Frans
samenvatting H5
Passé simple
infinitief
|
3e persoon ev
|
vertaling
|
meervoud
|
aller
|
il alla
|
hij ging
|
ils allèrent
|
parler
|
il parla
|
hij sprak
|
ils parlèrent
|
faire
|
il fit
|
hij deed, maakte
|
ils firent
|
finir
|
il finit
|
hij eindigde
|
ils finirent
|
mettre
|
il mit
|
hij legde, zette
|
ils mirent
|
prendre
|
il prit
|
hij nam
|
ils prirent
|
vendre
|
il vendit
|
hij verkocht
|
ils vendirent
|
voir
|
il vit
|
hij zag
|
ils virent
|
tenir
|
il tint
|
hij hield
|
ils tinrent
|
venir
|
il vint
|
hij kwam
|
ils vinrent
|
avoir
|
il eut
|
hij had
|
ils eurent
|
boire
|
il but
|
hij dronk
|
ils burent
|
croire
|
il crut
|
hij meende, geloofde
|
ils crurent
|
devoir
|
il dut
|
hij moest
|
ils durent
|
être
|
il fut
|
hij was
|
ils furent
|
lire
|
il lut
|
hij las
|
ils lurent
|
pouvoir
|
il put
|
hij kon
|
ils purent
|
recevoir
|
il reçut
|
hij ontving
|
ils reçurent
|
savoir
|
il sut
|
hij wist
|
ils surent
|
se taire
|
il se tut
|
hij zweeg
|
ils se turent
|
vivre
|
il vécut
|
hij leefde
|
ils vécurent
|
vouloir
|
il voulut
|
hij wilde
|
ils voulurent
|
De vormen van nous
eindigen op -mes, de vormen van vous eindigen op -tes:
Nous allâmes wij gingen nous eûmes wij hadden
Vous allâtes jullie gingen vous eûtes jullie hadden
Nous allâmes wij gingen nous eûmes wij hadden
Vous allâtes jullie gingen vous eûtes jullie hadden
Het bijwoord
Bij het frans wordt het bijvoegelijk naamwoord (=bn)
verbogen, dan is het een bijwoord (3
soorten):
• Eindigt het bn (m) op een klinker, dan -ment
achter de mannelijke vorm:
absolu absolument Vous êtes d’accord? Absolument!
terrible terriblement J’ai eu terriblement peur.
absolu absolument Vous êtes d’accord? Absolument!
terrible terriblement J’ai eu terriblement peur.
• Eindigt het bn
(m) op een medeklinker, dan -ment achter de vrouwelijke vorm:
certain certaine certainement Pierre viendra certainement.
doux douce doucement Vas-y doucement (=kalmpjes aan)!
heureux heureuse heureusement Heureusement personne n’ a rien vu.
certain certaine certainement Pierre viendra certainement.
doux douce doucement Vas-y doucement (=kalmpjes aan)!
heureux heureuse heureusement Heureusement personne n’ a rien vu.
• Eindigt het bn
(m) op -ent of -ant, dan eindigt het bijwoord op -emment of -amment:
apparent apparemment évident évidemment
fréquent fréquemment constant constamment
apparent apparemment évident évidemment
fréquent fréquemment constant constamment
BIJZONDERE GEVALLEN :
bon - bien C’est un bonne voiture, elle roule bien
mauvais - mal C’est un mauvais film
meilleur - mieux J’ai une meilleure santé
rapide - vite Le TGV est un train rapide, il va vite
long - longtemps Ce voyage est long, il dure longtemps
gentil - gentiment Claudine est gentille, elle me gentiment bonjour.
bref - brièvement Je vous expliquerai cela brièvement
précis - précisément C’est précisément ce que je cherche
énorme - énormément J’étais profondément ému
bon - bien C’est un bonne voiture, elle roule bien
mauvais - mal C’est un mauvais film
meilleur - mieux J’ai une meilleure santé
rapide - vite Le TGV est un train rapide, il va vite
long - longtemps Ce voyage est long, il dure longtemps
gentil - gentiment Claudine est gentille, elle me gentiment bonjour.
bref - brièvement Je vous expliquerai cela brièvement
précis - précisément C’est précisément ce que je cherche
énorme - énormément J’étais profondément ému
Er zijn ook bijwoorden die niet afgeleid zijn van een
bijvoeglijk naamwoord, zoals :
beaucoup, peu, plus, moins, autant, très, trop, notamment.
beaucoup, peu, plus, moins, autant, très, trop, notamment.
Regelmatige en
onregematige werkwoorden
Regelmatige
werkwoorden :
werkwoorden op -er vervangen door -e, -es, -e, -ons-, -ez, -ent
werkwoorden op -ir vervangen door -is, -is, -it, -issons, -issez, -issent
werkwoorden op -re vervangen door -s, -s, -, -ons, -ez, -ent
werkwoorden op -er vervangen door -e, -es, -e, -ons-, -ez, -ent
werkwoorden op -ir vervangen door -is, -is, -it, -issons, -issez, -issent
werkwoorden op -re vervangen door -s, -s, -, -ons, -ez, -ent
Gebiedende wijs:
3 vormen à je, nous en vous vormen van de présent:
Regarder: Regarde! Regardons! Regardez!
Dormir: Dors! Dormons! Dormez!
3 vormen à je, nous en vous vormen van de présent:
Regarder: Regarde! Regardons! Regardez!
Dormir: Dors! Dormons! Dormez!
Onvoltooid verleden
tijd: ik sprak/ ik zag
nous-vorm van het werkwoord -ons eraf, en daarachter à -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
nous-vorm van het werkwoord -ons eraf, en daarachter à -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
Passé Composé: ik heb gesproken/ ik had gezien.
vorm van avoir/être + -er wordt -é, -ir wordt -i, -re wordt -u.
vorm van avoir/être + -er wordt -é, -ir wordt -i, -re wordt -u.
Le futur: ik zal spreken/ ik zal zien.
infinitief van het werkwoord + -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont.
infinitief van het werkwoord + -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont.
Conditionel : ik zou spreken/ ik zou zien.
infinitief van het werkwoord + uitgangen van imparfait (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient)
infinitief van het werkwoord + uitgangen van imparfait (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient)
Le passé simple: ik sprak/ ik zag
werkwoorden -er de a-klank: -ai, -as, -a, -âmes, -âtes, -èrent
werkwoorden -ir en -re de i-klank: -is, -is, -it, -îmes, -îtes, -irent
werkwoorden -oir de u-klank: -us, -us, -ut, ûmes, -ûtes, -urent
werkwoorden -er de a-klank: -ai, -as, -a, -âmes, -âtes, -èrent
werkwoorden -ir en -re de i-klank: -is, -is, -it, -îmes, -îtes, -irent
werkwoorden -oir de u-klank: -us, -us, -ut, ûmes, -ûtes, -urent
Zie blz 113, 114, 115 voor voorbeelden.
Bijzonderheden:
1. Commencer à werkwoorden op -cer krijgen een ç als de c voor een a of o staat:
nous commençons, je commençais, il commença.
1. Commencer à werkwoorden op -cer krijgen een ç als de c voor een a of o staat:
nous commençons, je commençais, il commença.
2. Manger à Werkwoorden op -ger krijgen een e als de g voor een a of o staat:
nous mangeons, je mangeais, il mangea.
nous mangeons, je mangeais, il mangea.
3. Employer,
essuyer à
ww op -oyer en -uyer veranderd de y altijd in een i voor een stomme e:
je emploie, ils essuient, il emploiera.
Bij werkwoorden op -ayer kan de y ook voor een stomme e blijven staan: je paye of je paie.
je emploie, ils essuient, il emploiera.
Bij werkwoorden op -ayer kan de y ook voor een stomme e blijven staan: je paye of je paie.
4. Lever, acheter
à bij werkwoorden met
een stomme e in de voorlaatste
lettergreep van het infinitief, veranderd die e in een è voor een stomme e: je lève,
il achète.
5. Appeler, jeter
àsommige ww op -eler en -eter
volgen de regel van ‘lever’, zoals geler
en acheter.
Andere werkwoorden v. deze groep verdubbelen de L en de T voor een stomme e:
il appelle, ils jettent, ils appelleront, ils jetteraient.
Andere werkwoorden v. deze groep verdubbelen de L en de T voor een stomme e:
il appelle, ils jettent, ils appelleront, ils jetteraient.
6. Préférer à bij werkwoorden met
een é in de voorlaatste lettergreep verandert die é in een è voor
een stomme e in de uitgang, behalve in de Futur en Conditionel:
je préfère, maar: nous préférons (futur), je préférerai (conditionel).
een stomme e in de uitgang, behalve in de Futur en Conditionel:
je préfère, maar: nous préférons (futur), je préférerai (conditionel).
De conditionel van aimer - avoir - être - pouvoir
- vouloir in de je- en nous- vorm.
aimer à j’aimerais, nous aimerions
avoir à j’aurais, nous aurions
être à je serais, nous serions ? = Grammatica overzicht D ook leren, dit is
pouvoir à je pourrais, nous pourrions te vinden op blz 117 t/m 121.
vouloir àje voudrais, nous voudrions
aimer à j’aimerais, nous aimerions
avoir à j’aurais, nous aurions
être à je serais, nous serions ? = Grammatica overzicht D ook leren, dit is
pouvoir à je pourrais, nous pourrions te vinden op blz 117 t/m 121.
vouloir àje voudrais, nous voudrions
Voorzetsels bij aardrijkskundige namen
en bij vrouwelijke landen/streeknamen en France in/naar Frankrijk
(namen die eindigen op -e zijn vr!) en Bourgogne in/naar Bourgondië
au bij mannelijke landen/streeknamen au Japon in/naar Japan
aux bij meervoud aux Pays-Bas in/naar Nederland
(namen die eindigen op -e zijn vr!) en Bourgogne in/naar Bourgondië
au bij mannelijke landen/streeknamen au Japon in/naar Japan
aux bij meervoud aux Pays-Bas in/naar Nederland
De woordsvolgorde
•Voor bevestigende zinnen:
(bepaling) - onderwerp - hele gezegde - (lijdend voorwerp) - (meewerkend voorwerp) - (bepaling)
(bepaling) - onderwerp - hele gezegde - (lijdend voorwerp) - (meewerkend voorwerp) - (bepaling)
Het bijwoord komt
meestal meteen na de persoonsvorm.
•Voor vraagzinnen:
1. Met vragende toon à
onderwerp - werkwoord C’est loin d’ici? Vous avez l’heure?
vraagwoord achteraan Ça coûte combien? Ton frère viendra quand?
of voorop Coment tu t’appeles? Pourquoi elle est partie?
onderwerp - werkwoord C’est loin d’ici? Vous avez l’heure?
vraagwoord achteraan Ça coûte combien? Ton frère viendra quand?
of voorop Coment tu t’appeles? Pourquoi elle est partie?
2. Met est-ce que
à
onderwerp - werkwoord Est-ce que je peux vous aider ?
Quand est-ce que vous partez ?
onderwerp - werkwoord Est-ce que je peux vous aider ?
Quand est-ce que vous partez ?
3. Met omgekeerde woordvolgorde à
als het ond een
persoonlijk vnw is Pourriez-vous
me dire où se trouve .... ?
Voulez-vous boire quelque chose?
Voulez-vous boire quelque chose?
•Voor ontkennende zin:
1. Zonder hulpwerkwoord à
ontkenning rond het werkwoord Je ne dis rien. Elle ne viendra pas.
ontkenning rond het werkwoord Je ne dis rien. Elle ne viendra pas.
2. Met hulpwerkwoord à
ontkenning rond het hulpww Je n’ai riend dit.
(behalve bij ne … personne!) Je n’ai vu personne.
ontkenning rond het hulpww Je n’ai riend dit.
(behalve bij ne … personne!) Je n’ai vu personne.
3. Met persoonlijk voornaamwoord à
ne voor persoonlijk vnw Je ne lui ai rien dit.
ne voor persoonlijk vnw Je ne lui ai rien dit.
Vragendvoornaamwoord
Wie? onderwerp Qui (est-ce qui)
lijdend vw Qui as-tu of Qui est-ce que
na voorzetsel À qui (est-ce qui)
lijdend vw Qui as-tu of Qui est-ce que
na voorzetsel À qui (est-ce qui)
Wat? onderwerp Qu’est-ce qui
lijdend vw Que of Qu’est-ce que
na voorzetsel À quoi (est-ce que)
lijdend vw Que of Qu’est-ce que
na voorzetsel À quoi (est-ce que)
Let op : als je de langere versie gebruikt (est-ce que)
dan moet je eerst het onderwerp noemen en dan het werkwoord. Als je de kortere
versie gebruikt, dan moet je eerst eht werkwoord noemen met daarachter een
streep (-) en het onderwerp. à Que dites-vous?
Qu’est-ce que vous dites?
Qu’est-ce que vous dites?
Welke?
Wat (voor)? |
mannelijk
enkelvoud
|
vrouwelijk
enkelvoud
|
mannelijk
meervoud
|
vrouwelijk
meervoud
|
met zelfst. nw.
|
quel
|
quelle
|
quels
|
quelles
|
zonder zelfst. nw.
|
lequel
|
laquelle
|
lesquels
|
lesquelles
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten