donderdag 30 mei 2013

Nederlands Module taalkunde "Taalverwerving & Meertaligheid" (klas 5)

H1: Taalverwerving bij kinderen (NB: 1;6 betekent 1 jaar en 6 maanden)

Voortalige periode
0-0;7
Spraakklanken waarnemen en geluidjes maken
Brabbelfase
0;7-1;0
Klanken nabootsen en oefenen
Eenwoordfase
1;0-1;6
Met losse woordjes wordt een hele zin aangeduid
Meerwoordfase
1;6-2;6
Korte zinnetjes en combinaties van woorden produceren
Differentiatiefase
2;6-9;0
Uitbreiding vd woordenschat en ontwikkeling vd grammatica

Zelfstudie 1: Er bestaan 3 typen signaalwoorden
·         Opsomming: geeft een eenvoudig verband aan, dat zinnen alleen maar bij elkaar horen. Iets moeilijk is een negatief verband zoals “maar” (negatieve verbanden zijn abstract).
·         Tijd: deze signaalwoorden zijn iets moeilijker dan die vd opsomming (“toen”, “als”)
·         Oorzaak/gevolg: geeft een moeilijk verband aan (“want”, “omdat”)
·         Dubbel ingewikkelde verbindingswoorden zijn verbindingswoorden die een oorzaak-gevolg- én een negatief verband aangeven (“hoewel”)
Op late leeftijd kunnen kinderen al meerdere/moeilijkere verbindingswoorden toepassen, maar gebruiken ze vaak nog de “en toen”-constructie omdat dat makkelijker is.

H2: Taalaanbod en interactie

Om taal te ontwikkelen moeten kinderen taalaanbod krijgen van volwassenen. Dit gebeurt in het begin vooral thuis. Omdat kinderen niet gelijk heel ingewikkelde taal begrijpen, praten volwassenen in het Mammiaans: dit is een taal die in een aantal opzichten eenvoudig is.

·         Een eenvoudige zinsbouw
o   Tegenwoordige tijd
o   Weglaten vd lidwoorden
o   Eigennamen ipv pvnw
o   Geen passieve vormen
·         Korte, enkelvoudige zinnen
·         Onderwerpen zijn alledaagse concrete zaken
·         De zinnen worden langzamer uitgesproken, zonder versprekingen met hoge intonatie en veel herhalingen
·         Simpele, niet-abstracte woorden
·         De uitingen gaan verder in op de eerdere uitingen vh kind
·         Op een grammaticaal niet-correcte zin zal de ouder een bevestigend antwoord geven met een impliciete verbetering (bijv. Miesjes bal? <Ja dat is Miesjes bal>)
·         Veel vragen en opdrachten, voortdurende controle of het kind je begrijpt

Een speciaal op het kind gericht aanbod van taal is belangrijk, alleen door interactie leert een kind taal.

Zelfstudie 2: Veel taalkundigen nemen aan dat er een kritische periode bestaat voor de verwerving vd moedertaal die eindigt rond de puberteit. Daarna kan bijv. een wolfskind nooit meer perfect een moedertaal aanleren. Het verschil tussen een moedertaal en een niet-moedertaal is dat je bij de moedertaal automatisch grammatica en zinsbouw goed doet en een uitgebreide vocabulaire hebt. Bij een niet-moedertaal kost het meer tijd en moeite om dit goed te doen.

Wolfskinderen bleken vaak wel taal te begrijpen, maar konden niet meer dan een paar woorden leren.

H3: Aangeboren taalvermogen

Noam Chomsky heeft een theorie die ervan uitgaat dat, omdat taal zo complex is, kinderen een aangeboren taalvermogen moeten hebben om een taal te kunnen verwerven. Dit vermogen is de Universele grammatica. De UG bestaat uit principes en parameters: de principes liggen voor alle talen vast en zijn aangeboren, de parameters worden gebruikt voor het leren vd specifieke kenmerken ve bepaalde taal en worden dus later ingevuld. De UG heeft dus een generatieve grammatica: dmv een paar regels kunnen oneindig veel mogelijke zinnen worden voortgebracht. 

Zelfstudie 3: Prince en Smolensky hebben de optimaliteitstheorie ontwikkeld: taal gehoorzaamt niet perfect aan alle taalregels, maar zo optimaal mogelijk. De sterkste taalregel geldt. De taalregels zijn in alle talen aanwezig, maar niet in elke taal even sterk. 3 argumenten voor de optimaliteitstheorie:
·         De hersenen kiezen bij vergelijkbare situaties als taal voor eenzelfde soort optimaliteitsprincipe
·         Met harde regels kan je niet alles verklaren
·         Scheermes van Occam: vuistregel in de wetenschap die stelt dat van 2 theorieën die de feiten even goed verklaren, de eenvoudigste theorie de voorkeur geniet.

H4: Alternatieve theorieën over taalverwerving

Tomasello denkt niet dat kinderen een aangeboren grammatica hebben (dus geen aangeboren taalinstinct), maar een aangeboren sociaal instinct: het vermogen om de bedoelingen van anderen te begrijpen. Daarnaast heeft een kind het vermogen om patronen te herkennen. Het taalaanbod is niet zo groot als Chomsky denkt. Kinderen leren veel verschillende taalstructuren tegelijk (woordenschat, grammatica). Deze theorie heet de Usage based linguistics.

Neurale netwerktheorie gaat ervan uit dat kinderen geen taal leren door representaties en regels, maar door het toepassen van meer algemene leerprincipes en –mechanismen. In het kort: door zenuwverbindingen in de hersenen te versterken, dus door herhaling, leer je taal.

H5: Tweede taalverwerving

2e taalverwerving verloopt anders dan taalverwerving vd moedertaal. Verschillen:


Moedertaalverwerving
Gestuurde vreemde taalverwerving
Leersituatie
Natuurlijk, onbewust, taal vd omgeving
Bewust, kunstmatig
Aanbod
Niet systematisch, ongestructureerd
Gestructureerd, bewust geordend
Cognitieve ontwikkeling
Nog in volle gang, gaat gelijk op
Afgerond
Beschikbare oefentijd
Nvt.
Weinig oefening productie/perceptie

Wanneer je een 2e taal leert in zijn natuurlijke omgeving (dmv emigratie) of van een native speaker, is de verwerving natuurlijker.

Over de rol die de moedertaal speelt, bestaan 2 theorieën:
1.       De interferentietheorie: de moedertaal wordt gebruikt als fundament voor de verwerving vd vreemde taal. Door de structuren vd te leren taal en de moedertaal te vergelijken, leer je de nieuwe taal. Eigenschappen die overeenkomen, zijn makkelijk te leren. Eigenschappen die niet overeenkomen interfereren (=verstoren) het leerproces.
2.       De constructietheorie: de verwerving vd taal gaat niet anders als de verwerving vd moedertaal ging. Je hebt aangeboren principes, en met het leren vd nieuwe taal vul je je principes alleen opnieuw (en vaak dus anders) in. Als moedertaalpatronen opduiken, zijn dat productiefouten.

Zelfstudie 5: Er zijn 6 manieren om een kind tweetalig op te voeden:
1.       1-persoon-1-taal: de ouders spreken ieder hun moedertaal tegen het kind, 1 vd talen is ook de omgevingstaal.
2.       Niet-dominante thuistaal
a.       Beide ouders hebben een andere moedertaal waarvan één de omgevingstaal is, maar ze spreken beide de andere (niet-dominante) taal tegen het kind.
b.      Beide ouders hebben dezelfde moedertaal die niet hetzelfde is als de omgevingstaal. De ouders spreken hun moedertaal tegen hun kinderen.
3.       Dubbele niet-dominante thuistaal: beide ouders hebben een verschillende moedertaal, geen vd talen is de omgevingstaal, beide ouders praten hun eigen moedertaal tegen het kind.
4.       Non-native ouders: beide ouders hebben de omgevingstaal als moedertaal, maar 1 van hen gebruikt een andere taal tegen het kind.
5.       Taalmix: beide ouders zijn zelf twee- of meertalig opgevoed en gebruiken de verschillende talen door elkaar tegen het kind.

Argumenten voor:
·         De familie spreekt een andere taal dan de omgevingstaal
·         Het geeft voordeel op latere leeftijd om meerdere talen vloeiend te beheersen
·         Het kind loopt voor in taalontwikkeling op andere kinderen

Argumenten tegen:
·         Eén of beide ouders beheersen niet beide talen
·         Willekeurige talen door elkaar gebruiken is slecht voor de taalontwikkeling vh kind
·         Wanneer beide ouders overdag werken, zorgt er iemand anders voor het kind en komt er van tweetalig opvoeden weinig terecht
·         Wanneer er weinig ondersteuning te vinden is voor de opvoeding in één vd talen (de omgeving spreekt een andere taal, er is geen ondersteunend lees-/luistermateriaal).

Gouden regels:
·         Het welzijn vh kind gaat voor alles
·         Taalfouten mogen nooit bestraft worden
·         Zorg voor een zo rijk mogelijke taalomgeving in beide talen
·         Behoud hetzelfde systeem in het gebruik vd talen.

H6: Individuele verschillen

Hieronder staan de factoren die invloed kunnen hebben op het leren ve 2e/vreemde taal.

Belangrijke factoren
Minder belangrijke factoren
Aanleg
Buitenlandse reizen
Overtuiging mbt leren
Omgeving vd geboorte
Intelligentie
Dialect spreken
Leeftijd
TV programma’s in andere talen
Aangeboren taalvermogen
Grootte vd hersenen
Motivaties
Schoolprestaties
Persoonlijkheid

Universele grammatica

Voorkeuren mbt leren


Het is lastig om te bepalen wanneer je van tweetaligheid en meertaligheid spreekt. Je kan namelijk nooit alle woorden ve taal beheersen. Ben je twee-/meertalig wanneer je een paar woorden/uitdrukkingen kent? Of alleen wanneer je twee-/meertalig bent opgevoed?

Argumenten voor meertaligheid:
·         Beter geheugen
·         Meer cognitieve controle (voor ouderen)
·         Beter verwerken van informatie
·         Beter werkgeheugen
·         Betere concentratie

Argumenten tegen meertaligheid:
·         Kinderen met een taalstoornis worden benadeeld
·         Het heeft geen zin om voor puberteit grammaticale regels te leren.  

Overzicht vd theorieën over 1e taalverwerving:

Theorie
Aangeboren?
Inhoud
Noam Chomsky
Ja, er is sprake van aangeboren taalvermogen (grammaticale vaardigheden), want kinderen kunnen snel een complex iets als taal leren.
Er zijn algemene harde regels die altijd overal toepasbaar zijn.
Prince en Smolensky
Ja, er zijn aangeboren grammaticale vaardigheden, want kinderen verwerven taal op hoog tempo.
Er zijn flexibele regels die in elke taal zo goed mogelijk moeten worden toegepast.
Tomasello “usage based linguistics”
Nee, mensen hebben het vermogen om elkaar te begrijpen (sociaal instinct), geen taalinstinct.
Woordbetekenis en grammatica worden tegelijkertijd verworven.
Neurale netwerktheorie
Nee.
Zenuwverbindingen komen tot stand als je iets leert. Hoe vaker de verbinding tot stand komt, des te sterker wordt de verbinding.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten