Toetsopbouw en toetsvragen
4 onderdelen;
- Renaissance vakspecifiek: 19 meerkeuzevragen en 1 open vraag (over een liefdesembleem van Cats met ofwel het motto ‘Oud vel vrijt niet goed’, ofwel het motto ‘liefde overwint alles’ ofwel het motto ‘je op glad ijs begeven’)
- Renaissance algemeen: 19 meerkeuzevragen
- Werd en leven van Bredero (de klucht van de molenaar (inleiding niet) en de achtergrondinforrmatie die in Renaissance vakspecifiek staat)
- 2 open vragen over het college van meneer Gelderblom
NB; de filmpjes zijn ter leerondersteuning, hoeven niet geleerd te worden. Verder moet de powerpoint echt geleerd worden en het overige alleen grondig bestuderen. Bovendien worden de begrippen “contrafact” en “acrostichon” als bekend veronderstelt. De Gijsbrecht van Bredero hoef je niet te kennen. Bovendien moet je ofwel het 1e ofwel het 6e couplet van het Wilhelmus op kunnen schrijven:
1.Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
6.Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
College meneer Gelderblom
Wat wordt behandeld;
-
Het wereldbeeld van 400 jaar geleden en het
belang van nu.
-
Wat vonden Europeanen (400 jaar geleden) van
Afrifakenen
-
Wat je van een ander vindt, spiegel je je naar
jezelf
Wereldbeeld van 1600
·
Men geloofde in de klimaattheorie; God heeft de
wereld ingedeeld naar de 4 elementen; aarde, water, vuur, lucht. Bijvoorbeeld;
o
de wind komt (tov. Nederland) uit het
westen/zuidwesten. Daarom zijn Frankrijk en Engeland lucht. Frankrijk is het
land vd mode, want net als wind is mode erg veranderlijk.
o
Polen, Duitsland en Scandinavië zijn
aardelanden, daar zijn veel stenen. Ze hebben hersenen als stenen (dom) en het
is koud dus ze zijn traag.
o
Nederland is waterland, dus ze zijn altijd
dronken
o
In de mediterranen en Afrika schijnt altijd de
zon, dus dat zijn vuurlanden. Daar zijn ze temperamentvol, want ze hebben
kokend bloed. Vrolijk en liefdevol.
·
Keten der wezens; God staat bovenaan. Daaronder
alle andere wezens uit de hemel. Onder de hemel is de aarde, die onderverdeeld
is (naar hoog naar laag) in mensen, dieren, planten en mineralen. Elk “rijk” is
weer onderverdeeld. Zo is een koning een hoog mens en een boer laag. Een laag
mens is dus eigenlijk bijna een beest.
De Illustraties in de Renaissance geven stereotypische
plaatjes weer. Ze leggen nadruk op de verschillen tussen mensen (zo wordt
(on)bewust het contrast tussen jezelf en een ander gelegd). Het algemeen
menselijke is niet belangrijk, maar het ándere. Daar tegenover staat het
eigene.
De continenten hadden ook een “rangorde”;
1
Europa; dit wordt afgebeeld met de hoorn des
overvloeds, er is vrede
2
Azië (hier is Christus geboren)
3
Afrika (Jozef en Maria vluchtten naar Egypte);
veel zon, weinig kleren, associatie/connotatie met (bloeddorstige) dieren,
obelisk, hoorn des overvloeds, ivoor.
4
Amerika
5
(Oceanië was nog niet ontdekt)
De Nederlander Blaeu maakte kaarten en ook daar stonden bij
de verschillende continenten stereotype plaatjes afgebeeld.
Afrika is het continent vd Zwarte Moren; de Europeanen
wilden ze bekeren en gebruikten ze voor slavenhandel, nml; beter een vrije ziel
in een gevangen lichaam dan andersom. Dat de mensen zwart kwamen, daarvoor
waren 2 verklaringen;
1
Noach vervloekte één van zijn zoons zodat hij
zwart werd en die zoon trok naar Afrika.
2
Van buitenaf werd de huid zwart door de zon, van
binnenuit werden ze zwart gekleurd door hun kokende bloed.
Afrikanen zijn dierlijk, want ze zijn niet christelijk en
eten onverteerd voedsel vd ingewanden van slacht offers. Verder waren Afrikanen
dienstbaar. Op schilderijen dragen ze vaak producten (reclame in de 19e/20e
eeuw)
4 juli 1776; declaration of independence; alle mensen zijn
gelijk. Dit was theoretisch zo, maar in praktijk duurde dit langer (ong. 1960).
Vanaf ong. 1800 verdedigden Duitse filosofen juist de
ongelijkheid en ongelijkwaardigheid van mensen en volken onderling. 19e
eeuwse wetenschappers delen mensen in in rassen gebaseerd op de landen waar ze
wonen (terugverwijzing naar klimaattheorie) in bijv. Blut und Boden. Daarom
waren Duitsers zo tegen Joden; die kwamen uit Azië. Men zoekt naar de essenties
(lichaam en geest) vd. verschillende naties. Bijbehorende beelden (bij
stereotypen, zoals we die al zagen in 1600) worden in 1900 al snel wereldwijd
verspreid dmv.
·
Wereldtentoonstellingen
·
Encyclopedieën
·
Ansichtkaarten
·
Musea
Tot 1940 worden Afrikanen afgebeeld als dierlijk. In de
moderne beeldcultuur zijn deze stereotypen er nog steeds.
Eerst dragen Afrikanen alles (hun producten), maar later
worden ze zelf het product; koffie, chocola, en wordt zo ook de smaak daarvan
aan Afrikanen gekoppeld. De associatie met Afrikanen is nu;
-
Lekker
-
Dierlijk
-
Kinderlijk
-
Dienstbaar
-
Gepassioneerd
Aantekeningen powerpoint
Algemene opvatting humanisme
·
Ethiek (Renaissance algemeen, blz. 18) dmv. taal
verschillen mensen van dieren, ze kunnen het onderscheid tussen goed en kwaad
verwoorden
·
Men pleitte voor gelijkwaardigheid, ook op
godsdienstig gebied
In het humanisme doet geloof er niet (heel erg) toe, maar
staat de mens centraal, niet meer het goddelijke. In de 14e eeuw
komt er aandacht voor de klassieke tijd, er is een heroriëntatie.
De menswetenschappen (belangrijk onderdeel vh. humanisme)
zijn;
·
Rhetorica (taal)
·
Grammatica
·
Ethiek
·
Poëzie
In taal kan je wetenschappen bedrijven. Zelfs de meest
onzinnige dingen opgeschreven in poëzie is wetenschap.
Petrarka (Renaissance algemeen, blz. 10 + 22) was een
schrijver, de 1e humanist (begin 14e eeuw, in Nederland
kwam het humanisme ruim 200 jaar later pas op). Het goddelijke is niet te
begrijpen, Gods redenen zijn ondoorgrondelijk dus kan je beter naar mensen
kijken. Hij schreef de 1e beschrijving vd. vrouw in de topoi
(uiterlijk van zijn geliefde). Hij beschrijft natuurlijk schoon en gebruikt
verwijzingen naar de klassieke wereld. Pleiaden = 7
gesternte; ze willen beter zijn dan de klassieken (?)
Algemene kenmerken vd Renaissance;
·
Individualisme; er is veel aandacht voor de mens
als individu (Renaissance algemeen, blz. 6). De kunstenaar wordt een individu
(in de Middeleeuwen vond men talent een geschenk van God, dus mochten
kunstenaars hun naam er niet onder zetten)
·
Werkelijkheidszin; men geniet vh. aardse (de
mens en zijn eigen wereld) leven (carpe diem). In de Middeleeuwen was de aarde
een voorportaal, memento mori). In het begin vd. Renaissance waren er
heksenverbrandingen omdat zelf/vrij denken verboden was. de kunst is niet
louter meer op God gericht, maar veeleer op de mens en zijn wereld
Middeleeuwen
|
Renaissance
|
Mens is ondergeschikt aan God
|
Mens is net zo belangrijk als God
|
Alles is gericht op God
|
De mens staat centraal
|
Alles is gericht op de hemel
|
De hemel kan op aarde zijn, als men elkaar wil begrijpen is dat de
hemel op aarde
|
Wetenschap is gelinkt naar de Bijbel
|
Wetenschap staat los vh. geloof
|
Gaven en kansen worden geschonken door God
|
Genieën zijn de mens zelf
|
·
Nationalisme; belangstelling voor streven naar eigen
staat (decentralisering; loskomen van God, de kerk was eerst sterk in de
samenleving, nu de kerk niet meer centraal stond keek men niet meer naar Rome,
maar naar elkaar) en eigen taal (de bijbel was eerst in het latijn en werd nu
vertaald in de volkstaal zodat deze ook gelezen kon worden door het volk).
·
Het scheppen van schoonheid, het maken van iets
moois, staat voorop in de kunst. Het eren van God of het onderwijzen van de
mens zijn niet meer de primaire (= voornaamste) doelstellingen (zoals dat in de
Middeleeuwen het geval was).
Het einde vd. Middeleeuwen valt samen met;
·
Begin vd. Hervorming (Renaissance algemeen, blz.
31/36). De academische stelling van Luther tegen de aflatenhandel;
Tot 5e eeuw
|
Verzoening door boetedoening als publieke zaak (bijv. bij de
Romeinen; mensen waren als groep afhankelijk van elkaar, dus na een incident
moest de schuldige schuld bekennen voor de hele groep en keerde de rust weer)
|
5e-7e eeuw
|
Verzoening dmv. biechtgesprek, afgezonderd vd. gemeenschap
|
Tot 11e eeuw
|
Verdere systematisering vd. biechtgesprekken, er kwamen zogeheten
“boeteboeken”
|
11e eeuw
|
Kwijtschelding vd. zonden door vrome werken (kruistochten, een 3e
betalen in jou plaats een kruistocht te maken, pelgrimages)
|
11e-15e eeuw
|
Een 3e betalen in jou plaats een kruistocht te maken
ontwikkelde tot kwijtschelding door giften (aflatenhandel, men was blijkbaar
bereid te betalen voor hun zonden en daar maakte de kerk gebruik van)
|
·
Ontdekkingen
o
Het individu
o
De wereld waarin we leven (biologisch, het
menselijk lichaam, planten- en dierenrijken worden empirisch onderzocht)
o
Gebieden (1492 Columbus ontdekt Amerika, 1498
route naar Oost-Indië)
o
Boekdrukkunst (Renaissance algemeen, blz. 37)
o
Wereldbeeld van Copernicus; de aarde is niet het
middelpunt vh. heelal, maar de zon, de aarde draait om de zon
o
Buskruit
o
Kompas
o
Anatomie
Het veranderen gaat langzaam;
·
De groep is belangrijk (collectivisme) -> het
individu is belangrijk (individualisme)
·
God staat centraal (theocentrisme) -> Mens
staat centraal (antropocentrisme)
·
Gedenk te sterven (memento mori) -> Pluk de
dag (carpe diem)
De burgerij en steden worden belangrijker dan de adel,
geestelijkheid en arbeiders (platteland). De burgerij waren de handelaren e.d.
Ze droegen zwarte kleding met een witte kraag (kooplieden). De 1e en
2e generatie waren streng protestants. Door hard werken zijn zij
rijk geworden. De 3e generatie zijn te vergelijken met onze
babyboomers; ze groeiden op in een weelderige wereld (weten niet hoe het is om
te moeten werken voor geld en vrede). Deze generatie (bijv. Hooft) werden als
jongen dan naar Italië gestuurd (ze waren erg crimineel en losbandig, werden
weggestuurd onder het mom “zo leren ze hun klanten kennen”, maar deden daar
seksuele ervaring op e.d.)
Personen:
·
Karel V; keizer vh. heilige Roomse rijk
·
Philips II; zoon van Karel V, heerser vh.
grootste koloniale rijk in de 16e eeuw, hij wilde centralisatie van
macht
·
Maarten Luther; veroorzaakte onrust, hij was een
Duits protestant en reformator, begonnen als Augustijner monnik. Hij wilde
eigenlijk niet loskomen vd. kerk, maar alleen hervormen
·
Johannes Calvijn; Frans-Zwitserse christelijke
theoloog tijd de reformatie
·
Cortez; Spaanse veroveraar, bekend om de
verovering van Mexico
·
Albrecht Dürer; Duitse kunstsschilder en
humanist (schreef zijn naam onder zijn werk, wat niet toegestaan was in de
Middeleeuwen)
·
Petrarka; Italiaanse dichter en prozaschrijver,
grondlegger vh. humanisme
·
Desiderius Erasmus; Augustijner monnik, een
bastaard die uit de katholieke kerk was gezet en wilde gaan studeren, maar daar
heel lang voor heeft moeten zeuren. Humanist, schrijver, filosoof (Renaissance
algemeen, blz. 18/52 + 54)
·
Medici’s; Machtige en invloedrijke familie die
in Florence als grondlegger vh. internationale bankwezen gedurende de 15e
eeuw op kunstgebied een toonaangevende rol speelde (kunst komt namelijk na
geld)
·
Michelangelo; Italiaanse kunstschilder,
beeldhouwer, architect en dichter in de Renaissance
·
Thomas More; Engelse humanist, jurist,
staatsman. Is bekend om Utopia (fantasiewereld met het perfecte eiland,
indirect kritiek op de maatschappij)
·
Leonardo daVinci & Shakespeare; Renaissancistische
homo universalis (iemand die van alles wat kon, later bestond dit niet meer
omdat over elke wetenschap veel meer kennis kwam en je niet van alle
wetenschappen álles kon weten); uitvinder, schilder, componist, natuur- en
scheikundige, schrijver, ingenieur, filosoof, componist (Renaissance algemeen,
blz. 48/51)
Nederlandse en Vlaamse personen;
·
Christiaan Huygens; Dichter en secretaris vd. 3
prinsen van Oranje
·
Christoffel Plantijn (!); Antwerpse boekdrukker
en uitgever
·
Hugo de Groot; Nederlands rechtsgeleerde en
schrijver (boekenkist ontsnapping van Slot Loevestein)
·
Simon Stevin; Natuur- en wiskundige
·
Vondel, Bredero, Cats, Rembrandt, Hooft; 1e
generatie burgerij (Renaissance Vakspecifiek)
De greep van de kerk hing
af van het volk. Als het goed ging met de economie had men minder
steun nodig van de kerk en visa versa. Wetenschappers kregen meer oog
voor het bestaan op aarde. Men ging meer kijken naar het geluk
tijdens je bestaan op aarde dan in het hiernamaals. Dit kwam in
conflict met de kerk, die strenge regels hadden en zei dat het
hiernamaals belangrijker was. Toch kwam het individualisme erg op bij
het volk. Enkele invloedrijke geleerde bleven echter trouw aan de
kerk van Rome en probeerden een verzoening tot stand te brengen,
zoals Thomas More (1478-1535).
Deze wist aan het hof van Koning Hendrik VIII een hoge positie te
verwerven. Hij heeft daar het boek Utopia
(1515-1516)
geschreven.
Aflaathandel
kwam tot stand. Een aflaat is een schriftelijke kwijtschelding van je
zonden, je kon dus een zondig leven kopen. Maarten Luther uit
Duitsland stelde in 95 stellingen de waarde van de aflaten ter
discussie. Maar ook buiten Duitsland kwam dit onderwerp ter sprake,
zoals bij de Fransman Jean
Calvin.
Zijn calvinisme
kreeg grote aanhang in de Nederlanden en speelde een belangrijke rol
tijdens de tachtigjarige
oorlog.
De aanhangers heetten Hugenoten.
Schepen
uit Venetië en Genua brachten kruisvaarders
naar het Heilige Land. Zo kwam Italië in contact met de Arabische
cultuur. De belangstelling die daar werd gewekt voor de klassieke
wereld bracht de naam Renaissance
tot
stand (wedergeboorte).
Geloof
en gemeenschapszin waren in de ME erg belangrijk. De kerk had veel
macht, God stond centraal en de mens op de achtergrond. Niet het
tijdelijke, aardse leven was belangrijk, maar het eeuwige, hemelse
leven. Memento mori
kwam tot stand.
De
klassieke beschaving stelde juist de mens en het aardse centraal. Een
belangrijk kenmerk
van de Renaissance was, dat de mens zich sterk bewust werd van zijn
mogelijkheden op aarde; nieuwsgierigheid naar het onbekende kwam op.
Copernicus
zei dat de aarde om de zon draaide en niet andersom. De
rijken
durfden meer geld te besteden aan aardse luxe. De
geleerden
verzetten zich tegen het gezag van de kerk. De
kunstenaars
gingen hun naam op hun kunst zetten; individualisme.
In
de 14e eeuw
werd er in Noord-Italië de basis gelegd voor deze vernieuwingen die
in de 16e eeuw pas in de rest van Europa haar hoogtepunt zou
bereiken. Het was de bakermat
van de nieuwe renaissancekunst en van nieuwe inzichten over de mens
(humanisme).
De
Italianen noemden de veertiende eeuw dus Nuovocento
(nieuwe eeuw).
Ook was de positie van Noord-Italië (vlak bij de zee) zeer gunstig
voor de handel.
De kruistochten
hadden een belangrijke aanzet ervoor gegeven. Noord-Italië werd rijk
en machtig. Europa volgde, het streven naar rijkdom kende geen
grenzen (denk aan de verre handelsreizen en ontdekkingstochten, o.a
Columbus).
Door
de betere handel werd ook het verbouwen van voedsel beter, er was
veel aanvoer vvan nieuwe producten zoals specerijen en ivoor. Ook
kwamen er nieuwe ideeën;
de wetenschappelijke nieuwsgierigheid leidde tot belangrijke
uitvindingen als de telescoop
en de microscoop.
Door de uitvinding van de boekdrukkunst
raakte de Kerk het alleenrecht kwijt om haar ideeën onder de
bevolking te verspreiden. Er werd nu namelijk meer gedrukt en voor
een lagere prijs; het volk was niet meer afhankelijk van de kerk.
Renaissance
en Humanisme hebben veel betrekking gehad op een verandering in
mentaliteit en
cultuur.
Ze komen overeen omdat ze allebei terugverwijzen naar de
oudheid;
op de beelden en bouwwerken, op de geschriften van klassieke
schrijvers, die in de kloosters bewaard waren gebleven. Men wilde de
griekse/romeinse cultuur nieuw leven in te blazen, dit leidde tot een
wedergeboorte van de klassieke cultuur en tot de geboorte van de
moderne mens:
de humanist, een mens die optimistish op zoek ging naar zijn eigen
waarden, gestimuleerd door de ideeën van de klassieke filosofen
Een
individu voelde zich niet afhankelijk van de gemeenschap waarin hij
leefde, maar beschouwde zichzelf als middelpunt van alles. Vreugde en
gluk waren niet alleen te vinden in het geloof en het hiernamaals,
maar ook inde wereld waarin je leefde, waarin je je kon ontplooiien.
Een
humanist
was een christen die kritisch met zijn geloof omging, een actief
levend mens die intensief met cultuur bezig was. Hij laas veel,
interesseerde zich met wetenshap en steunde de kunst. Men ging
streven naar een homo
universalis;
de ideale mens.
Een beroemde Nederlanse humanist was Desiderius Erasmus, die ook wel de 'vader van de West-Europese beschaving wordt genoemd.
Een beroemde Nederlanse humanist was Desiderius Erasmus, die ook wel de 'vader van de West-Europese beschaving wordt genoemd.
Het
christelijke geloof bleef belangrijk in de Renaissance, maar er zijn
twee vershillen
met de ME.
- De mens stond centraal, niet God.
- Memento mori (gedenk te sterven) werd Carpe diem (pluk de dag).
In
de ME kwam de macht van boven; van de paus, kardinaal, bisschop en
priester. De gelovigen hadden niets in te brengen. In de Renaissance
kwam er meer kritiek op de leiders, zoals de aflaathandel.
De
Duitse monnik Maarten
Luther protesteerde in
1517
met name tegen het pausschap, de heiligenverering, de regels voor de
priester en kloosterlingen en de aflaathandel. Hij vocht voor een
sober leven en voor meer inbreng van de gelovigen in het
kerkgemeenschap. Vooral het idee dat mensen de Bijbel zelf mochten
gaan lezen, sprak de mensen aan. Luther pleitte ook voor scheiding
tussen kerk en staat, wat
de adel ook beviel, maar de kerk niet. Hij kreeg dus erg veel
aanhangers, maar ook tegenstanders.
Na
Luther kwamen er meer hervormers, zoals johannes
Calvijn (1556). Slechts
een klein deel van de mensheid was volgens de calvinistische leer
voorbestemd in de hemel te komen. Mensen moesten een streng en sober
leven leiden; voor plezier was weinig plaats. De nieuwe
kerkorganisatie was democratisch;
de gelovigen hadden het zelf voor het zeggen. Ze kozen hun eigen
leiders en de predikanten mochten trouwen. De hervormers
en hun aanhangers heetten
protestanten.
De
godsdiensthervormingen worden de Reformatie
genoemd. De katholieke Kerk antwoordde met de contrareformatie
(innerlijke zuivering en reorganisatie).
In
1522
vonden er volksopstanden plaats tegen de leiders van de Kerk; de
beeldenstormen
vonden hun hoogtepunt in de Nederlanden in 1566.
Er was geen sprake meer van een uit de hand gelopen godsdiensttwist,
maar het werd een enorme volksopstand tegen het wrede optreden van de
heersers. De opstanders bloegen alles in de Kerken en kloosters
klein. Vooral de katholieke inquisitie (rechtspraak) heeft veel
slachtoffers gemaakt. De inquisitie strate zelf niet, maar droeg de
veroordeelden over aan de wereldrijke macht. Eerst werden met
lijsraffen geprobeerd ketters te bekeren, en als dit niet hielp,
volgde de brandstapel.
In
1585
was Antwerpen in Spaanse handen. Veel kooplieden en calivinisten
vluchtten naar het noorden, naar Amsterdam. Dit werd het nieuwe
handelscentrum. In 1585-1609
maakte
dit een enorme groei mee. Hierna was er een periode van stabiele
welvaart in het noorden.
In
de calvinistische republiek lag het bestuur van staten en steden bij
de regenten uit de gegoede burgerij. In de Republiek kreeg de
stedelijke cultuur alle kans zich te ontplooien.
Kunt
werd gemaakt door en voor burgers. De literatuur was in grote mate
een stedelijke, burgelijke literatuur. Kunst en literatuur droegen
bij tot het creëren van een eigen stedelijke gedragscode.
Nederlandse
schrijver G.A. Brederrode (1585-1618); lied Boeren-gezelschap,
nadruk op slecht gedrag van boeren. Overmatig drinkgedrag en
seksualiteit leidt tot conflicten, ''Willen we niet in de stad!''
De
opstand tegen Spanje en de geloofsvervolging is in de twintigste eeuw
soms onderwerp geweest voor een historische roman. Twee boeiende
historische romans over deze periode zijn:
De
vuuraanbidders van Simon Vestdijk
en De man met de
twee levens van Theun de Vries.
De
belangrijkste stad in de Republiek was Amsterdam, waar de architect
Hendrick de Keyser de Beurs op de Damsluis bouwde en de
grachtengordels liet bouwen. In de eerste decennia van de zeventiende
eeuw ontwikkelde zich hier een groep rijke jongeren die opgroeide in
die sfeer van voorspoed en zelfvertrouwen. Deze groep profiteerde van
de economische successen van de vorige generaties. Veel geld werd
omgezet
in luxeartikelen. Men ging pronken met de nieuw verkregen
maatschappelijke status.
De
leden huwden laat, in hun vierentwintigste levensjaar. Ze waren een
belangrijke publieksgroep voor liefdeslyriek, luxueuze liedboeken en
liefdesemblematiek.
Vooral
de schilderkunst uit deze periode is beroemd geworden; Rembrandt van
Rijn, Johannes Vermeer, Frans Hals en Jan Steen. Hetzelfde geldt voor
de literatuur uit deze periode; Hooft, Huygens, Brederode en Van den
Vondel. Men spreekt in deze economische voorspoed van de
Gouden Eeuw.
Bedenk hierbij dat niet iedereen hier zo overna dacht, want niet
iedereen zat het mee (denk aan de armen).
In
de Late ME ontstonden in de steden de Rederijkerskamers.
Rederijkers waren dichters die samenkwamen in verenigingen: de
rederijkskamers. De bloeitijd van de rederijkerij was in de tweede
helft van de 15e eeuw en zwakte pas af aan het einde van de 16e eeuw.
Antwerpen kende 'de violieren', waar Hooft ook bij hoorde. Ook kenden
ze 'Brabantse Kamer' met als lid van den Vondel. De rederijkers
werden bij vele stedelijke activiteiten ingeschakeld. De nieuwe
opvattingen over het geloof (hervorming) en de ideeën van de
Renaissance en het humanisme werden druk door hen bediscussieerd.
De
menswetenschappen
nemen door het humanisme een grote vlucht. Door het humanisme komen
menselijke waardigheid en zelfontplooiing centraal te staan.
Men
wijdde zich aan de studie van menswetenschappen (grammatica,
rhetorica, ethiek, poëzie. Ook geschiedenis volgens het boek, niet
volgens Ph). Volgens de humanisten verschilden wij van dieren doordat
we beschikken over een eigen taal waarmee we het verschil tussen goed
en kwaad kunnen verwoorden.
Humanisten
waren godsdienstig en pleitten ervoor rekening te houden met de
menselijke waardigheid en verdraagzaamheid.De veranderlijkheid van
alle dingen en de wisselingen van het lot diende men in kalme
berusting
te ondergaan.
Een
bekend 16e-eeuwse humanist uit de Republiek was
D.V. Coornhert (1522-1590) die
als voornaamste doel de zedelijke verbetering van de mens nastreefde.
Coornhert benadrukte het belang van
zelfkennis.
Wie zichzelf kent, weet wat hij weet, maar hij weet ook wat hij niet
weet.
Coornhert
hield een pleidooi voor een leven zonder gewetensdwang, vol
geestelijke vrijheid. Hij pleitte voor
verdraagzaamheid
en verzoening. In de woelige zestiende eeuw, waarin godsdiensttwist
en politieke strijd nauw verbonden waren, stelde hij
godsdienstvrijheid
voor iedereen
voor.
De
strenge calvinisten wilden andere geloven verbieden. Op de vraag van
zijn vriend H.L. Spiegel of iedereen mocht geloven wat hij wilde,
antwoordde Coornhert: „Ja, want anders moet hij geloven wat een
ander wil.‟
Naast
de ontwikkelingen in de menswetenschappen, maakten ook de
natuurwetenschappen een grote bloei door. Copernicus
(1473-1543)
formuleerde het idee dat de zon, en niet de aarde, het middelpunt van
het heelal was. De planeten zouden bewegen rond de zon. Galileo
Galilei (1564-1624) en Johannes Kepler (1571-1630) werkten deze
gedachten verder uit. Het succes van de Renaissance en het humanisme
is voor een belangrijk deel te danken aan de uitvinding van de
boekdrukkunst. Net als bij de hervorming werden de nieuwe idealen
snel verspreid. De ideeën van Renaissance en humanisme werden
behalve door boeken ook verspreid door reizen. Italianen gingen
elders werken, niet-Italianen bezochten Italië en raakten onder de
invloed van de nieuwe ideeën en de nieuwe kunst, zoals de rederijker
P.C. Hooft in de Florence.
De
verzameltaal voor de volkstaal (dialecten) in de Middeleeuwen was
Middelnederlands. Door de tachtigjarige oorlog werden de noordelijke
gewesten vrij. Daar kwam het centrale punt van de cultuur en economie
te liggen. Vooral na de val van Antwerpen in 1585 werd dat het geval.
In het noorden was Holland het rijkste en belangrijkste gewest. De
andere gewesten gingen hun taal steeds meer richten naar de taal van
de Nederlanden. Zo ontstond er na een lange periode een algemene
taal: de standaardtaal.
In 1618 besloot de (calvinistische) Dordse Synode (kerkvergadering)
tot een vertaling van de Bijbel in de volkstaal: de Statenvertaling.
De taal van deze vertaling is belangrijk geweest bij het vormen van
de standaardtaal door heel Nederland heen.
Strijdliteratuur
is literatuur die het verzet van de geuzen prijst, terwijl de auteur
de ondergang van de Spaanse politiek (de
inquisitie,
geloofsvervolging) en de rooms-katholieke kerk beschrijft.
Uit
de zestiende en de zeventiende eeuw zijn meer teksten overgeleverd
waarin partij werd gekozen voor de hervorming of voor een vrije
republiek. Er waren volop strijdliederen die inspeelden op en
aansloten bij de veranderende politieke situatie. Zo heeft het
„Wilhelmus‟
ook gefunctioneerd. De tekst is ongeveer in 1570 geschreven. De
auteur van dit propagandalied voor Willem van Oranje is onbekend,
mogelijk is de calvinist Marnix van Sint-Aldegonde de dichter.
De
maker van het „Wilhelmus‟ was op de hoogte van de
Rederijkerstechnieken uit zijn tijd. Zo is in het gedicht duidelijk
een rederijkerskenmerk als de
oorlofstrofe
(een strofe waarin afscheid genomen wordt van het publiek) aan te
wijzen. Bovendien is het gedicht een acrostichon:
de eerste letter van iedere strofe levert een naam op: Willem van
Nassou. Het Wilhelmus is opgenomen in een bundeling teksten met de
titel: „Een nieu Geusen lieden boecxken uit 1581.
In
de 16e eeuw kwam emblematiek
tot stand. Het embleem heeft een drieledige
vorm:
een motto (opschrift), een pictura (afbeelding) en een subscriptio
(uitleg).
Het
embleem staat voor een moraal,
algmene waarheid. Emblematiek maakte gebruik van het analogiedenken.
In het wereldbeeld had alles een door God gewilde plaats en
betekenis.
Parallellen
waren dus nooit toeval: alles kon naar iets verwijzen. De mens kon de
verborgen betekenis ontraadselen en in alles een boodschap zien.
Populair
was het werk van Jacob Cats (1577-1660) die onder andere de
embleembundel Sinne- en Minnebeelden publiceerde in 1618.
Lees
ommekeer (blz 29) – kan ik niet samenvatten, is het in feite al.
Lees
in Annelore's samenvatting de aantekeningen over de aflatenhandel.
Eerst
was het zo (tot 5e eeuw) dat je moest bekennen wat je fout deed aan
het volk, daarna moest je het opbiechten in de Kerk. Daarna moest je
pelgrimages en kruistochten doen om te boeten, en mocht je iemand
ervoor inhuren. Als laatste dacht de kerk te kunnen verdienen aan
deze dingen en kon je jezelf vrijkopen. Dus geld geven aan de kerk.
Het
drukken van boeken is rond 1455 uitgevonden door Johannes Gutenberg
in Mainz. Uit de Nederlanden is geen drukwerk bekend van vóór 1473
en het eerste boek in de Nederlandse taal verscheen pas in 1477.
Je
kon nu sneller een boek drukken; ipv het schrijven van een boek kon
je honderden drukken. Het was minder duur (NOG STEEDS DUUR) en koste
minder werk.
Het
duurde nog bijna twintig jaar voordat in 1473 het eerste boek in de
Nederlanden werd gedrukt; Gutenberg was toen al jaren dood. De eerste
teksten waren in het Latijn, maar al gauw werd er ook een Nederlandse
tekst gedrukt, ook nu weer de bijbel.
Eerst
maakte men vooral herdrukken van populaire oudere teksten, zoals
Karel ende Elegast, maar meer en meer gingen drukkers zich gedragen
als uitgevers. Ze verzamelden bijvoorbeeld gedichten en liedjes, en
ze lieten nieuwe teksten schrijven en oude herschrijven. Zo ontstond
het genre van de 'prozaroman', die vaak een bewerking is van een
ouder verhaal. Een paar van de bekendste teksten uit de begintijd van
de boekdrukkunst zijn de Elckerlijc en Mariken van Nieumeghen.
Een
rederijker is iemand die de welsprekendheid
(retorica) beoefent. Een specifieke betekenis kreeg dit woord in de
late Middeleeuwen toen amateur-dichters zich verenigden in
verenigingen die rederijkskamers werden genoemd. Het woord komt van
het Franse woord "Rhétoriqueur": hij die de retorica
beoefent.
Elke
(rederijks)kamer had een beschermheer of prince, een deken
(voorzitter) en een factor (de tekstdichter).
De
rederijkerspoëzie bracht
nieuwe dichtvormen zoals het referein en de 'rhetorike
extraordinaire', en inhoudelijk onderscheidde men drie genres: 'in 't
vroede' (ernstige poëzie), 'in 't amoureuze' (liefdesgedichten) en
'in 't sotte' (komische, soms schunnige gedichten).
Er
waren ook wedstrijden welke Rederijkersgroep het beste toneelstuk
schreef/opvoerde. Deze wedstrijden heetten landjuwelen. De winnaar
kreeg een prijs en moest de volgende keer de wedstrijd organiseren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten