H.8
§1 (Het toneelfestival)
5e
eeuw v. Chr.: de Grote
Dionysia
De Grote Dionysia
was een vijfdaags toneelfestival ter ere van Dionysus. Dit was in het Dionysustheather
in de lente, omdat de zeeën weer bevaarbaar werden en vreemdelingen de stad
konden bezoeken. Er waren dus veel niet-Atheners bij dit festival.
Iedere
dag werden 3 tragedies van één schrijver opgevoerd (een trilogie),
waarna de dag werd afgesloten met een satyrspel.
Ook was er ‘s middags nog een komedie
tussendoor.
Er
werden prijzen uitgereikt aan de schrijvers van de stukken en de beste acteur,
maar vooral de sponsor van de schrijver (een rijke Athener) was belangrijk.
Een
van de archonten
(een belangrijke ambtenaar) wees de zomer van tevoren de 3 deelnemende
schrijvers aan en de rijke Atheners die de schrijvers moesten sponseren. De
acteurs en dichters werden uit de staatskas betaald. De regie was in handen van
de schrijver zelf.
Alle
lagen van de bevolking gingen naar dit festival. Zelfs vrouwen en slaven
mochten komen kijken. Het Atheense publiek stond bekend om haar
luidruchtigheid: er werd gejuicht, geschreeuwd en gehuild.
De
jury, bestaande uit 10 willekeurig gekozen toeschouwers, besliste aan het eind
van het festival de winnaar. De jury liet zich beïnvloeden door het publiek.
De
enige schrijver wier toneelstukken meerdere keren op de Grote Dionysia
werden opgevoerd, was Aeschylus.
Er
zijn van slechts 4 schrijvers volledige toneelstukken overgebleven: Aeschylus, Sophocles, Euripides en
Aristophanes.
Van
deze vier schrijvers kennen we 350 titels, maar er zijn maar 44 stukken bewaard
gebleven: 32 tragedies, 11 komedies en 1 satyrspel. De oorzaken van het
‘uitsterven’ van deze teksten zijn:
- Omdat
alle teksten op papyrus geschreven waren, gingen de teksten niet lang mee.
Zodra de tekst niet meer regelmatig overgeschreven werd, was de tekst tot de
ondergang gedoemd.
- Als
een tekst niet meer door de volgende generatie gewaardeerd werd, werd deze dus
ook niet meer overgeschreven.
§2 (De Grote Drie)
De
Grote Drie zijn Aeschylus,
Sophocles en Euripides.
Dichters
worden gevormd door de politieke en maatschappelijke omstandigheden van hun
tijd. Voor Aeschylus is zijn de grote aanvallen op Perzië in 490 en 480 v. Chr.
belangrijk geweest. Sophocles was toen nog erg jong en Euripides heeft deze
tijd niet meegemaakt.
Vanaf
480 v. Chr.: economische en culturele bloei in Athene.
Sophocles
en Euripides hebben ook tegenslagen meegemaakt, zoals de Peloponnesische Oorlog (431-404
v. Chr.).
Aeschylus
(525-456) heeft ongeveer 90 tragedies geschreven, waarvan er 7 bewaard zijn
(waarvan één trilogie). Deze trilogie heet de Oresteia. Hierin wordt de moord op Agamemnon
beschreven.
Kenmerken
van de stukken van Aeschylus zijn:
- uitheemse
kostuums, plechtige dansbewegingen en indrukwekkende beschrijvingen
- twee
toneelspelers
- het
koor speelt een belangrijke rol
- de
betekenis van het toneelstuk volgens Aeschylus was duidelijk
- gebeurtenissen
berusten nooit op toeval
Sophocles
(495-406) heeft 123 stukken geschreven, waaronder ook 24 prijswinnende
satyrspelen. Hij had met 96 stukken succes. Van hem zijn ook maar 7 tragedies
volledig bewaard gebleven. Door zijn sympathieke houding tegenover de burgers
en andere schrijvers was hij erg populair. Kenmerken van de stukken van Sophocles
zijn:
- drie
toneelspelers
- soms
drie stukken in een trilogie die geen onderling verband hadden
- het
koor is niet bij de handeling betrokken, maar geeft commentaar op de
gebeurtennissen
- Sophocles
brengt via het koor zijn eigen gedachten naar voren
- veel
aandacht voor het karakter en de houding van personen
- de
hoofdpersoon is vaak een onveranderlijke persoonlijkheid
Euripides
(480-406) heeft 92 tragedies geschreven, waarvan en 18 bewaard zijn gebleven.
