H1; introduction
Classicisme; 1660-1685 (maar de hele 17e eeuw
wordt “de eeuw vh. classicisme genoemd). Tijd van rust, evenwicht, volmaaktheid
en grootsheid. Het valt samen met de bloeiperiode van Lodewijk XIV.
Lodewijk; leefde in opperste weelde in het Paleis van
Versailles, regeerde het land in zijn eentje (mbv. enkele adviseurs) (“L’Etat,
c’est moi”). Hij heerste over Frankrijk en werd ook wel “Zonnekoning” genoemd;
God op aarde.
H2; Théâtre
In de 17e eeuw was toneel het belangrijkste
literaire genre. Klassieke regels voor theater;
·
Toneelstuk moest 5 bedrijven tellen
·
Eenheid van Tijd, Handeling en Plaats
·
Personages waren van adel (om het goede
voorbeeld te geven)
·
Intrige werd gekozen uit de klassieke mythologie
of klassieke geschiedenis
·
Geen ruzies, scheldpartijen of duels op toneel
Molière
(pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin, 1622-1673) trok zich weinig aan van
klassieke regels, maar wilde het publiek vermaken. Hij schreef;
·
Zedenkomedies;
hij hekelde misstanden van zijn tijd
·
Karakterkomedies;
hij dreef spot met menselijke tekortkomingen in het algemeen
·
Kluchten
Hij bekritiseerde autoritaire vaders, vrome schijnheiligen
en de “précieux” (vrouwen die overdreven taalgebruik hanteren). Terugkerende
karakters;
·
Lachwekkend persoon (meestal de vader)
·
Jonge verliefden wier liefde wordt tegengewerkt
(door autoritaire vader)
·
Bediendes; helpen jonge verliefden en bespot de
lachwekkende persoon
·
Personen die met gezond verstand de middenweg
kiezen
Klucht;
toneelstuik dat uitsluitend bedoeld is om, vaak met banale middelen, het
publiek aan het lachen te maken (korter dan komedie, mist serieuze moraal)
Komedie;
toneelstuk die bedoeld is om het publiek te vermaken. Met levensles, happy end
en in spreektaal.
L’Académie Française; een officieel instituut dat de ‘klassieke’
theorie aanhing; de naleving ervan en loofde/bekritiseerde schrijvers die zich
al dan niet zich eraan hielden (Molière dus niet).
De dokters in de 17e eeuw waren niet heel kundig
(alleen maar purgeren of aderlaten). In zijn toneelstukken laat Molière dan ook
geen kans schieten om ze belachelijk te maken. In Le Malade Imaginaire (1673) doet de dienstmeid Toinette zich voor
als dokter om haar meester Argan van zijn denkbeeldige ziekte af te helpen. Ze
bewijst zichzelf door te zeggen dat ze 90 is. Al zijn kwalen komen volgens haar
door z’n longen. Arm & oog -> die nemen al het voedsel in zodat de ander
niets meer heeft. Ze moet vertrekken omdat ze naar een patiënt moet die gister
is overleden.
Het 1e optreden van Molière leverde zijn
toneelgroep “Troupe de Monsieur, frère du Roi” op; hij mocht spelen in het
Petit Bourbon. Op aandringen vd. kerk werd het toneelstuk (Tartuffe) verboden.
Het verscheen in 1667 opnieuw maar werd weer verboden. Verbod werd ongedaan
gemaakt -> kassucces. Lully (componist) zorgde voor het einde vd.
samenwerking Molière - Lodewijk XIV
Pierre Corneille
(1606-1684); dichter & toneelschrijver (erg populair). Hij schreef
klassieke tragedies waarin de held de keuze tussen liefde & eer moest maken
(eer had een doorslaggevende rol). Corneille had wél geweld op het toneel.
Tragedie;
treurspel, toont de ondergang vd. hoofdpersoon. Verheven taal, stof ontleend
aan Klassieke Oudheid.
Le Cid; Rodrigue & Chimene zijn verliefd, maar hun
vaders zijn in conflict dus kunnen ze niet samen zijn. Ze houden ondanks alles
nog steeds van elkaar. Chimene vindt het vreselijk, maar het is bittere
noodzaak afscheid te nemen. Rodrigue; “zo dicht bij de haven, tegen alle
schijn, verbrijzeld een snelle storm alle hoop”
Jean Racine (1639-1699);
beroemdste tragedieschrijver vh. classicisme. Houdt zich aan de Klassieke
regels, ook weer held, keuze tussen liefde & eer, maar hierin is de held
zwak -> kiest voor liefde en gaat het noodlot tegemoet.
Phèdre; ze denkt dat haar man Thésée is overleden en
verklaard haar liefde (die door de goden zo is aangewakkerd) aan Hippolyte,
haar stiefzoon. Hij reageert verbijsterd (omdat ze getrouwd was met zijn vader)
en daarna beschaamd. Phèdre heeft, om haar liefde tegen te gaan, geprobeerd
zichzelf gehaat te maken bij Hippolyte. Nu wil ze zichzelf neersteken.
H3; Prose
La Préciosité;
een beweging in de samenleving en in de literatuur die zich onderscheidde door
verfijnde zeden en een speciaal taalgebruik. Ontstaan in salons, een soort
literaire clubs waar schrijvers hun werk voordroegen en waar literaire en
psychologische onderwerpen besproken werden. In enkele toneelstukken spotte
Molière met de overdreven uitingen van deze beweging.
René Descartes
wordt beschouwd als de grondlegger vh. rationalisme. Hij ging uit van verstand,
logica; “Je pense, donc je suis”. Zijn
filosofie (rede is het belangrijkste intellectuele instrument, daarmee kan men
alles uitleggen en aantonen) kwam in de 18e eeuw (tijdens de
Verlichting) tot volledige ontplooiing.
Psychologische roman;
een roman waarin de gevoelens en gedachten vd. personages uitgebreid beschreven
worden, met het doel het gedrag vd. personages te verklaren.
La Rochefoucauld
(1613-1680); hij had een sombere visie op de mens. Hij schreef de Maximes, een reeks korte beschouwingen
vol pessimistische, trieste levenswijsheden. Deze passen in een tijd waarin de
rede steeds meer de overhand kreeg (als je het gevoel verstandelijk zou willen
verklaren, kom je dan niet altijd uit bij negatieve motieven?).
A On n'est jamais se malheureux qu'on
croit, ni si heureux qu'on avait espéré
Men is nooit zo ongelukkig als hij gelooft, en nooit zo gelukkig als men wil zijn.
Men is nooit zo ongelukkig als hij gelooft, en nooit zo gelukkig als men wil zijn.
B Nos vertus ne sont le plus souvent
que des vices déguisés.
Onze deugden zijn niet meer dan
vermomde ondeugden
C La vertu n’irait pas si loin si la
vanité ne lui tenait compagnie
Deugd komt niet ver als ijdelheid
hem geen gezelschap houdt.
D Si nous n’avions point de défauts,
nous ne prendrions pas tant de plaisir à en remarquer dans les autres
Als we zelf geen fouten maken, zullen
we ook niet veel plezier hebben aan het verbeteren van die van een ander.
E Quelque bien qu’on
nous dise de nous, on ne nous apprend rien de nouveau.
Hoewel
sommigen van ons vertellen wat goed is, kan met ons niets nieuws leren.
F La faiblesse
est plus opposée à la vertu que le vice
Zwakte is
meer tegenovergesteld van deugd dan ondeugd.
G Ce qu’on nomme libéralité n’est le
plus souvent que la vanité de donner, que nous aimons mieux que ce que nous
donnons.
Wat men vrijgevigheid noemt is niet
meer dan de ijdelheid van het geven, dat wij meer houden van hetgene dat we
geven.
H Le refus des
louanges est un désir d’être loué deux fois
Het weigeren
van lof is een tweemaal geprezen verlangen.
I Les vieillards aiment à donner de
bons préceptes pour se consoler de n’être plus en état de donner de mauvais
examples.
Ouderen geven graag goede raad omdat
ze zelf niet meer het slechte voorbeeld kunnen geven.
J Nous aurions souvent honte de nos
plus belles actions, si le monde voyait tous les motifs qui les produisent.
We zouden ons schamen voor onze beste
acties, als de wereld al onze motieven kon zien die ze produceerden.
K Rien n’empêche
tant d’être naturel que l’envie de le paraître
L Rien n’est plus rare que la véritable
bonté: ceux même qui croient en avoir n’ont d’ordinaire que de la complaisance
ou de la faiblesse.
Niets is zeldzamer dan werkelijke
goedheid: zelfs degenen die denken dat ze […] zelfgenoegzaamheid of zwakte
M La parfaite valeur est de faire sans
témoins ce qu’on serait capable de faire devant tout le monde
De perfecte
waarde is zonder getuigen doen wat je kan voor iedereen.
N L’amour de la
justice n’est, en la plupart des hommes, que la crainte de souffrir l’injustice.
Liefde voor gerechtigheid is niet, bij
de meeste mensen, dat de angst voor het lijden onterecht is.
O L’intérêt parle toutes sortes de
langues, et joue toutes sortes de personnages, même cleui de désintéressé
Eigenbelang
spreekt alle talen en speelt alle personages, zelfs die van de onbaatzuchtige.
P Nous aimons
toujours ceux qui nous admirent, pas toujours ceux que nous admirons
We houden altijd van degenen die ons
bewonderen, niet altijd van degenen die wij bewonderen.
Q On ne donne rien
se libéralement que ses conseils.
Men geeft
niets vrijwillig, behalve advies
R Nous gagnerions plus de nous
laisser voir tels que nous sommes que d’essayer de paraître ce que nous ne
sommes pas.
We zouden er meer bij winnen als we
onszelf laten zien dat we zijn dan te laten zien wie we niet zijn.
H4; Poésie
Jean de la Fontaine
(1621-16-95); fabeldichter, beschreef in zijn werk vaak de samenleving van zijn
tijd (maar zijn dierverhalen staan nu vaak in kinderboeken).
Fabel; kleine
komedies in versvorm op rijm waarin dieren de mensen symboliseren. Moraal;
alledaagse & praktische levensles. In de klassieke oudheid werd een fabel
gebruikt om de maatschappelijke situatie te bekritiseren, maar Fontaine breidde
dit uit tot een op zichzelf staande komedie.
H5; Pour finir…
Molière
|
Corneille
|
Racine
|
|
Genre
|
komedie
|
tragedie
|
tragedie
|
Thematiek
|
Hypocrisie
|
Grote wilskracht
|
Hartstocht (dodelijk)
|
Waardering door Académie Française
|
Negatief
|
Negatief
|
Positief
|
Waardering door het gewone publiek
|
Heel positief
|
Neutraal
|
Neutraal
|
Les Petits Enfants du Siècle; http://www.scholieren.com/boekverslag/40864
Geen opmerkingen:
Een reactie posten