Economie samenvatting hoofdstuk 6 en 7 Isis Ensink
Hoofdstuk
6
Monopolie:
als er geen concurrentie is. Een onderneming is de enige die een
bepaald product aanbiedt.
Er
zijn wettelijke en natuurlijke monopolies.Wettelijk
houdt in dat een onderneming een wettelijke basis heeft voor zijn
product, het kan niet worden nagemaakt op dezelfde manier.
Natuurlijke
monopolie houdt in dat schaalvoordelen zo'n grote rol spelen dat er
op een markt slechts plaats is voor één aanbieder, zoals een
glasvezelkabels-onderneming in een stad. Er is er maar één nodig
voor de stad. Het project is alleen winstgevend als er veel vragers
zijn, want dan wordt TCK verdeeld over het aantal klanten. Een
nieuwkomer heeft dus niet veel kans winstgevend te worden te
kleine schaalgrootte. Voor de monopolist biedt de schaalgrootte
een 'natuurlijke' bescherming. Voor dde nieuwkomers is dit een
toetredingsbarrière.
Deze
barrière is sterker als kosten van toetreding verzonken kosten
kunnen worden. Als de toetreding mislukt, kunnen de kosten van
het netwerk niet meer worden terugverdiend. Het schrikt dus de
nieuwkomers af.
Een
monopolist is prijszetter, hij bepaald zijn eigen prijs.
Waarom? Omdat hij geen concurrentie heeft. Er zijn wel een
aantal factoren waar hij rekening mee moet houden: Het is een
substitutiegoed, de vraag naar het product neemt dus af
naarmate de prijs hoger is. Mensen gaan zoeken naar een substituut
goed van een lagere prijs, een vervanger (denk aan Iphone en
nokia).
Monopolie
kunnen last krijgen van piraterij (bij merken, vervalsingen).
Daardoor daalt de afzet.
Bij
monopolie:
– De
prijsafzetlijn (P = GO) valt niet samen met de MO-lijn.
– MO
< GO. Waarom? Als je meer producten wilt verkopen, moet de
prijs omlaag.
– TO-lijn
is een bergparabool, de omzet bereikt een maximum, neemt de afzet toe
dan daalt de omzet.
Waarom
is TO maximaal als MO = 0? Als MO>0 is, dan stijgt TO nog (=
geen maximum). Als je meer gaat verkopen dan het punt van MO = 0, dan
daalt de omzet, dus de TO-lijn.
Leidt
op de prijsafzetfunctie (P=-1,2q +120) de TO-functie af. TO = p x
q. Dus als je aan de linkerkant van de functie x q doet, moet het ook
rechts. TO (=pxq) = –1,2q^2 + 120q.
Anders
dan op een markt van volledige mededinging kan een monopolist
blijvend winst behalen. Een monopolist is in staat zijn verkoopprijs
vast te stellen boven de marginale kosten, en zo winst te blijven
houden.
Op
de lange termijn is het behalven van maximale winst het doel van
ondernemingen. Op korte termijn hebben ze een ander doel: maximale
omzet.
Maak
opdracht 6.7
Speltheorie:
Gevangenendilemma.
Bij
een simultaan spel nemen de spelers tegelijkertijd hun
beslissing. Bij het toetredingsvraagstuk is dit
onwaarschijnlijk. Het ligt voor de hand dat het ene merk een keuze
maakt en het anderre merk daarop reageert. Zo'n spel noemen we een
sequentieel spel. Om dit duidelijk te maken gebruiken we vaak
een boomstructuur, een beslisboom.
Zelfbinding
is van belang, hiermee overtuig je andere partijen dat je je aan
je dreigement of belofte zult houden. Als je je niet bindt, kun je
reputatieschade oplopen. Je moet dus ook acties nemen voor wat
je zegt, als dat nodig is.
Maak
opdracht 6.10 (& 6.11).
Lees
zelftest nummer 6.17 goed door, snap wat ze bedoelen (antwoorden zijn
1,3 en 5; de nummers 2 en 4 zijn fout).
Hoofdstuk
7
Het
aanbrengen van een onderscheidend kenmerk ten opzichte van
concurrerende producten noemen we productdifferentiatie,
zoals gaten in een broek of een print erop.
Bij productdifferentiatie zijn de producten niet langer homogeen, zoals bij volledige mededinging.
Bij productdifferentiatie zijn de producten niet langer homogeen, zoals bij volledige mededinging.
Differentiatie
leidt tot heterogeniteit
van de producten. Het maakt de klant dus uit bij welke aanbieder hij
het koopt.
De
markt die hier bij hoort heet monopolistische concurrentie.
Het heeft kenmerken van monopolie en
van volledige mededinging.
Er zijn namelijk veel
aanbieders, terwijl deze hun product heterogeen proberen te maken.
Ze proberen mensen 'merktrouw' te laten worden.
Je
kunt echter niet veel veranderen aan de prijs, want mensen stappen
sneller over naar een ander merk dat er op lijkt.
Het bedrijf is een beperkte prijszetter.
Ook
heeft het veel kenmerken van volledige
concurrentie:
er zijn veel aanbieders die gemakkelijk toe- en uit kunnen treden. De
markt bestaat uit een groot aantal deelmarkten
doordat er zoveel verschil is tussen het kledingstuk.
Bij
voledige mededinging bieden de aanbieders een homogeen product aan en
daarom heeft elk van de aanbieders te maken met dezelfde collectieve
vraagfunctie.
Op
een markt van monopolistische concurrentie onderscheiden de vele
aanbieders zich met een heterogeen product; ze hebben voor hun
product een eigen vraag. Elke aanbieder heeft zijn eigen unieke
vraagfunctie of prijsafzetfunctie.
Maak
opdracht 7.2 & 7.5.
http://members.home.nl/rsmeets/vwo/Markten%202/Tips%20Markten%202.pdf
nog een super handig pdf-bestand van 1.5-a4tje, kan je alles herhalen van economie!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten