vrijdag 31 mei 2013

Frans "La littérature traditionelle après la Deuxième Guerre Mondiale" (klas 5)

Introduction

Na de WOII geloofde men niet langer meer in de stabiliteit en harmonie vd maatschappij. Vlak na de oorlog was er het existentialisme: stroming die uitgaat vd absurditeit vd wereld. Jean-Paul Sartre (leider vd stroming) stelde dat de mens in een wereld zonder god zelf verantwoordelijk was voor zijn keuzes en daden. Daarom mocht de mens geen passieve, afwachtende houding aannemen, maar diende hij betrokken te zijn bij maatschappelijke veranderingen.  Aan het eind vd jaren ’60 vervaagde de dreiging ve nieuwe oorlog -> mensen profiteerden volop van nieuwe rijkdom. In de jaren ‘80/’90 kwam men erachter dat de economische bloei niet onbeperkt was: overbevolking, individualisering en beschadiging vh milieu.

Prose

Traditionele roman bleef de aantrekkelijkste vorm van literatuur. Kenmerken:
·         Leesbaarheid: logisch, chronologisch verhaal
·         Geloofwaardigheid: makkelijk identificeren met de hoofdpersoon
·         Waarschijnlijkheid: weerspiegelt redelijk nauwkeurig de werkelijkheid

Chronologische weergave: weergave waarin gebeurtenissen worden beschreven in de volgorde waarin ze in de tijd plaatsvinden.

Verschillende genres van romans na de WOII:
·         Naturalistische roman: naturalistische auteurs schetsen een beeld vd moderne samenleving waarin hun helden zich niet thuisvoelden (ze waren opstandig en weigerden zich aan te passen).
·         Fantastische roman & sprookje: schrijvers onderzochten verbeelding en fantasie. Antione de Saint-Exupéry onderzocht de ware aard van liefde en geluk.

Antoine de Saint-Exupéry: vliegenier en romanschrijver. Hij verwoordt in zijn romans in bijna dichterlijke taal de kern vh menselijk bestaan: liefde, rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid. Het lijkt alsof de schrijver vanaf grote hoogte de chaos vh menselijk bestaan overzag en terugbracht naar de essentie. Hij schreef “Le petit prince”. Het gaat over een kleine prins die zijn planeet verlaat om liefde te zoeken, want hij leeft in onvrede met zijn “roos”(staat symbool voor vriendschap, liefde). (fragment) Hij komt een dronkaard tegen. Het is komisch, want de dronkaard drinkt omdat hij zich schaamt dát hij drinkt. Het prinsje vindt volwassenen gek, en de vos zegt tegen hem: “Het allerbelangrijkste zie je niet met je ogen, maar met je hart”.

·         Vrije roman: veel vrijheidszin, voor het plezier vh schrijven. De hussards reageerde tegen de geëngageerde (=maatschappelijk gerelateerd) literatuur vd existentialisten.
·         Historische roman: psychologische/sociologische analyse vindt plaats in een (recent) historisch decor.
·         Autobiografische roman: roman waarin de auteur (een deel van) zijn leven beschrijft.
·         Realistische roman: roman beschrijft realistisch de (wan)toestanden in de moderne samenleving (rond jaren ’60 zijn dit verandering in de consumptiemaatschappij)
·         Psychologische roman: schrijver is op zoek naar de beweegredenen vh menselijk gedrag.

Agota Kristof maakte in Hongarije de WOII mee en vluchtte naar Zwitserland. Ze maakte daar mee wat elke vluchteling doormaakt: na de angst, wreedheid en honger vd oorlog komt het eenzame, het niet kunnen communiceren met de bevolking en het missen van je familie. Ze schreef “Le Grand Cahier”. Het gaat over het leven ve tweeling in de oorlog. Ze worden door hun moeder naar het platteland gebracht, naar hun oma die wreed is en hen hard laat werken. (fragment) Ze moeten veel klusjes doen anders krijgen ze weinig te eten. Zelf eet ze voor hun neus wel. Verder “trainen de jongens  zichzelf door expres niet te eten (zo raken ze gewend aan honger).

Vertelperspectief: gezichtspunt vanwaar het verhaal wordt verteld. 3 mogelijkheden:
·         Auctoriale verteller: alwetende verteller, neemt zelf niet deel aan het verhaal.
·         Personale vertelsituatie: verhaalgebeurtenissen, personagebeschrijvingen & ruimtebeschrijvingen worden waargenomen door de ogen ve personage (hij/zij)
·         Ik-vertelsituatie: verteller is een personage die meespeelt in het verhaal, lezer ziet alles door de ogen vd “ik”

Emile Ajar bestrijdt in zijn boeken alle vormen van discriminatie. Dit houdt waarschijnlijk verband met zijn eigen jeugdervaringen. Hij schreef “La vie devant soi”. Het gaat over de genegenheid tussen een oude joodse vrouw (Mme Rosa) en een Arabisch jongetje (Momo). Beiden zijn eenzaam, aan elkaar overgeleverd en op zoek naar geborgenheid. (fragment) Mme Rosa zorgt (als ex-prostituée) voor de kinderen van andere prostituées en houdt het meest van Momo. Momo wil ervoor zorgen dat hij Mme Rosa niet kwijtraakt, want de dokter vindt dat ze moet opgenomen worden in het ziekenhuis. Dit doet hij door te zeggen dat er familie uit Israël is die haar komt halen. De dokter gelooft het (hoewel het komisch is omdat Arabieren nooit Joden naar Israël laten gaan).

Alexandre Jardin’s boeken gaan over het behouden vd hartstocht in de liefde. Hij schreef “Le zèbre”. Het gaat over Gaspard die de hartstocht vh begin van zijn huwelijk weer wil opwekken. (fragment) Dit door de 1e ontmoeting met zijn vrouw Camille na te spelen: hij corrigeert haar echter een paar keer (Camille geeft een te harde trap, het was een regenjas ipv een bontjas en het regende dus gooit hij een kom water in haar gezicht). Ze neemt echter wraak door hem vd trap te gooien. De roman heeft een romantische inhoud: er wordt een oude liefde opgewakkert. De schrijfstijl echter is realistisch: alles wordt heel gedetailleerd opgeschreven.

La poésie de l’après-guerre

Na de WOII was er een periode van parlandopoëzie: in spreektaal werd verwoord wat de massa voelde. In vrij vers: zonder traditionele vorm (strofenbouw, metrum en rijm ontbreken, verslengte is onregelmatig).

Jacques Prévert was vlak na de WOII zeer populair omdat iedereen zich herkende in zijn eenvoudige, alledaagse gedichten. Hij schreef ook liedteksten (voor o.a. chanson) en een filmscenario. Een van zijn gedichten is “Le temps perdu”. (fragment) Het gaat over een arbeider die voor een keuze staat: wel of niet in de fabriek werken? Hij knipoogt naar de zon, want die glimlacht naar hem.

Personificatie: levenloze voorwerpen of abstracties worden als levend voorgesteld met menselijke eigenschappen.

Na de jaren ’50 keerde men terug naar de traditionele versvormen. Er kwamen ook nieuwe vormen poëzie: veel eenvoud, alledaagse dingen en WOII-gerelateerde onderwerpen werden vermeden. De stedelijke beschaving werd verruild voor terugkeer naar de natuur.

René Char was tijdens de WOII een verzetsstrijder. Zijn dichtkunst is geïnspireerd door zijn opvatting over mens en wereld en zijn liefde voor de natuur. Hij schreef “Qu’il vive !”. (fragment) Het gaat over 2 streken, men kent in de ene streek geen overhaast afscheid, men gelooft niet in de goedheid vd overwinnaar en kijkt niet raar op als mannen hun gevoelens tonen (jodenvervolgingen zijn overhaast afscheid).

La chanson  is een bepaalde vorm van poezie die zich onderscheidtg van moderne poëzie door regelmatige versregels, strofen en rijm. Inhoud: lyrisch gevoel, verlangen dat iedereen herkend (kan gezongen zijn). Inhoud vd chansons:

Jaren ‘50
Na mei-opstand ‘68
Thema’s als liefde, vriendschap, eenzaamheid, jeugd, ouderdom en dood
Thema’s wat ze voelden, hoorden & zagen in de omgeving
Kritiek op de maatschappij
Veel Chansonniers geloofden niet meer dat ze de samenleving konden veranderen
Meer het eigen werk vd artiesten
Nadruk op tekst

Alledaagse optimisme voor een betere toekomst

Na 1968 waren 2 scholen te onderscheiden :
1.       School waar het chanson een eigen droomwereld bezong en orde bekritiseerde (vertegenwoordigd door Georges Moustaki, Michel Berger, Particia Kaas, Renaud (2 namen kennen))
2.       School combineerde het chanson en de popmuziek (vertegenwoordigd door Julien Clerc, Michel Sardou, Michel Fugain, Patrick Bruel (2 namen kennen)).

Patrick Bruel (zanger en acteur) zingt niet alleen over de romantische kant vd liefde, maar ook de angst, de pijn en het verdriet ervan. Verder vraagt hij in zijn teksten aandacht voor mondiale problemen. In zijn lied “Qui a le  droit” Mag de ik-figuur geen vragen stellen omdat hij te klein is, hij krijgt nooit antwoord. Volwassenen vertellen nooit de hele waarheid. Het gevolg is dat de ik-persoon later in zijn leven er pas achter komt dat de wereld niet perfect is.

Théâtre

Het traditionele theater heeft dezelfde kenmerken als de traditionele roman. Het theater van Jean Anouilh is te verdelen in “pièces noires” (sombere stukken), “pièces grinçantes” (sarcastische stukken), “pièces comstumées” (historische stukken) en “pièces roses” (blije stukken met happy end. De personages in zijn toneelstukken zijn te verdelen in 2 categorieën: corrupt en zuiver. Het toneel weerspiegelt de strijd tussen onvermogen en redeloosheid (zoals de WOII).

L’alouette (pièce costumée van Jean Anouilh) gaat over Jeanne d’Arc, die te laat thuiskomt en zegt dat ze stemmen heeft gehoord die zeggen dat ze Frankrijk uit de handen vd Engelsen moet redden, maar haar vader denkt dat er een jongen in het spel is en slaat haar. (fragment) Jeanne moet als jongen verkleed de koning redden. Van haar moeder mag ze geen mannendingen doen, want vrouwen moeten het huishouden doen en trouwen wie de vader uitkiest (haar moeder was zelf ook niet verliefd op haar vader, maar ze is toch gelukkig geworden). De aartsengel Michaël zegt dat God wel vertrouwen in haar heeft.
NB : hier staan de antwoorden van alle vragen, kijk bij “Historisch deel 3: La littérature traditionelle après la Deuxième Guerre Mondiale”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten