zondag 3 februari 2013

Samenvatting Nederlands Renaissance - toetsstof, algemeen, college A. Gelderblom en aantekeningen (klas 5)


Toetsopbouw en toetsvragen
4 onderdelen;
  1. Renaissance vakspecifiek: 19 meerkeuzevragen en 1 open vraag (over een liefdesembleem van Cats met ofwel het motto ‘Oud vel vrijt niet goed’, ofwel het motto ‘liefde overwint alles’ ofwel het motto ‘je op glad ijs begeven’)
  2. Renaissance algemeen: 19 meerkeuzevragen
  3. Werd en leven van Bredero (de klucht van de molenaar (inleiding niet) en de achtergrondinforrmatie die in Renaissance vakspecifiek staat)
  4. 2 open vragen over het college van meneer Gelderblom
NB; de filmpjes zijn ter leerondersteuning, hoeven niet geleerd te worden. Verder moet de powerpoint echt geleerd worden en het overige alleen grondig bestuderen. Bovendien worden de begrippen “contrafact” en “acrostichon” als bekend veronderstelt. De Gijsbrecht van Bredero hoef je niet te kennen. Bovendien moet je ofwel het 1e ofwel het 6e couplet van het Wilhelmus op kunnen schrijven:

1.Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

6.Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.


College meneer Gelderblom
Wat wordt behandeld;
-          Het wereldbeeld van 400 jaar geleden en het belang van nu.
-          Wat vonden Europeanen (400 jaar geleden) van Afrifakenen
-          Wat je van een ander vindt, spiegel je je naar jezelf
Wereldbeeld van 1600
·         Men geloofde in de klimaattheorie; God heeft de wereld ingedeeld naar de 4 elementen; aarde, water, vuur, lucht. Bijvoorbeeld;
o   de wind komt (tov. Nederland) uit het westen/zuidwesten. Daarom zijn Frankrijk en Engeland lucht. Frankrijk is het land vd mode, want net als wind is mode erg veranderlijk.
o   Polen, Duitsland en Scandinavië zijn aardelanden, daar zijn veel stenen. Ze hebben hersenen als stenen (dom) en het is koud dus ze zijn traag.
o   Nederland is waterland, dus ze zijn altijd dronken
o   In de mediterranen en Afrika schijnt altijd de zon, dus dat zijn vuurlanden. Daar zijn ze temperamentvol, want ze hebben kokend bloed. Vrolijk en liefdevol.
·         Keten der wezens; God staat bovenaan. Daaronder alle andere wezens uit de hemel. Onder de hemel is de aarde, die onderverdeeld is (naar hoog naar laag) in mensen, dieren, planten en mineralen. Elk “rijk” is weer onderverdeeld. Zo is een koning een hoog mens en een boer laag. Een laag mens is dus eigenlijk bijna een beest.

De Illustraties in de Renaissance geven stereotypische plaatjes weer. Ze leggen nadruk op de verschillen tussen mensen (zo wordt (on)bewust het contrast tussen jezelf en een ander gelegd). Het algemeen menselijke is niet belangrijk, maar het ándere. Daar tegenover staat het eigene.

De continenten hadden ook een “rangorde”;
1         Europa; dit wordt afgebeeld met de hoorn des overvloeds, er is vrede
2         Azië (hier is Christus geboren)
3         Afrika (Jozef en Maria vluchtten naar Egypte); veel zon, weinig kleren, associatie/connotatie met (bloeddorstige) dieren, obelisk, hoorn des overvloeds, ivoor.
4         Amerika
5         (Oceanië was nog niet ontdekt)

De Nederlander Blaeu maakte kaarten en ook daar stonden bij de verschillende continenten stereotype plaatjes afgebeeld.

Afrika is het continent vd Zwarte Moren; de Europeanen wilden ze bekeren en gebruikten ze voor slavenhandel, nml; beter een vrije ziel in een gevangen lichaam dan andersom. Dat de mensen zwart kwamen, daarvoor waren 2 verklaringen;
1         Noach vervloekte één van zijn zoons zodat hij zwart werd en die zoon trok naar Afrika.
2         Van buitenaf werd de huid zwart door de zon, van binnenuit werden ze zwart gekleurd door hun kokende bloed.

Afrikanen zijn dierlijk, want ze zijn niet christelijk en eten onverteerd voedsel vd ingewanden van slacht offers. Verder waren Afrikanen dienstbaar. Op schilderijen dragen ze vaak producten (reclame in de 19e/20e eeuw)

4 juli 1776; declaration of independence; alle mensen zijn gelijk. Dit was theoretisch zo, maar in praktijk duurde dit langer (ong. 1960).

Vanaf ong. 1800 verdedigden Duitse filosofen juist de ongelijkheid en ongelijkwaardigheid van mensen en volken onderling. 19e eeuwse wetenschappers delen mensen in in rassen gebaseerd op de landen waar ze wonen (terugverwijzing naar klimaattheorie) in bijv. Blut und Boden. Daarom waren Duitsers zo tegen Joden; die kwamen uit Azië. Men zoekt naar de essenties (lichaam en geest) vd. verschillende naties. Bijbehorende beelden (bij stereotypen, zoals we die al zagen in 1600) worden in 1900 al snel wereldwijd verspreid dmv.
·         Wereldtentoonstellingen
·         Encyclopedieën
·         Ansichtkaarten
·         Musea

Tot 1940 worden Afrikanen afgebeeld als dierlijk. In de moderne beeldcultuur zijn deze stereotypen er nog steeds.

Eerst dragen Afrikanen alles (hun producten), maar later worden ze zelf het product; koffie, chocola, en wordt zo ook de smaak daarvan aan Afrikanen gekoppeld. De associatie met Afrikanen is nu;
-          Lekker
-          Dierlijk
-          Kinderlijk
-          Dienstbaar
-          Gepassioneerd

Aantekeningen powerpoint
Algemene opvatting humanisme
·         Ethiek (Renaissance algemeen, blz. 18) dmv. taal verschillen mensen van dieren, ze kunnen het onderscheid tussen goed en kwaad verwoorden
·         Men pleitte voor gelijkwaardigheid, ook op godsdienstig gebied
In het humanisme doet geloof er niet (heel erg) toe, maar staat de mens centraal, niet meer het goddelijke. In de 14e eeuw komt er aandacht voor de klassieke tijd, er is een heroriëntatie.
De menswetenschappen (belangrijk onderdeel vh. humanisme) zijn;
·         Rhetorica (taal)
·         Grammatica
·         Ethiek
·         Poëzie

In taal kan je wetenschappen bedrijven. Zelfs de meest onzinnige dingen opgeschreven in poëzie is wetenschap.

Petrarka (Renaissance algemeen, blz. 10 + 22) was een schrijver, de 1e humanist (begin 14e eeuw, in Nederland kwam het humanisme ruim 200 jaar later pas op). Het goddelijke is niet te begrijpen, Gods redenen zijn ondoorgrondelijk dus kan je beter naar mensen kijken. Hij schreef de 1e beschrijving vd. vrouw in de topoi (uiterlijk van zijn geliefde). Hij beschrijft natuurlijk schoon en gebruikt verwijzingen naar de klassieke wereld. Pleiaden = 7 gesternte; ze willen beter zijn dan de klassieken (?)

Algemene kenmerken vd Renaissance;
·         Individualisme; er is veel aandacht voor de mens als individu (Renaissance algemeen, blz. 6). De kunstenaar wordt een individu (in de Middeleeuwen vond men talent een geschenk van God, dus mochten kunstenaars hun naam er niet onder zetten)
·         Werkelijkheidszin; men geniet vh. aardse (de mens en zijn eigen wereld) leven (carpe diem). In de Middeleeuwen was de aarde een voorportaal, memento mori). In het begin vd. Renaissance waren er heksenverbrandingen omdat zelf/vrij denken verboden was. de kunst is niet louter meer op God gericht, maar veeleer op de mens en zijn wereld
Middeleeuwen
Renaissance
Mens is ondergeschikt aan God
Mens is net zo belangrijk als God
Alles is gericht op God
De mens staat centraal
Alles is gericht op de hemel
De hemel kan op aarde zijn, als men elkaar wil begrijpen is dat de hemel op aarde
Wetenschap is gelinkt naar de Bijbel
Wetenschap staat los vh. geloof
Gaven en kansen worden geschonken door God
Genieën zijn de mens zelf

·         Nationalisme; belangstelling voor streven naar eigen staat (decentralisering; loskomen van God, de kerk was eerst sterk in de samenleving, nu de kerk niet meer centraal stond keek men niet meer naar Rome, maar naar elkaar) en eigen taal (de bijbel was eerst in het latijn en werd nu vertaald in de volkstaal zodat deze ook gelezen kon worden door het volk).
·         Het scheppen van schoonheid, het maken van iets moois, staat voorop in de kunst. Het eren van God of het onderwijzen van de mens zijn niet meer de primaire (= voornaamste) doelstellingen (zoals dat in de Middeleeuwen het geval was).

Het einde vd. Middeleeuwen valt samen met;
·         Begin vd. Hervorming (Renaissance algemeen, blz. 31/36). De academische stelling van Luther tegen de aflatenhandel;
Tot 5e eeuw
Verzoening door boetedoening als publieke zaak (bijv. bij de Romeinen; mensen waren als groep afhankelijk van elkaar, dus na een incident moest de schuldige schuld bekennen voor de hele groep en keerde de rust weer)
5e-7e eeuw
Verzoening dmv. biechtgesprek, afgezonderd vd. gemeenschap
Tot 11e eeuw
Verdere systematisering vd. biechtgesprekken, er kwamen zogeheten “boeteboeken”
11e eeuw
Kwijtschelding vd. zonden door vrome werken (kruistochten, een 3e betalen in jou plaats een kruistocht te maken, pelgrimages)
11e-15e eeuw
Een 3e betalen in jou plaats een kruistocht te maken ontwikkelde tot kwijtschelding door giften (aflatenhandel, men was blijkbaar bereid te betalen voor hun zonden en daar maakte de kerk gebruik van)


·         Ontdekkingen
o   Het individu
o   De wereld waarin we leven (biologisch, het menselijk lichaam, planten- en dierenrijken worden empirisch onderzocht)
o   Gebieden (1492 Columbus ontdekt Amerika, 1498 route naar Oost-Indië)
o   Boekdrukkunst (Renaissance algemeen, blz. 37)
o   Wereldbeeld van Copernicus; de aarde is niet het middelpunt vh. heelal, maar de zon, de aarde draait om de zon
o   Buskruit
o   Kompas
o   Anatomie

Het veranderen gaat langzaam;
·         De groep is belangrijk (collectivisme) -> het individu is belangrijk (individualisme)
·         God staat centraal (theocentrisme) -> Mens staat centraal (antropocentrisme)
·         Gedenk te sterven (memento mori) -> Pluk de dag (carpe diem)
De burgerij en steden worden belangrijker dan de adel, geestelijkheid en arbeiders (platteland). De burgerij waren de handelaren e.d. Ze droegen zwarte kleding met een witte kraag (kooplieden). De 1e en 2e generatie waren streng protestants. Door hard werken zijn zij rijk geworden. De 3e generatie zijn te vergelijken met onze babyboomers; ze groeiden op in een weelderige wereld (weten niet hoe het is om te moeten werken voor geld en vrede). Deze generatie (bijv. Hooft) werden als jongen dan naar Italië gestuurd (ze waren erg crimineel en losbandig, werden weggestuurd onder het mom “zo leren ze hun klanten kennen”, maar deden daar seksuele ervaring op e.d.)