Hij werd geboren in een tijd waarin nieuwe normen en waarden werden gesteld.
Zijn stukken zitten vol ideeën van de Griekse Verlichting. Volgens Euripides
stond het lot van een mens niet vast, maar kon het zelf gevormd worden.
Euripides won slechts 5 keer de eerste prijs. In 408 werd hij uitgenodigd aan
het hof van koning Archelaus van Macedonië.
§3 (De stof van de tragedie)
Veel
schrijvers baseerden hun stukken op mythen, maar dramatiseerden deze dan. Een
schrijver kon in de mythen zijn eigen ideeën in kwijt en zijn eigen accenten
erin leggen. Een dichter kon met de mythe als uitgangspunt zijn eigen plot
verzinnen en ook aan bekende mythes, waarvan de verhaallijn grotendeels
vastlag, een eigen dramatische vorm geven.
§4 (Het theater)
De
voorstellingen vonden plaats in het Dionysustheather
aan de zuidoost-zijde van de Acropolis. In de 5e eeuw was een stenen vloer met
houten tribunes aangelegd. Rond 330 werd het stenen theater geschilderd.
![](file:///C:/Users/Richard/AppData/Local/Temp/msohtmlclip1/01/clip_image002.jpg)
Hierboven
is een afbeelding van het theater te zien.
1
- theatron.
Dit zijn de plaatsen voor toeschouwers.
2
- orchestra.
Hier zingt en danst het koor. Hier stond ook het altaar van Dionysus.
3
- toegangswegen. Hier kwamen de acteurs op.
4
- skènè.
Dit was het decor en het gebouw waarin verkleed werd. Het was vaak een paleis.
Zo’n
theater had een geweldige akoestiek.
§5 (De uitvoering)
De
tragedie is ontstaan uit de choros
(koor). Bij een wedstrijd tussen twee choroi
werd ter ere van Dionysus een bok (tragos)
geofferd, vandaar dat zo’n lied tragoidia
(bokkenzang) heette. Op een gegeven moment ging één persoon uit het koor het
verhaal uitbeelden, terwijl het koor het verhaal zong. Het aandeel van het koor
werd steeds kleiner. Alleen mannen mochten optreden. Ongewijzigd bleef de
centrale plaats die muziek en dans op het toneel innamen.
Een
tragedie in de oudheid voldeed aan een aantal regels:
- De
tragedie speelde zich af op één plaats (door technische beperkingen).
Gebeurtenissen op een andere plaats werden verteld door een bode in het
zogenaamde bodeverhaal.
- het
tijdsverloop was beperkt. Het verhaal loopt in een keer door, dus waar geen
tijd zit tussen verschillende bedrijven.
- het
plot vormde één geheel.
Bij
de parodos
komen de koorleden op en blijven daar dan ook het hele stuk. De koorliederen worden
afgewisseld met monologen en dialogen: zo ontstonden vier of vijf bedrijven (epeisodia).
De exodos
vormde het slot van de tragedie. Het toneelstuk was geschreven in niet-rijmende
verzen.
Het
is moeilijk een algemeen beeld van de opvoering te reconstrueren, aangezien we
niets weten van de danspasjes en weinig van de muziek.
Met
behulp van een soort hijskraan kwam soms een god aanvliegen. Dit heet deus ex machina.
Geluidseffecten werden ook gemaakt.
§6 (De komedie)
De
komedie is ontstaan in de komos
(feestelijke optocht ter ere van Dionysus). In de 5e eeuw v. Chr. werden
politici en andere bekende Atheners, die hierbij op de eerste rij zaten, op de
hak genomen. Ook actuele gebeurtenissen en goden werden bespot. De intrige in
zo’n stuk was vaak volkomen absurd. De koorleden stelden vaak dieren voor en de
acteurs werden bizar uitgedost.
Aristophanes (ca.
450-385) schreef 40 komedies, waarvan er 11 bewaard zijn. In zijn stuk De vogels
stichten twee Atheners is samenwerking met de vogels een nieuwe staat
tussen hemel en aarde, waarin geen
ellende is. In De
Wolken wordt het onderwijs van Socrates belachelijk gemaakt. In De kikkers
gaat Dionysus de onderwereld in om Euripides terug te halen, maar gaat weg met
Aeschylus na een debat tussen Euripides en Aeschylus. In elke komedie zit een Parabasis.
Hierin verteld de dichter zijn mening over allerlei actuele kwesties.
§7 (De poëtica van Aristoteles)
De
Poëtica
van de filosoof Aristoteles
(384-322)
is een handboek met richtlijnen om een goede tragedie te schrijven. Hij
behandelt verschillende soorten poëzie, met name tragedie en epos.
Aristoteles
gaat ervan uit dat tragedie een vorm is van nabootsing (mimesis).
Een geslaagde tragedie is een uitbeelding van een handeling die een afgerond
geheel vormt. Volgens Aristoteles staat wat uitgebeeld wordt door een poëticus
op een hoger plan dan wat genoteerd is door geschiedschrijvers. De
‘werkelijkheid’ van een dichter heeft dus een grotere algemene geldigheid.
Wat
tragedie en komedie van epos onderscheid, is dat tragedie en komedie de dichter
zijn personages zelf aan het woord laat, terwijl in het epos de verteller aan
het woord is. Verder wordt in tragedie en komedie ook nog gezongen, gedanst en
muziek gespeeld, terwijl dit bij een epos niet het geval is.
Wat
een epos en een tragedie gemeen hebben, is dat de handelingen van de acteurs
serieus genomen moeten worden, terwijl bij een komedie de handelingen vooral
bedoeld zijn om de kijker aan het lachen te maken.
Tragedie
beeldt dus niet in de eerste plaats personen uit, maar de handelingen die deze
personen uitbeelden. Daarom is het belangrijkste element van een tragedie het
verloop van de handelingen, het plot.
Dit element is belangrijker dan de karakters van de personages, want volgens
Aristoteles ‘bepaalt het karakter van een mens wat voor iemand hij is, maar
zijn daden maken hem gelukkig of ongelukkig’. Karaktertekening is daarom
volgens hem een secundair doel. Schrijvers uit latere tijden vinden dit juist
niet: zij vinden de psychologische ontwikkeling van de personages belangrijk.
Belangrijke
onderdelen van het plot zijn de peripeteia
(het handelingsverloop) en de anagnorisis
(de herkenning). De peripeteia is een radicale verandering in het verloop van
de handeling, bijvoorbeeld van geluk naar ongeluk of andersom. Deze verandering
volgt noodzakelijkerwijs uit de voorafgaande gebeurtenissen. De anagnorisis is
een herkenning van iemands ware identiteit en/of het inzicht van iemand in de
realiteit van zijn eigen situatie. Indien deze onderdelen in het plot op goede
wijze voorkomen, heeft de tragedie volgens Aristoteles het grootste effect.
Aristoteles
zegt ook dat het plot zo moet zijn opgebouwd dat door de gebeurtenissen het
publiek medelijden (eleos)
en angst (phobos)
krijgt.
Deze
emoties moeten worden opgewekt door het karakter van het personage, niet door
de gebeurtenissen. Eleos
wordt vaak veroorzaakt door de peripeteia.
Deze hoofdpersoon moet identificeerbaar zijn, dus niet volmaakt, maar ook geen
schurk. De impact is het grootst als het ongeluk wordt verkregen door een
verkeerde beslissing door onwetendheid (hamartia).
Volgens
Aristoteles wordt door het opwekken van medelijden en angst een reiniging van
dergelijke emoties teweeggebracht (katharsis).
Aantekeningen
Ontstaan
tragedie
-
tragedie = bokkenzang
- ontstaan
als feest voor Dionysus
- eerst
geen theaters, wel koorzangen ter ere van de god
- Thespis
bedacht het acteren bij de koorzang (de een zingt de woorden van een persoon,
het koor de rest)
- Aeschylus
acteert met z’n tweeën
- Sophocles
acteert met z’n drieën (weinig zang)
Theaterfestivals
- Grote Dionysia
(begin lente)
- Kleine Dionysia
of Lenaia
(januari)
- religieuze
ceremonies
Dit
waren allemaal wedstrijden.
Het
toneel voor auteurs
De
auteurs schreven steeds voor één festival:
- 3
stukken (= een trilogie)
- satyrspel
- komedie
dag
1: offeren, geld ontvangen
dag
2,3 en 4: 3 tragedies + satyrspel (per dag)
dag
5: 3 komedies
dag
6: afsluiting, prijzen
Deelnemers
theaterproductie
- choreeg
(sponsor)
- auteur
- maximaal
3 acteurs
- ongeveer
15 koorleden
- muzikanten
Alleen
mannen deden mee.
Het
theater
-theatron:
tribuner
-orchestra:
koor + altaar
- skènè: decor, podium,
kleedkamer
Theaters
van de Romeinen
- geen
gebruik van heuvels
- halfrond
De Grote Drie:
Aeschylus
- 2
toneelstukken + koor
- enige
overgebleven complete trilogie
- plechtig
- respect
voor goden
- grote
rol voor het koor
Sophocles
- 3e
acteur
- vaak
over de perfecte mens
- meest
inhoudelijke schrijver
Euripides
- meest
vernieuwend
- onderwerp:
hoe is de mens?
- vrouwonvriendelijk
- kleinere
rol voor goden
Opvoeringspraktijk
- geen
spreektaal (alles is in metrum)
- grote
rol voor het koor
- zang,
muziek en dans
- kostuums
en maskers
- decor
- machines:
-
ekkuklema (decorstuk op wieltjes)
- deus ex machina (hijskraan)
Nut
van maskers
- herkenning
personages
- emoties
- iemand
speelde meerdere rollen, dat werd mogelijk door maskers
- versterking
stemgeluid
Inhoud
van de tragedie
3
eisen:
- plaats
(niet teveel verschillende plaatsen)
- tijd
(maximaal één verstreken dag)
- handeling
(één verhaallijn)
- story
= de hele mythe
- plot
= wat er in het toneelstuk gebeurt
Opbouw
van de tragedie
- proloog
= uitleg
- parodos
= binnenkomst van het koor
- eerste
episodion
= eerste scène
- eerste
stasimon
= eerste koorlied
- meerdere
epeisodion, afgewisseld met stasimon
- exodos = laatste scène
Elementen
in de epeisodia
- bodeverhaal
= lange monoloog waarin de bode vertelt wat er ergens anders is gebeurd. De
bode zelf speelt geen rol in het verhaal
- kommos = stuk waarin een
personage hele heftige emoties heeft
- stichomythie
= dialoog waarbij de spreker elke versregel verandert
- Agoon = debat
Dramatische
ironie
Als
de toeschouwer meer weet dan een van de personages
Stof
van de tragedie
- mythologie:
- vaste kern
- verassingen
- geschiedenis
Aristoteles’
Poetica
- mimesis
= nabootsing
- anagnorisis
= herkenning, inzicht
- peripeteia
= omslagpunt (geluk -> ongeluk (of andersom))
- hamartia
= fout van de hoofdpersoon
- eleos = medelijden
- phobos = angst
- katharsis
Pier Paolo Passolini
was een ‘schokkende’ regisseur en laat graag de slechte, irrationele kant van
de samenleving zien (regisseerde de film over Medea).
Medea
Dit
is de samenvatting over de film ‘Medea’ (de samenvatting is helaas wel in het
Engels):
Medea is a film by Pier Paolo
Pasolini based on the plot of Euripides' Medea. Filmed in Göreme
Open Air Museum's early Christian churches, it stars the famous opera singer Maria Callas
in her only film role; however, she does not sing in the movie. The first half
sums up the story of Jason and the Argonauts as they travel to Medea's
barbarian land in search of the golden fleece. In fitting with the soundtrack
(which features North African Tribal music), Pasolini depicts Medea's people as
a tribal people who perform the ancient seasonal rituals and sacrifices to
secure their harvests. Their costumes and dances are based on those of Eastern
European Mummers such as the Romanian Calusari ceremonies and their
counterparts in the Balkans. A young man is offered up as a gruesome human
sacrifice and his organs and blood are sprinkled over the crops in a ritual
sparagmos. The depiction of the sacrifice, in which the victim is bound to a
wooden structure and the villagers not only fertilize crops with his body and
blood but also consume them, has obvious parallels to the Christian rite of communion.
This shows the influence of anthropological research and the theme of the
sacrificed king
Geen opmerkingen:
Een reactie posten