemen.
4.
Hoc ergo aliis revelans episcopis admonuit, ut omnes orationibus
insisterent et ipse pro foribus excubaret.
-
Dus terwijl hij dit aan de anderen onthulde,
waarschuwde hij de bisschoppen, dat zij allen volhardden in bidden en hij
waakte zelf voor de deur.
5.
Mirum
in modum in hora matutinali quasi a Deo missus ante omnes se agebat Nicolaus,
quem apprehendens
episcopus dixit ei : « Quod tibi nomen est ? »
-
Op een wonderbaarlijke manier in dit ochtenduur
als het ware gezonden door God voor allen, bevond zich Nicolaus die aan die de
bisschop terwijl hij hem vastgreep, zei: “Wat is je naam!”
6.
Ille
ut erat coumbina simplicitate plenus, inclinato capite:
« Nicolaus « , inquit, « vestrae sanctitatis servus. »
-
Zodra deze vol was met de onschuld van een duif,
boog hij zijn hoofd naar voren: “Nicolaus,” zei hij, “dienaar van Uwe
Heiligheid”.
7.
Quem in ecclesiam ducentes licet plurimum renitentem in cathedram
collocarunt.
-
Terwijl zij hem de kerk in leidden, en hoewel
hij veel tegenstribbelde, brachten zij hem naar de katheder (om hem te kronen).
8.
Ipse
autem eandem quam prius humilitatem et morum gravitatem in omnibus sectabatus,
in oratione pervigilabat, corpus macerabat, mulierum consortia exhortando,
severus in corripiendo.
-
Zelf streefde hij echter als eerste om nederig
te zijn en de dezelfde ernst van zeden, hij waakte door bidden, hij mergelde
zijn lichaam uit, hij vluchtte voor omgang met vrouwen, hij was nederig in het
aanschouwen van allen, efficiënt in spreken, vrolijk in aansporen, streng in
straffen.
9.
Fertur
quoque, sicut legitus in chroica quadam, Nicolaum Nicaeno interfuisse concilio.
-
Men zegt zelfs dat, zoals het wordt gelezen in
een zekere kroniek, Nicolaus het besluit van Nicaea heeft genomen.
Tekst 4 (over de zeemannen in de storm)
1.
Quadam
autem die dum quidam nautae periclitarentur, ita cum lacrimis oraverunt:
“Nicolae, famule Dei, si vera sunt, quae de te audimus, nunc ea experiamur.”
-
Op een zekere dag echter, terwijl enkele
zeemannen in levensgevaar verkeerden, smeekten zij zó met tranen: “Nicolaas,
dienaar van God, als het waar is, wat wij van jou horen, zouden wij het nu
willen beleven.”
2.
Mox
quidam in eius similitudinem apparuit dicens: “Ecce assum. Vocastis enim me.”
-
Weldra verscheen er een zekere persoon in zijn
uiterlijke gelijkenis terwijl hij zei: “Kijk, ik ben er. Want jullie hebben mij
geroepen.”
3.
Et
coepit eos in antennis et rudentibus aliisque iuvare navis armamentis,
statimque cessavit tempestas.
-
En hij begon hen te helpen met de masten en met
de touwen van het schip en met andere gereedschappen, en meteen hield de storm
op.
4.
Cum
autem ad eius ecclesiam venissent, quem numquam ante viderant, sine indice
cognoverunt.
-
Toen ze (= de zeemannen) echter naar zijn kerk
waren gekomen, herkenden zij hem (= Nicolaas), die niemand (van hen) eerder gezien
had, zonder aanwijzer (= zonder dat iemand hem voor hen had aangewezen dat dat
Nicolaas was)
5.
Tunc
Deo et sibi de liberatione gratias egerunt.
-
Toen bedankten zij God en hemzelf (= Nicolaas)
voor hun vrijheid.
6.
Quod ille divinae misericordiae et eorum fidei, non suis meritis attribuere
docuit.
-
Die (= Nicolaas) onderwees hen (= de zeelui) dit
(= de hulp) toe te schrijven aan goddelijk medelijden en hun trouw, niet aan
zijn verdiensten.
Tekst 5 (over het koren en de boten vanuit Alexandrië)
1.
Quodam
tempore totam provinciam Sancti Nicolai fames valida perculit, ita ut omnibus
deficerent alimenta.
-
Op een keer trof een krachtige honger (=
hongersnood) de hele provincie van de Heilige Nicolaas, zodat aan allen
levensmiddelen ontbraken.
2.
Audiens
autem vir Dei naves onustas tritico portui applicasse.
-
Toen hoorde de man van God echter dat er schepen
beladen met tarwe waren aangemeerd in de haven.
3.
Illus
statim proficiscitur rogans nautas, ut saltem in centum modiis per quamlibet
navem fame periclitantibus subvenirent.
-
Hij vertrok meteen terwijl hij vroeg aan de
zeemannen, of zij de burgers die door honger gevaar liepen, te hulp wilden
komen met tenminste 100 schepelen tarwe per schip.
4.
Cui
illi: “Non audemus, pater. Quia mensuratum est ALexandriae, oportet in horrea
imperatoris nos reddere.”
-
Die (= de zeeman) zei deze (= Nicolaas): “Ik
durf niet, vader. Dit koren is voor Alexandrië, het behoort in de graanschuur
van de keizer die ons beschermt.”
5.
Quibus
Sanctus dixit: “Facite nunc, quod dico, et vobis in Dei virtute promitto, quod nullam minorationem
habebitis apud regium exactorem.”
-
Aan die (= de zeemannen) zei de Heilige: “Doe
nu, wat ik zeg, en bij de wonderkracht van God zullen jullie geen vermindering
hebben, bij de opzichter van het koninkrijk (= jullie zullen niet minder
afleveren bij de opzichter van het koninkrijk).
6.
Quod
cum fecissent et eandem mensuram, quam Alexandriae acceperant, reddidissent ministris imperatoris,
miraculum referunt et Deum in suo famulo magnifica laude attollunt.
-
Ze leverden evenveel tarwe af als ze in
Alexandrië hadden ingenomen, bij de dienaren van de keizer, ze vertelden over
het wonder en zij verhieven God in zijn grote lof met zijn dienaar.
7.
Frumentum
autem secundum uniuscuiusque indigentiam vir Dei distribuit, ita ut miraculose
duobus annis nontantum ad victum sufficeret, sed etiam ad usum seminis
abundaret.
-
De man van God verdeelde het koren volgens de
behoefte van eenieder, dus zodat het op wonderbaarlijke wijze niet alleen voor
2 jaar genoeg was voor voedselvoorziening, maar ook voor het gebruik van
zaaigoed (= tarwe planten).
Tekst 6 (over de duivel en de kaboem-olie)
1.
Cum
autem regio illa idolis deservisset, prae ceteris nefandae Dianae simulacrum populus
coluerat adeo, ut usque ad tempus viri Dei nonnulli rustici praedictae
religioni exsecrabili deservirent ac sub quadam arbore consecrata Dianae
quoadam ritus gentilium exercerent.
-
Toen echter deze streek afgodsbeelden had
vereerd, had het volk het beeld van de afschuwelijke Diana, afgezien van andere
dingen (= nog andere goden) zozeer vereerd, dat sommige boeren van het
voorgenoemd afschuwelijk geloof, geheel tot aan de tijd van de man van God het
(= dat beeld van Diana) vereerden en onder een zekere boom gewijd aan Diana,
beoefenden zij heidense (= lett. niet-christelijke) rituelen.
2.
Ac
vir Dei praedictum ritum de
omnibus finibus expulit ipsamque arborem praecidi mandavit.
-
En de man van God heeft de voorgenoemde rituelen
uit het hele gebied verdreven en gaf opdracht dat de boom zelf om werd gehakt.
3.
Iratus
ex hoc contra eum hostis antiquus oleum Mydyatym, quod in naturam in aqua et
lipidibus ardet, confecit seque in formam religiosae feminae transfigurans
quibusdam ad virum Dei navigantibus in quadam saginula obviavit sicque affata est eos: “Mallem ad Sanctum Dei venire
vobiscum, sed nequeo.
-
Uit woede tegen hem (= Nicolaas) bereidde de
Duivel (= lett. de oude vijand) daarna Mydyatische olie, die in de natuur in
water en stenen brandt, en zich in het uiterlijk van een gelovige vrouw
veranderend kwam hij zekere mensen die in een zeker klein bootje varend
richting de man van God, tegemoet en richtte het woord zó tot hen: “Ik wilde
graag bij de man van God komen, maar ik kan niet.
4.
Rogo
ergo vos, ut hoc oleum ad eius ecclesiam offeratis et ob mei memoriam exinde
aulae eius parietes liniatis.”
-
Dus ik vraag jullie deze olie bij zijn kerk aan
te bieden en de muren van zijn kerkruimte in te smeren ter nagedachtenis aan
mij.”
5.
Et
statim evanuit.
-
En meteen verdween hij (= de Duivel).
Tekst 7 (de varenden komen Nicolaas tegen)
1.
Et
ecce aliam cernunt naviculam cum honestis personis, inter quos erat simillimus
sancto Nicolao qui sic ait illis: “Heu quid mulier illa locuta est vobis vel
quid attulit?”
-
En kijk zij keken naar de andere schepen met
eerlijke personen tussen wie er een gelijkenis van Heilige Nicolaas was die aan
dezen (= de mensen in het bootje die kijken) zei: “Ach, wat heeft de vrouw
tegen jullie gezegd, en wat heeft ze meegebracht?”
2.
Illi
autem cuncta per ordinem narraverunt.
-
Dezen (= de mensen in het bootje die kijken)
vertelden alles echter op de rij af.
3.
Quibus
ille: “Haec est impudica Diana, et ut me verum dicere comprobetis, oleum illud
in mare proicite.”
-
Hij zei hen: “Dit is het werk van de onkuise Diana,
en om te bewijzen dat ik de waarheid spreek (= lett. en zodat jullie bewijzen
dat wat ik zeg echt is), werpt (= imperativus mv.) deze olie in zee.”
4.
Quibus
proicientibus ingens ignis in mari succenditur et contra naturam diutius in
mari ardens conspicitur.
-
Terwijl ze dit naar zee wierpen, brandde een
geweldig groot vuur op zee en tegen de natuur in werd het lange tijd brandend
gezien.
5.
Venientes
igitur ad servum Dei aiebant: ”Vere tu es ille, qui nobis in mari apparuisti et
a diaboli isidiis liberasti.”
-
Terwijl zij naar de man Gods kwamen, zeiden ze:
“Jij bent het echt, die aan ons in zee is verschenen en ons van de listen van
de Duivel heeft bevrijd.”
Tekst 8 (De christelijke Jood en de vrome bedrieger)
1.
Vir
quidam ab uno Iudaeo quandam summam pecuniae mutuo accepit iurans super altare
sancti Nicolai, cum alium fideiussorum habere nequiret, quod, quam citius
posset, sibi redderet.
-
Een zekere man accepteerde ene grote som geld op
krediet van een Jood terwijl hij op het altaar van de heilige Nicolaas zwoer, toen
hij geen andere borgsteller kon vinden, dat hij (= de zekere man) het (= het
geld) aan hem (= de Jood) zou teruggeven zo snel als hij kon.
2.
Tenente
autem illo diu pecuniam Iudaeus eam expostulavit, sed eam sibi reddidisse
affirmat.
-
Omdat hij het geld lange tijd vasthield, eiste
de Jood het (= het geld) terug, maar hij (= de zekere man) bevestigde dat hij
het (= het geld) had teruggegeven.
3.
Trahit
ergo eum ad iudicium, et iuramentum indicitur debitori.
-
Dus trok/sleepte hij (= de Jood) hem voor de
rechtbank, en aan de schuldenaar (= degene met schuld, de zekere man) werd een
eed opgelegd.
4.
Ille
baculum cavatum, quem auro minuto impleverat, secum detulerat, ac si eius
adminiculo indigeret.
-
Deze (= de schuldenaar) bracht een staf met zich
mee, die gevuld was met kleine stukjes goud, alsof hij (= de schuldenaar) de
steun daarvan (= van de staf) nodig had.
5.
Volens
igitur acere iuramentum Iudaeo baculum tradidit reservandum.
-
Dus terwijl hij de eed wilde afleggen,
overhandigde hij de staf aan de Jood om te bewaren.
6.
Iuravit
ille, quod plus igitur reddiderit etiam, quam deberet.
-
Deze (= de schuldenaar) zwoer dat hij zelfs meer
terug heeft gegeven dan hij moest.
7.
Facto
iuramento baculum suum repetiit, et Iudaeus ignarus astutiae eum sibi reddidit.
-
Nadat hij de eed had afgelegd, vroeg hij de staf
terug en de Jood die onwetend was van de slimme truc, gaf het (= de staf) terug
aan hem.
Tekst 9 (vervolg op “De christelijke Jood en de vrome
bedrieger”)
1.
Rediens
autem, qui fraudem fecerat, in quodam bivio oppressus corruit somno currusque
cum impetu veniens eum necavit et plenum baculum auro fregit et aurum effudit.
-
Terwijl hij die bedrog had gepleegd terugging,
zakte hij echter op een zekere tweesprong, overmand door slaap, in elkaar en
een wagen die met vaart aankwam, doodde hem en de staf vol met goud brak en het
goud viel eruit.
2.
Audiens
hoc Iudaeus concitus illico venit cumque dolum vidisset et a multis ei
suggereretur, ut aurum reciperet, omnino renuit, nisi, qui defunctus fuerat, ad
vitam beati Nicolai meritis redderetur, asserens se, si hoc fieret, baptimum
suscepturum et Christianum futurum.
-
Terwijl de Jood dit hoorde, kwam hij nadat hij
geroepen was, daarheen en toen hij de list had gezien, toen door velen aan hem
gesuggereerd werd dat hij het goud terugnam, weigerde hij pertinent (=
beslist/stellig), tenzij diegene die was gestorven werd teruggegeven aan het
leven door de verdienste van de gezegende Nicolaas, waarbij hij verzekerde dat
als dit gebeurd was, dat hij dan de doop zou nemen (= zich zou laten dopen) en
Christen zou worden.
3.
Continuo
qui defunctus fuerat, suscitatur et Iudaeus in Christi nomine baptizatur.
-
Onmiddellijk wordt degene die gestorven was tot
leven gewekt en wordt de Jood gedoopt in de naam van Christus.