Personen:
·         Karel V; keizer vh. heilige Roomse rijk
·         Philips II; zoon van Karel V, heerser vh. grootste koloniale rijk in de 16e eeuw, hij wilde centralisatie van macht
·         Maarten Luther; veroorzaakte onrust, hij was een Duits protestant en reformator, begonnen als Augustijner monnik. Hij wilde eigenlijk niet loskomen vd. kerk, maar alleen hervormen
·         Johannes Calvijn; Frans-Zwitserse christelijke theoloog tijd de reformatie
·         Cortez; Spaanse veroveraar, bekend om de verovering van Mexico
·         Albrecht Dürer; Duitse kunstsschilder en humanist (schreef zijn naam onder zijn werk, wat niet toegestaan was in de Middeleeuwen)
·         Petrarka; Italiaanse dichter en prozaschrijver, grondlegger vh. humanisme
·         Desiderius Erasmus; Augustijner monnik, een bastaard die uit de katholieke kerk was gezet en wilde gaan studeren, maar daar heel lang voor heeft moeten zeuren. Humanist, schrijver, filosoof (Renaissance algemeen, blz. 18/52 + 54)
·         Medici’s; Machtige en invloedrijke familie die in Florence als grondlegger vh. internationale bankwezen gedurende de 15e eeuw op kunstgebied een toonaangevende rol speelde (kunst komt namelijk na geld)
·         Michelangelo; Italiaanse kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter in de Renaissance
·         Thomas More; Engelse humanist, jurist, staatsman. Is bekend om Utopia (fantasiewereld met het perfecte eiland, indirect kritiek op de maatschappij)
·         Leonardo daVinci & Shakespeare; Renaissancistische homo universalis (iemand die van alles wat kon, later bestond dit niet meer omdat over elke wetenschap veel meer kennis kwam en je niet van alle wetenschappen álles kon weten); uitvinder, schilder, componist, natuur- en scheikundige, schrijver, ingenieur, filosoof, componist (Renaissance algemeen, blz. 48/51)

Nederlandse en Vlaamse personen;
·         Christiaan Huygens; Dichter en secretaris vd. 3 prinsen van Oranje
·         Christoffel Plantijn (!); Antwerpse boekdrukker en uitgever
·         Hugo de Groot; Nederlands rechtsgeleerde en schrijver (boekenkist ontsnapping van Slot Loevestein)
·         Simon Stevin; Natuur- en wiskundige
·         Vondel, Bredero, Cats, Rembrandt, Hooft; 1e generatie burgerij (Renaissance Vakspecifiek)


De greep van de kerk hing af van het volk. Als het goed ging met de economie had men minder steun nodig van de kerk en visa versa. Wetenschappers kregen meer oog voor het bestaan op aarde. Men ging meer kijken naar het geluk tijdens je bestaan op aarde dan in het hiernamaals. Dit kwam in conflict met de kerk, die strenge regels hadden en zei dat het hiernamaals belangrijker was. Toch kwam het individualisme erg op bij het volk. Enkele invloedrijke geleerde bleven echter trouw aan de kerk van Rome en probeerden een verzoening tot stand te brengen, zoals Thomas More (1478-1535). Deze wist aan het hof van Koning Hendrik VIII een hoge positie te verwerven. Hij heeft daar het boek Utopia (1515-1516) geschreven.

Aflaathandel kwam tot stand. Een aflaat is een schriftelijke kwijtschelding van je zonden, je kon dus een zondig leven kopen. Maarten Luther uit Duitsland stelde in 95 stellingen de waarde van de aflaten ter discussie. Maar ook buiten Duitsland kwam dit onderwerp ter sprake, zoals bij de Fransman Jean Calvin. Zijn calvinisme kreeg grote aanhang in de Nederlanden en speelde een belangrijke rol tijdens de tachtigjarige oorlog. De aanhangers heetten Hugenoten.

Schepen uit Venetië en Genua brachten kruisvaarders naar het Heilige Land. Zo kwam Italië in contact met de Arabische cultuur. De belangstelling die daar werd gewekt voor de klassieke wereld bracht de naam Renaissance tot stand (wedergeboorte).
Geloof en gemeenschapszin waren in de ME erg belangrijk. De kerk had veel macht, God stond centraal en de mens op de achtergrond. Niet het tijdelijke, aardse leven was belangrijk, maar het eeuwige, hemelse leven. Memento mori kwam tot stand.
De klassieke beschaving stelde juist de mens en het aardse centraal. Een belangrijk kenmerk van de Renaissance was, dat de mens zich sterk bewust werd van zijn mogelijkheden op aarde; nieuwsgierigheid naar het onbekende kwam op. Copernicus zei dat de aarde om de zon draaide en niet andersom. De rijken durfden meer geld te besteden aan aardse luxe. De geleerden verzetten zich tegen het gezag van de kerk. De kunstenaars gingen hun naam op hun kunst zetten; individualisme.
In de 14e eeuw werd er in Noord-Italië de basis gelegd voor deze vernieuwingen die in de 16e eeuw pas in de rest van Europa haar hoogtepunt zou bereiken. Het was de bakermat van de nieuwe renaissancekunst en van nieuwe inzichten over de mens (humanisme).
De Italianen noemden de veertiende eeuw dus Nuovocento (nieuwe eeuw). Ook was de positie van Noord-Italië (vlak bij de zee) zeer gunstig voor de handel. De kruistochten hadden een belangrijke aanzet ervoor gegeven. Noord-Italië werd rijk en machtig. Europa volgde, het streven naar rijkdom kende geen grenzen (denk aan de verre handelsreizen en ontdekkingstochten, o.a Columbus).

Door de betere handel werd ook het verbouwen van voedsel beter, er was veel aanvoer vvan nieuwe producten zoals specerijen en ivoor. Ook kwamen er nieuwe ideeën; de wetenschappelijke nieuwsgierigheid leidde tot belangrijke uitvindingen als de telescoop en de microscoop. Door de uitvinding van de boekdrukkunst raakte de Kerk het alleenrecht kwijt om haar ideeën onder de bevolking te verspreiden. Er werd nu namelijk meer gedrukt en voor een lagere prijs; het volk was niet meer afhankelijk van de kerk.

Renaissance en Humanisme hebben veel betrekking gehad op een verandering in mentaliteit en cultuur. Ze komen overeen omdat ze allebei terugverwijzen naar de oudheid; op de beelden en bouwwerken, op de geschriften van klassieke schrijvers, die in de kloosters bewaard waren gebleven. Men wilde de griekse/romeinse cultuur nieuw leven in te blazen, dit leidde tot een wedergeboorte van de klassieke cultuur en tot de geboorte van de moderne mens: de humanist, een mens die optimistish op zoek ging naar zijn eigen waarden, gestimuleerd door de ideeën van de klassieke filosofen

Een individu voelde zich niet afhankelijk van de gemeenschap waarin hij leefde, maar beschouwde zichzelf als middelpunt van alles. Vreugde en gluk waren niet alleen te vinden in het geloof en het hiernamaals, maar ook inde wereld waarin je leefde, waarin je je kon ontplooiien.
Een humanist was een christen die kritisch met zijn geloof omging, een actief levend mens die intensief met cultuur bezig was. Hij laas veel, interesseerde zich met wetenshap en steunde de kunst. Men ging streven naar een homo universalis; de ideale mens.
Een beroemde Nederlanse humanist was Desiderius Erasmus, die ook wel de 'vader van de West-Europese beschaving wordt genoemd.
Het christelijke geloof bleef belangrijk in de Renaissance, maar er zijn twee vershillen met de ME.
  1. De mens stond centraal, niet God.
  2. Memento mori (gedenk te sterven) werd Carpe diem (pluk de dag).
In de ME kwam de macht van boven; van de paus, kardinaal, bisschop en priester. De gelovigen hadden niets in te brengen. In de Renaissance kwam er meer kritiek op de leiders, zoals de aflaathandel.

De Duitse monnik Maarten Luther protesteerde in 1517 met name tegen het pausschap, de heiligenverering, de regels voor de priester en kloosterlingen en de aflaathandel. Hij vocht voor een sober leven en voor meer inbreng van de gelovigen in het kerkgemeenschap. Vooral het idee dat mensen de Bijbel zelf mochten gaan lezen, sprak de mensen aan. Luther pleitte ook voor scheiding tussen kerk en staat, wat de adel ook beviel, maar de kerk niet. Hij kreeg dus erg veel aanhangers, maar ook tegenstanders.

Na Luther kwamen er meer hervormers, zoals johannes Calvijn (1556). Slechts een klein deel van de mensheid was volgens de calvinistische leer voorbestemd in de hemel te komen. Mensen moesten een streng en sober leven leiden; voor plezier was weinig plaats. De nieuwe kerkorganisatie was democratisch; de gelovigen hadden het zelf voor het zeggen. Ze kozen hun eigen leiders en de predikanten mochten trouwen. De hervormers en hun aanhangers heetten protestanten.
De godsdiensthervormingen worden de Reformatie genoemd. De katholieke Kerk antwoordde met de contrareformatie (innerlijke zuivering en reorganisatie).
In 1522 vonden er volksopstanden plaats tegen de leiders van de Kerk; de beeldenstormen vonden hun hoogtepunt in de Nederlanden in 1566. Er was geen sprake meer van een uit de hand gelopen godsdiensttwist, maar het werd een enorme volksopstand tegen het wrede optreden van de heersers. De opstanders bloegen alles in de Kerken en kloosters klein. Vooral de katholieke inquisitie (rechtspraak) heeft veel slachtoffers gemaakt. De inquisitie strate zelf niet, maar droeg de veroordeelden over aan de wereldrijke macht. Eerst werden met lijsraffen geprobeerd ketters te bekeren, en als dit niet hielp, volgde de brandstapel.

In 1585 was Antwerpen in Spaanse handen. Veel kooplieden en calivinisten vluchtten naar het noorden, naar Amsterdam. Dit werd het nieuwe handelscentrum. In 1585-1609 maakte dit een enorme groei mee. Hierna was er een periode van stabiele welvaart in het noorden.
In de calvinistische republiek lag het bestuur van staten en steden bij de regenten uit de gegoede burgerij. In de Republiek kreeg de stedelijke cultuur alle kans zich te ontplooien.
Kunt werd gemaakt door en voor burgers. De literatuur was in grote mate een stedelijke, burgelijke literatuur. Kunst en literatuur droegen bij tot het creëren van een eigen stedelijke gedragscode.

Nederlandse schrijver G.A. Brederrode (1585-1618); lied Boeren-gezelschap, nadruk op slecht gedrag van boeren. Overmatig drinkgedrag en seksualiteit leidt tot conflicten, ''Willen we niet in de stad!''

De opstand tegen Spanje en de geloofsvervolging is in de twintigste eeuw soms onderwerp geweest voor een historische roman. Twee boeiende historische romans over deze periode zijn:
De vuuraanbidders van Simon Vestdijk en De man met de twee levens van Theun de Vries.

De belangrijkste stad in de Republiek was Amsterdam, waar de architect Hendrick de Keyser de Beurs op de Damsluis bouwde en de grachtengordels liet bouwen. In de eerste decennia van de zeventiende eeuw ontwikkelde zich hier een groep rijke jongeren die opgroeide in die sfeer van voorspoed en zelfvertrouwen. Deze groep profiteerde van de economische successen van de vorige generaties. Veel geld werd
omgezet in luxeartikelen. Men ging pronken met de nieuw verkregen maatschappelijke status.
De leden huwden laat, in hun vierentwintigste levensjaar. Ze waren een belangrijke publieksgroep voor liefdeslyriek, luxueuze liedboeken en liefdesemblematiek.

Vooral de schilderkunst uit deze periode is beroemd geworden; Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer, Frans Hals en Jan Steen. Hetzelfde geldt voor de literatuur uit deze periode; Hooft, Huygens, Brederode en Van den Vondel. Men spreekt in deze economische voorspoed van de Gouden Eeuw. Bedenk hierbij dat niet iedereen hier zo overna dacht, want niet iedereen zat het mee (denk aan de armen).

In de Late ME ontstonden in de steden de Rederijkerskamers. Rederijkers waren dichters die samenkwamen in verenigingen: de rederijkskamers. De bloeitijd van de rederijkerij was in de tweede helft van de 15e eeuw en zwakte pas af aan het einde van de 16e eeuw. Antwerpen kende 'de violieren', waar Hooft ook bij hoorde. Ook kenden ze 'Brabantse Kamer' met als lid van den Vondel. De rederijkers werden bij vele stedelijke activiteiten ingeschakeld. De nieuwe opvattingen over het geloof (hervorming) en de ideeën van de Renaissance en het humanisme werden druk door hen bediscussieerd.

De menswetenschappen nemen door het humanisme een grote vlucht. Door het humanisme komen menselijke waardigheid en zelfontplooiing centraal te staan.
Men wijdde zich aan de studie van menswetenschappen (grammatica, rhetorica, ethiek, poëzie. Ook geschiedenis volgens het boek, niet volgens Ph). Volgens de humanisten verschilden wij van dieren doordat we beschikken over een eigen taal waarmee we het verschil tussen goed en kwaad kunnen verwoorden.
Humanisten waren godsdienstig en pleitten ervoor rekening te houden met de menselijke waardigheid en verdraagzaamheid.De veranderlijkheid van alle dingen en de wisselingen van het lot diende men in kalme
berusting te ondergaan.

Een bekend 16e-eeuwse humanist uit de Republiek was D.V. Coornhert (1522-1590) die als voornaamste doel de zedelijke verbetering van de mens nastreefde. Coornhert benadrukte het belang van zelfkennis. Wie zichzelf kent, weet wat hij weet, maar hij weet ook wat hij niet weet.
Coornhert hield een pleidooi voor een leven zonder gewetensdwang, vol geestelijke vrijheid. Hij pleitte voor
verdraagzaamheid en verzoening. In de woelige zestiende eeuw, waarin godsdiensttwist en politieke strijd nauw verbonden waren, stelde hij godsdienstvrijheid voor iedereen voor.
De strenge calvinisten wilden andere geloven verbieden. Op de vraag van zijn vriend H.L. Spiegel of iedereen mocht geloven wat hij wilde, antwoordde Coornhert: „Ja, want anders moet hij geloven wat een ander wil.‟
Naast de ontwikkelingen in de menswetenschappen, maakten ook de natuurwetenschappen een grote bloei door. Copernicus (1473-1543) formuleerde het idee dat de zon, en niet de aarde, het middelpunt van het heelal was. De planeten zouden bewegen rond de zon. Galileo Galilei (1564-1624) en Johannes Kepler (1571-1630) werkten deze gedachten verder uit. Het succes van de Renaissance en het humanisme is voor een belangrijk deel te danken aan de uitvinding van de boekdrukkunst. Net als bij de hervorming werden de nieuwe idealen snel verspreid. De ideeën van Renaissance en humanisme werden behalve door boeken ook verspreid door reizen. Italianen gingen elders werken, niet-Italianen bezochten Italië en raakten onder de invloed van de nieuwe ideeën en de nieuwe kunst, zoals de rederijker P.C. Hooft in de Florence.

De verzameltaal voor de volkstaal (dialecten) in de Middeleeuwen was Middelnederlands. Door de tachtigjarige oorlog werden de noordelijke gewesten vrij. Daar kwam het centrale punt van de cultuur en economie te liggen. Vooral na de val van Antwerpen in 1585 werd dat het geval. In het noorden was Holland het rijkste en belangrijkste gewest. De andere gewesten gingen hun taal steeds meer richten naar de taal van de Nederlanden. Zo ontstond er na een lange periode een algemene taal: de standaardtaal. In 1618 besloot de (calvinistische) Dordse Synode (kerkvergadering) tot een vertaling van de Bijbel in de volkstaal: de Statenvertaling. De taal van deze vertaling is belangrijk geweest bij het vormen van de standaardtaal door heel Nederland heen.

Strijdliteratuur is literatuur die het verzet van de geuzen prijst, terwijl de auteur de ondergang van de Spaanse politiek (de inquisitie, geloofsvervolging) en de rooms-katholieke kerk beschrijft.
Uit de zestiende en de zeventiende eeuw zijn meer teksten overgeleverd waarin partij werd gekozen voor de hervorming of voor een vrije republiek. Er waren volop strijdliederen die inspeelden op en aansloten bij de veranderende politieke situatie. Zo heeft het „Wilhelmus‟ ook gefunctioneerd. De tekst is ongeveer in 1570 geschreven. De auteur van dit propagandalied voor Willem van Oranje is onbekend, mogelijk is de calvinist Marnix van Sint-Aldegonde de dichter.
De maker van het „Wilhelmus‟ was op de hoogte van de Rederijkerstechnieken uit zijn tijd. Zo is in het gedicht duidelijk een rederijkerskenmerk als de oorlofstrofe (een strofe waarin afscheid genomen wordt van het publiek) aan te wijzen. Bovendien is het gedicht een acrostichon: de eerste letter van iedere strofe levert een naam op: Willem van Nassou. Het Wilhelmus is opgenomen in een bundeling teksten met de titel: „Een nieu Geusen lieden boecxken uit 1581.





In de 16e eeuw kwam emblematiek tot stand. Het embleem heeft een drieledige vorm: een motto (opschrift), een pictura (afbeelding) en een subscriptio (uitleg).
Het embleem staat voor een moraal, algmene waarheid. Emblematiek maakte gebruik van het analogiedenken. In het wereldbeeld had alles een door God gewilde plaats en betekenis.
Parallellen waren dus nooit toeval: alles kon naar iets verwijzen. De mens kon de verborgen betekenis ontraadselen en in alles een boodschap zien.
Populair was het werk van Jacob Cats (1577-1660) die onder andere de embleembundel Sinne- en Minnebeelden publiceerde in 1618.

Lees ommekeer (blz 29) – kan ik niet samenvatten, is het in feite al.

Lees in Annelore's samenvatting de aantekeningen over de aflatenhandel.
Eerst was het zo (tot 5e eeuw) dat je moest bekennen wat je fout deed aan het volk, daarna moest je het opbiechten in de Kerk. Daarna moest je pelgrimages en kruistochten doen om te boeten, en mocht je iemand ervoor inhuren. Als laatste dacht de kerk te kunnen verdienen aan deze dingen en kon je jezelf vrijkopen. Dus geld geven aan de kerk.

Het drukken van boeken is rond 1455 uitgevonden door Johannes Gutenberg in Mainz. Uit de Nederlanden is geen drukwerk bekend van vóór 1473 en het eerste boek in de Nederlandse taal verscheen pas in 1477.
Je kon nu sneller een boek drukken; ipv het schrijven van een boek kon je honderden drukken. Het was minder duur (NOG STEEDS DUUR) en koste minder werk.
Het duurde nog bijna twintig jaar voordat in 1473 het eerste boek in de Nederlanden werd gedrukt; Gutenberg was toen al jaren dood. De eerste teksten waren in het Latijn, maar al gauw werd er ook een Nederlandse tekst gedrukt, ook nu weer de bijbel.
Eerst maakte men vooral herdrukken van populaire oudere teksten, zoals Karel ende Elegast, maar meer en meer gingen drukkers zich gedragen als uitgevers. Ze verzamelden bijvoorbeeld gedichten en liedjes, en ze lieten nieuwe teksten schrijven en oude herschrijven. Zo ontstond het genre van de 'prozaroman', die vaak een bewerking is van een ouder verhaal. Een paar van de bekendste teksten uit de begintijd van de boekdrukkunst zijn de Elckerlijc en Mariken van Nieumeghen.

Een rederijker is iemand die de welsprekendheid (retorica) beoefent. Een specifieke betekenis kreeg dit woord in de late Middeleeuwen toen amateur-dichters zich verenigden in verenigingen die rederijkskamers werden genoemd. Het woord komt van het Franse woord "Rhétoriqueur": hij die de retorica beoefent.
Elke (rederijks)kamer had een beschermheer of prince, een deken (voorzitter) en een factor (de tekstdichter).

De rederijkerspoëzie bracht nieuwe dichtvormen zoals het referein en de 'rhetorike extraordinaire', en inhoudelijk onderscheidde men drie genres: 'in 't vroede' (ernstige poëzie), 'in 't amoureuze' (liefdesgedichten) en 'in 't sotte' (komische, soms schunnige gedichten).
Er waren ook wedstrijden welke Rederijkersgroep het beste toneelstuk schreef/opvoerde. Deze wedstrijden heetten landjuwelen. De winnaar kreeg een prijs en moest de volgende keer de wedstrijd organiseren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten