PP Archaïsche tijd +
aant.
Hoofdkenmerken Archaïsche tijd (800-500 BC)
In de Archaïsche tijd komt alles terug wat weg was + 2:
-
IJzer (vanaf 1150 BC)
-
Paard als rijdier
Bevolkingsgroei à
overbevolking:
·
Overbevolking zorgt voor voedseltekort, als
oplossing komt er andere landbouw
·
Door overbevolking komt er verstedelijking à specialisatie (in
bijv. 1 stad verbouwt graan, de andere stad olijven) aan de hand daarvan à handel
Overbevolking maakt ook dat er gekoloniseerd wordt, maar de
moederstad is niet de baas over de
kolonie.
§
Meer organisatie: ontstaan van poleis, meer
wetten Poleis waren stadstaten.
§
Muntgeld werd geïntroduceerd (1e in
Lydië)
§
Terugkeer vh. alfabet vd Phoeniciërs (=Puniërs,
de Carthagers stammen hier vanaf).
Panhelleens: Algrieks, alle Grieken doen mee. Vereringen.
Verdere ontwikkelingen:
o
Groei lokale en Panhelleense cultussen
(heiligdommen, spelen)
o
Archaïsche kunst (met meer figuren)
o
Wetenschap wordt geïntroduceerd in Klein-Azië
(Turkije)
Opkomst wetenschap
Eerst schreven mensen alles toe aan de kracht vd. goden
(pre-wetenschappelijke samenleving). Alle kennis werd gehaald uit de boeken van
Homerus.
Thales van Milete was de oorzaak vd. Intellectuele Revolutie
(zoektocht naar verklaringen buiten de goden). Belangrijke mensen:
-
Thales van Milete (sterrenkunde, natuurkunde,
filosofie)
-
Hippocrates van Cos (geneeskunde)
-
Pythagoras (wiskunde)
-
Hecataeus (geografie)
Het geloof vd. goden bestaat naast rationele, wetenschappelijke kennis.
De polis (stadstaat)
Ontstaan als autonome (onafh.) nederzetting, rond het huis
vd. basileus + omringende dorpen en
landgoederen (<6000 inw.). In het midden een akropolis (waarschijnlijk het huis vd. basileus) en een agora. Voorbeelden van poleis:
·
Sparta (op de Peloponnesus): Dorisch
·
Athene (Attika, verreweg de grootste): Ionisch
·
Thebe (Boeotië): Aeolisch
Algemene staatsinrichting:
Elke polis had een:
§
Hoogste gezagsdrager à Koning
§
Raad van edelen (grootgrondbezitters)
§
Volksvergadering (al het mannelijke, vrije volk)
Maar het
verschilde per polis waar de macht ligt.
Staatsvormen:
o
Autocratie: macht ligt bij 1 persoon
(koning/topambtenaar)
-
monarchie: macht ligt bij erfelijke koning
-
tirannie: macht gegrepen door tiran
o
Oligarchie: weinig mensen hebben de macht (Raad)
-
Aristocratie: macht ligt bij grootgrondbezitters
(ook erfelijk à
edelen)
-
Plutocratie: macht ligt bij alle rijken
o
Democratie: volk(svergadering) heeft de macht
-
Vaak directe democratie: niet namens, maar van
het volk.
-
(NB: Indirectie democratie: namens het volk,
bijv. politieke partijen waar men op stemt)
Ontwikkeling staatsvormen:
Mensen met geld kunnen wapens
kopen en helpen de polis mee beschermen à
daarom willen ze ook wat te zeggen hebben in het bestuur (macht,
oorlog&geld hangen samen).
Sociale ontwikkelingen in de
Archaïsche tijd: rijke boeren worden rijker, handels- en kooplui worden rijker
(door kolonisatie en verstedelijking), armen worden armer (schuldslavernij).
Gewoonlijke ontwikkeling:
Monarchie à positie vd. basileus
verzwakt doordat adel rijker wordt à
aristocratie.
Aristocratie à handelaren worden ook rijker à plutocratie.
Plutocratie à de bovenste laag heeft onderling ruzie om de macht, 1 iemand grijpt de macht à tirannie.
Tirannie à tiran wordt overbodig (hij is zijn beloftes wel of juist niet nagekomen) à gematigde (stabielere) plutocratie of democratie.
Aristocratie à handelaren worden ook rijker à plutocratie.
Plutocratie à de bovenste laag heeft onderling ruzie om de macht, 1 iemand grijpt de macht à tirannie.
Tirannie à tiran wordt overbodig (hij is zijn beloftes wel of juist niet nagekomen) à gematigde (stabielere) plutocratie of democratie.
Eerst waren er al wetten, maar
niemand kende die. Codificatie vd. wetten (vastleggen). Ze werden gebeiteld op
de agora.
Athene
Volgt gewoonlijke
ontwikkeling. Machthebbers in Athene:
650 BC: Draco (wetgever) met de
strengste wetten ooit.
594 BC: Solon (wetgever met mildere wetten): schaft schuldslavernij af (en dit wordt een wet!). Bezit wordt belangrijker dan afkomst.
594 BC: Solon (wetgever met mildere wetten): schaft schuldslavernij af (en dit wordt een wet!). Bezit wordt belangrijker dan afkomst.
546-528 BC: Peisistratos (tiran): probeert 3x de macht te grijpen, 3e
keer lukt het.
528-510 BC: Hippias&Hipparchos (zoons v. Peisistratos, tirannen). 1 werd vermoord, 1 de stad uitgetrapt.
510 BC: Invoering vd. democratie door Kleisthenes.
528-510 BC: Hippias&Hipparchos (zoons v. Peisistratos, tirannen). 1 werd vermoord, 1 de stad uitgetrapt.
510 BC: Invoering vd. democratie door Kleisthenes.
Athene had een typische
agora&akropolis, maar koloniseerde niet. Door handel hadden ze wel olijven,
aardewerk en zilver. Door rijkdom was er bloeiend, cultureel leven. Unieke was:
Athene was heel groot (verenigde poleis door o.a. oorlog). Haven v. Athene =
Piraeus.
Sociale opbouw:
§
Rijkst >
Deze 2 groepen
§
Rijk >
vochten in de oorlog
§
Arm
§
Armst >
Dit waren de roeiers
Burgerrecht was in Athene heel
belangrijk.
Metoiken: woonden wel in
Athene, maar hadden geen burgerrecht (buitenlanders). Ze woonden meestal in
Piraeus à
handelaren. Ze mochten geen eigen huis en land hebben.
Vrouwen: hoe armer de vrouw,
des te meer had ze te doen (anders had ze slaven die voor haar werkten).
Politieke opbouw:
Verschillende gemeenschappen
(demen) verdeeld over stad, platteland en kust werden alle drie opgesplitst in
10 stukken. Uit elk gebied werd 1 stuk genomen en 3 van de verschillende
gebieden samen = 1 stam (fyle)
Staatsvorm:
o
Beslissingen vd. koning werd door Archonten (monarchaal element) bekeken.
o
Areopagos
(aristocratisch element) à was adel à wordt alleen nog voor
religieuze doeleinden ingezet à
bestond uit ex-archonten.
o
Ekklesia (volksvergadering) bestond uit 30 000
mannen met burgerrecht, 6000 man kwamen per x ongeveer opdagen, ze kwamen 100
dagen per jaar bijeen, ze beslisten alles.
o
Boulè (raad van 500, 50 per fyle): bereiden
vergadering voor.
o
Phrytanon
(dagelijks bestuur van 50) voor
noodgevallen elke maand, 50 per fyle/10 maanden per jaar
o
Heliaia (rechtbank): voor onbelangrijke zaken
(tegen omkoping), arme mensen hebben veel tijd en een beetje geld dus door bij
de rechtbank te gaan, verdienen ze wat bij
De grote zaken werden gedaan door een jury gekozen uit de volksvergadering (zodat je niet kunt omkopen).
De grote zaken werden gedaan door een jury gekozen uit de volksvergadering (zodat je niet kunt omkopen).
o
Strategen
worden 100% gekozen voor 10 jaar en
altijd herkiesbaar
Ostracisme: rechtszaak met
scherven à
belangrijk middel tegen tirannie. MAAR!: gevaar voor populisme (maken zich
populair door beloften maar doen niets) en niet iedereen heeft burgerrecht.
Sparta
Een Dorische staat die i.p.v.
koloniseren, andere staatjes overheerst. Wetgeving van Lycurgus:
§
Militaire samenleving: Iedere man zit in het
leger
§
Staatsopvoeding: jongens van 7 t/m 17 gaan naar
een internaat/legerkamp om getraind te worden
§
Krypteia: test na de staatsopvoeding van 2 jaar
(2 jaar ongezien in de wildernis overleven)
§
Geen commercie: geen geld&geen handel
§
Geen luxecultuur
NB: Punt 1 t/m 3 geldt alleen voor jongens!
Spartaanse samenleving
-
Spartiaat: Spartaanse soldaat (beroepssoldaat).
-
60+: dan was je een politicus.
-
Perioiken: buitenlanders
-
Heloten: slaaf, horige
-
Vrouw1: heel zelfstandig, boerderij
runnen&opvoeden. Ze sportten ook; een gezonde vrouw baart gezonde kinderen
Spartaanse staatsinrichting
o
2 koningen (opperbevelhebbers, niet heel veel
macht), het waren 2 verschillende families
o
Gerousia: Raad van Adel (28 60+’ers&de 2
koningen)
o
Apella: Volksvergadering (mochten alleen
voorstellen goed- of afkeuren, als massa ja/nee roepen)
o
Ministers: 5 ephoren (meestal uit de Gerousia
gekozen mannen)
Grieken: gemeenschappelijk
·
Alle Grieken spraken Grieks (in tegenstelling
tot de barbaroi), wel dialecten
·
Gewoonten
·
Godsdienst
·
Panhelleense feesten (op uitnodiging)
·
Als het nodig is: gemeenschappelijke defensie
·
Geschiedenis
·
Militaire organisatie vd. Phalanx (opstelling vh. Griekse leger voor gezamenlijke defensie:
schild naar voren, speer er tussendoor. Het is een steekspeer, zwaard voor als speer breekt)
·
Stam-/familieverbanden
Griekse mentaliteit
§
Agonistische mentaliteit: wedijver. Alles is een
wedstrijd&overal de beste in willen zijn (à
komt door eermaatschappij)
§
(Verlangend naar) autarkie: zelfvoorzienend
(willen het liefst niet afh. zijn van handel)
§
Spanning tussen gemeenschap en individu: Elk individu is belangrijk, alle
individuen à
gemeenschap.
PP Romeinse tijd + aantekingen
Romeinse gs
Stichting Romeinse Rijk: 753 BC
·
753-509 BC: koningschap
·
509-27 BC: Republiek (Vroeg, Midden en Laat)
·
27 BC-476 AD: keizerrijk
·
476 AD: Val vh. West-Romeinse Rijk
·
1000 jaar later: Val vh. Oost-Romeinse Rijk
Het oudste Rome
Het allerbegin was een onzekere periode.
Eerst waren er heuvels met moeras ertussen, met huizen op de
heuvels.
- 1400-800
BC: Hutjes, dorpjes. Toen kwamen de Latijnen
-
650-500 BC: Etrusken overheersen, Rome wordt een
stad.
Stichting 753 BC is eigenlijk fout: te vroeg en te laat. De
Latijnen waren er al eerder. De Etrusken maakten Rome echt Rome, die kwamen
weer later.
AUC: Na stichting van Rome. Romeinse jaartelling waarbij 753
BC het jaar 0 is.
Etrusken
Wat vroeger Etrurië was, is het huidige Toscane
§
Er waren allemaal kleine, Etruskische
koninkrijkjes die samen een bondgenootschap hadden. Rome was het 13e
koninkrijkje.
§
Italiërs (met als taal Italisch) is van vóór de
Romeinse tijd. Er is mysterie rond de taal en oorsprong van de Etrusken.
§
De Etrusken waren het bijgelovigste volk ter
wereld.
§
Ze hadden een rijke handelscultuur en veel
contact met andere culturen.
§
Verder: Necropolen (dodenstad)
Zeven heuvels
Rome bestaat uit 7 heuvels, 3 die je moet weten:
o
Capitool: burchtheuvel (eigenlijk een acropolis)
o
Palatijn (daar stonden de allereerste hutjes):
later woning vd. rijken en de keizer
o
Aventijn: woning vh. gewone volk
Fora:
·
Moeras tussen de
heuvels: water wordt door een rioolpijp afgevoerd naar de Tiber. Die plek:
Forum Romanum (voormalig moeras, eigenlijk de agora)
·
Aan het water: handelsfora
·
Marsveld: Grote plek buiten de stad
(trainingsveld vh. leger)
Koningen van Rome
7 koningen (de aller 1e was Romulus), de 1e
4 hebben waarschijnlijk niet bestaan of ze waren heel anders dan men zegt
(symbolische koningen), de laatste 3 hebben bijna zeker wel bestaan:
Etruskische koningen in een kiesmonarchie. De koning was Opperpriester,
-rechter en -bevelhebber.
1.
Tarquinius Priscus
2.
Servius Tullius
3.
Tarquinius Superbus
Revolutie
Brutus (voorvader van Brutus @Julius Caesar) gooide
Tarquinius Superbus eruit en stichtte de Republiek.
-
Senaat: oude mannen, familiehoofden (later
oudere Romeinse mannen)
-
Magistraten: voor het dagelijks bestuur, werden
gekozen uit senaatsstand
-
Consuls
§
Collegialiteit met veto: Je bent (bijna) nooit
in je 1tje aan de macht. Je medeheerser heeft het recht van veto over jou (en
jij over hem): hij kan je plannen verbieden
§
Annualiteit: Je bent voor maximaal 1 jaar in
functie
§
Je hebt leeftijd en ervaring nodig
Concreet
o
Volksvergadering: Het volk, kon besluiten
bekrachtigen
o
Senaat: Patres Conscripti (Adel), familiehoofden
van belangrijkste families,
o
Magistratuur (bij monarchie)
o
Machtige individuen (bij autocratie)
Je komt uit een adellijke familie als je uit een senatoriale
familie komt. Cursus Honorum (loop vd. erebaan), vast verloop:
·
1 jaar Aedilis: Wethouder, zorgde voor
gebouwen&evenementen in Rome
·
1 jaar in het leger
·
1 jaar Quaestor: schatkistbeheerder. Hierna mag
je in de senaat
·
tm. je 35e in het leger
·
1 jaar Praetor: Gaat over rechtspraak, stelt
wetten vast&stelt rechtbanken in
·
Tijdje als gouverneur naar 1 provincie
·
2 jaar Consul: dit zijn opperbevelhebbers en ze
staan bovenaan in de rechtspraak
Buitengewone magistraten:
-
Census (meerdere censoren): maakt een lijst vd.
bevolking met wie bij welke laag hoort, hoeveel belasting iedereen moet
betalen. Bepaald klassenindeling
-
Dictator: Heeft volledige macht in tijd van
nood. Maximaal 6 maanden in functie. Achteraf moet de dictator verantwoording
afleggen aan de senaat waarom hij in zijn tijd van functie bepaalde
beslissingen/handelingen heeft genomen
-
(Interrex: tussenkoning, voor als allebei de
consuls in 1 jaar doodgaan)
-
Pontifex maximus: levenslang opperpriester
Sociaal
Tussen de patriciërs (oude Romeinse adel) en de plebejers
(rest vd. bevolking) heerste spanning à
standenstrijd. De plebejers beginnen te winnen. Ze bereiken:
§
Codificatie: vastleggen van de wetten (Wetten
der 12 Tafelen: grote stenen tabletten)
§
Openstelling vd. ambten: plebejers mogen
(uiteindelijk) ook consul worden
§
(Meerdere) Volkstribuun (1 jaar): iemand die
belangen vh. volk behartigd. Privileges:
o
Onschendbaarheid (alleen tijdens functietijd!)
o
Vetorecht
Gevolgen standenstrijd
·
Officieel is Rome een democratie geworden, maar
stiekem heeft de Senaat nog de macht (plutocratie).
·
Patriciërs + rijke
plebejers vormen nieuwe groep: Nobiles
Sociale systemen (Midden-Republiek)
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEg90w2fXXZbOlVPg0cdovn8rQLvuJX8YTPRaqvybbL7dKESCyZTcCkA2yf97Bb1IPqZigbmIl905_WDdUYapNNz2IQh1shCyfZBYLYVYnpLbqiwJBmKx4Mqg8TXUwCcRvWBJgg-Zh39Trui/s200/Clientele.png)
-
Gens: Familie die samen optrekt. Betreft mannen
met diens dochters en vrouw(en)
-
Familia: huishouden (iedereen die in huis
woont). Familiehoofd (Pater familias): Oudste levende man in huis. Vaderlijke
macht (Patria potestas): Volledige macht over familie
Redenen van Romeinse Expansie:
§
(Hulp bij) stam-, land- (omdat meerdere volken
zeggen dat het van hen is) en handelsoorlogen (bijv. tegen tolheffingen)
§
Imperialisme uit eergevoel (zie militaire
levensbaan)
§
Sneeuwbaleffect (het snel in kracht/omvang
toenemend gevolg (?))
§
Oorlog tegen onrust: afreageren op gezamenlijke
vijand
Overwonnen gebieden
o
Verdeel&heers (divide et impera): Sommige
mensen verschillende rechten geven zodat de benadeelde geen bondgenoten kan
krijgen. Speel je tegenstanders tegen elkaar uit (bijv.: om een provincie
onderdrukt te houden geef je A het burgerrecht, B en goede baan en C niks. C
voelt zich benadeelt, zoekt steun, maar krijgt die niet omdat A een beetje
tevreden is en liever dit heeft dan niks, en B heel erg tevreden is en zelfs
tegen C wil vechten)
o
Niet land bezetten, maar het land tot
bondgenoten maken
o
Romanisatie: Veroverde gebieden worden Romeinser
à cultuurwisseling
Redenen van Romeins succes (je moet er 3 kunnen
noemen):
·
Superieur leger: eergevoel, goed
getraind&gedisciplineerd
·
Eervol (net als Sparta)
·
Gemengde staatsvorm: heel gebalanceerd en
stabiel, de macht is verdeeld
·
Superieure organisatie: Romeinen zijn doeners,
heel praktisch
·
Verdeel&heerspolitiek: veroverd land
vasthouden
·
Romanisatie: Romein zijn was cool
·
Geluk: toeval
·
Veerkracht: ze kunnen veel, herstellen snel
Late Republiek
-
Sociale spanningen nemen toe, de armste
plebejers vormen een nieuwe stand: proletariërs
-
Optreden der Gracchen: De gebroeders Gracchus
wilden het land vd. staat verdelen onder de armen.
§
Optimates (senaat, tegen landverdeling want
senaat moet de macht hebben) VS Populares (met steun vh. volk, voor
landverdeling, beslissing via volksvergadering)
§
Begin vd periode van onrust: burgeroorlogen,
knokploegen op straat, sluipmoorden. Alles gaat met geweld i.p.v. stemmen
§
Macht vh proletariaat? Volk wordt mondiger,
beseft: samen staan we sterk
-
Cicero en Catilina
Marius en Sulla
o
Marius (popularis)
·
Militaire/sociale hervormingen: beroepsleger
(salaris voor wapens, boeren kunnen bij boerderijen blijven&leger kan in
het land v. oorlog blijven)
·
Verbeterd leger: soldaten trainen, want ze
krijgen betaald, ze zijn gehoorzaam aan leider
·
Landverdeling: veteranen krijgen grond
·
Verschuivingen loyaliteit&machtsysteem: Niet
trouw aan Romeinse staat, maar vecht voor geld. Geld komt van overwinningen en
de generaal à
trouw aan generaal, het worden eig. privélegers. Macht vd Senaat neemt af
o
Sulla (optimatis)
·
1e grote burgeroorlog was tussen
Sulla en Marius
·
Sulla maakte proscripties: lijsten waarop
vogelvrijverklaarden staan. Het gevolg hiervan: terreur
1e triumviraat (driemanschap) was een
onofficiële afspraak. De “leden” speelden elkaar missies toe:
-
Gnaeus Pompeius Magnus: supergoede generaal
§
Verjaagde succesvol de piraten
-
Crassus: rijkste man ooit
§
Slaat slavenopstand van Spartacus neer
-
Gaius Julius Caesar: fanatieke popularis
§
Veroverd Gallië
Caesar
Crassus verliest in Irak/Iran, terwijl Caesar juist enorm
veel goede, moeilijke veldslagen wint (denk aan Gallië). Het driemanschap gaat
kapot, het is nu de Senaat + Pompeius VS Caesar. 2e grote
burgeroorlog:
o
Pompeius (die lang niet gevochten had), met
onervaren, jonge soldaten. Ze waren niet zo trouw, maar wel met 2x zo veel
o
Julius Caesar met trouwe, ervaren soldaten. Hij
wint
Pompeius vlucht naar Egypte. Hij wordt vermoord door de
koning van Egypte, die hiermee aan Caesar wil laten zien dat hij zijn kant
kiest. Julius Caesar wordt woedend, want Pompeius was toch (ondanks dat ze
oorlog voerden) zijn vriend en een goede generaal. Hij stoot de koning vd.
troon en zet het zusje vd. koning erop: Cleopatra.
Caesar paste de kalender aan. Hij maakte 2 fouten in zijn
leven:
·
Hij trekt uitgebreid en openlijk de macht naar
zich toe
·
Hij was ontzettend vergevingsgezind tegenover
zijn vijanden (die sloot hij niet op/doodde hij niet, maar lopen gewoon vrij
rond)
15 maart 44 BC
Caesar wordt vermoord door Cassius en Brutus (= afstammeling
vd. Brutus die de republiek invoerde). Brutus en Cassius waren senatoren die de
republiek wilden beschermen. 3 (groepen) mannen vinden dat ze nu recht hebben
op de macht:
1.
Brutus en Cassius
2.
Onderbevelhebber (vise dictator) Marcus Antonius
3.
Gaius Octavianus (geadopteerde zoon), hij erft
alles behalve het geld van Caesar (incl. populariteit)
Eerst vechten 2 en 3 tegen elkaar, maar dan bedenken ze dat
ze beter samen kunnen werken en wraak nemen op 1. Marcus Antonius, Gaius
Octavianus en Lepidus vormen het 2e driemanschap (deze is wél
officieel) en verslaan Brutus en Cassius (die plegen allebei zelfmoord)
Lepidus krijgt (Noord-) Afrika, Marcus Antonius krijgt
Griekenland + het Oosten en Octavianus krijgt Italië + het Westen.
2e Driemanschap
-
Lepidus: was een mislukkeling, zijn land wordt
verdeeld onder M. Antonius en Octavianus
-
Octavianus: stelt zich voor als de “echte”
Romein, Marcus wordt afgeschilderd als een “Oosterse Tiran”. Octavianus wil een
burgeroorlog, maar om het niet zo te laten lijken zegt hij: “We beginnen een
oorlog tegen Egypte en de verrader M. Antonius
-
Marcus: begaat een blunder en versterkt het idee
dat hij een Oosterse tiran is door met Cleopatra te trouwen.
§
Het komt tot een oorlog in 31 BC bij Actium
(zeeslag), Octavianus wint.
§
Marcus&Cleopatra vluchten en plegen
zelfmoord (30 BC)
Republiek in schijn, in feite keizerrijk
In 27 BC: terugkeer van Octavianus en “herstel” vd.
republiek à
begin keizerrijk. Octavianus verandert zijn naam in Augustus. Hij noemt
zichzelf geen “rex”, maar “princeps” . Hij krijgt dezelfde macht als
Volkstribuun (Tribunica Potestas):
o
Onschendbaar
o
Vetorecht
o
Hij mag wetten maken
Hij is imperator: opperbevelhebber van “het” (eigenlijk
“zijn”) leger, hij is Pontifex maximus en hij heeft zijn eigen provincies voor
het importeren van eten (o.a. Egypte)
Augusteïsche tijd (27 BC-14 AD)
Pax Romana: tijd vd. Romeinse vrede. Normen en waarden worden
hersteld: Augustus is (in propaganda) de “oerromein”, cultuur en moraal (wees
trouw aan je vrouw e.d.). Bloei Romeinse cultuur (die houdt in):
·
Architectuur
·
Literatuur
·
Kunst
Vrienden van Augustus: Agrippa (generaal) en Maecenas
(schrijver&kunstenaar)
9 AD: Slag bij Teutoburgerwoud/Varusslacht (boven de Rijn,
tot aan de grens van Denemarken). Dit was het enige gebied waar in de tijd van
Augustus onrust was. Opvolging was een probleem:
-
Familiepech: alle mannelijke familie was dood,
alle vrouwelijke verbannen wegens losbandig gedrag
-
Het was nog steeds een “republiek”: er was
eigenlijk geen opvolger
Julisch-Claudische huis
Tot 68 AD regeert het Julisch-Claudische huis: 2 families
(die van Augustus en die van Livia, Augustus’ vrouw). Het keizerschap pingpongt
tussen deze beide families (om en om). Deze families zaten vol schandalen
(incest, waanzin, wreedheid, alcoholisme e.d.)
§
14-37 AD Tiberius (adoptiezoon Augustus): keizer
tijdens Jezus van Nazareth. Kwijnde weg op het eiland Capri, vermoord door
Caligula)
§
37-41 AD (Gaius) Caligula (adoptiekleinzoon
Tiberius): Was een gek (vocht o.a. een oorlog tegen de zee) (misschien had hij
een ziekte, of was het gewoon een roddel), wordt vermoord.
§
41-54 AD Claudius (oom Caligula): stotterende,
manke kamergeleerde.
o
Veroverde voor het 1e Brittania omdat
hij als keizer ook generaal moest zijn geweest.
o
Hij had meerdere vrouwen (niet tegelijkertijd).
o
Hij had veel liberti (vrijgelaten slaven)
o
Hij werd vergiftigd door zijn vrouw Messalina
(dmv. paddestoelen)
§
54-68 AD Nero (adoptiezoon Claudius): vermoordt
broer en moeder.
o
Samenzweringen en wreedheden. Vindt zichzelf een
grote kunstenaar.
o
Sticht
brand in Rome voor Neropolis.
o
1e Christenvervolging.
o
Nero werd gedwongen zelfmoord te plegen
3-/4keizerjaar (68/69 AD)
4 keizers in 1 jaar tijd: Galba, Otho, Vitellius,
Vespasianus. In die tijd, 2 grote opstanden:
1.
Joden in opstand
2.
Bataafse opstand (o.l.v. Julius Civilis)
Flavische dynastie (69-96 AD): zij brachten de rust
terug
·
69-79 AD Vespasianus: sloeg Bataafse opstand
neer, bouwde Colosseum
·
79-81 AD Titus (zoon Vespasianus): sloeg Joodse
opstand neer, uitbarsting Vesuvius (79 AD)
·
81-96 AD Domitianus (broer Titus): Tiran,
vermoord
Geen opmerkingen:
Een reactie posten