Na de WOII geloofde men niet langer meer in de stabiliteit
en harmonie vd maatschappij. Vlak na de oorlog was er het existentialisme:
stroming die uitgaat vd absurditeit vd wereld. Jean-Paul Sartre (leider vd stroming) stelde dat de mens in een wereld
zonder god zelf verantwoordelijk was voor zijn keuzes en daden. Daarom mocht de
mens geen passieve, afwachtende houding aannemen, maar diende hij betrokken te
zijn bij maatschappelijke veranderingen. Aan het eind vd jaren ’60 vervaagde de
dreiging ve nieuwe oorlog -> mensen profiteerden volop van nieuwe rijkdom.
In de jaren ‘80/’90 kwam men erachter dat de economische bloei niet onbeperkt
was: overbevolking, individualisering en beschadiging vh milieu.
Prose
·
Leesbaarheid:
logisch, chronologisch verhaal
·
Geloofwaardigheid:
makkelijk identificeren met de hoofdpersoon
·
Waarschijnlijkheid:
weerspiegelt redelijk nauwkeurig de werkelijkheid
Chronologische
weergave: weergave waarin gebeurtenissen worden beschreven in de volgorde
waarin ze in de tijd plaatsvinden.
Verschillende genres van romans na de WOII:
·
Naturalistische roman: naturalistische auteurs schetsen een beeld vd moderne samenleving waarin
hun helden zich niet thuisvoelden (ze waren opstandig en weigerden zich aan
te passen).
·
Fantastische roman & sprookje: schrijvers
onderzochten verbeelding en fantasie. Antione de Saint-Exupéry onderzocht de ware aard van liefde en geluk.
Antoine de Saint-Exupéry:
vliegenier en romanschrijver. Hij verwoordt in zijn romans in bijna
dichterlijke taal de kern vh menselijk bestaan: liefde, rechtvaardigheid,
verantwoordelijkheid. Het lijkt alsof de schrijver vanaf grote hoogte de chaos
vh menselijk bestaan overzag en terugbracht naar de essentie. Hij schreef “Le
petit prince”. Het gaat over een kleine prins die zijn planeet verlaat om
liefde te zoeken, want hij leeft in onvrede met zijn “roos”(staat symbool voor
vriendschap, liefde). (fragment) Hij komt een dronkaard tegen. Het is komisch,
want de dronkaard drinkt omdat hij zich schaamt dát hij drinkt. Het prinsje
vindt volwassenen gek, en de vos zegt tegen hem: “Het allerbelangrijkste zie je niet met je ogen, maar met je hart”.
·
Vrije roman: veel vrijheidszin, voor het plezier
vh schrijven. De hussards reageerde
tegen de geëngageerde (=maatschappelijk gerelateerd) literatuur vd
existentialisten.
·
Historische roman: psychologische/sociologische
analyse vindt plaats in een (recent) historisch decor.
·
Autobiografische roman: roman waarin de auteur
(een deel van) zijn leven beschrijft.
·
Realistische roman: roman beschrijft realistisch
de (wan)toestanden in de moderne samenleving (rond jaren ’60 zijn dit
verandering in de consumptiemaatschappij)
·
Psychologische roman: schrijver is op zoek naar
de beweegredenen vh menselijk gedrag.
Agota Kristof maakte in Hongarije de WOII mee en vluchtte
naar Zwitserland. Ze maakte daar mee wat elke vluchteling doormaakt: na de
angst, wreedheid en honger vd oorlog komt het eenzame, het niet kunnen
communiceren met de bevolking en het missen van je familie. Ze schreef “Le
Grand Cahier”. Het gaat over het leven ve tweeling in de oorlog. Ze worden door
hun moeder naar het platteland gebracht, naar hun oma die wreed is en hen hard
laat werken. (fragment) Ze moeten veel klusjes doen anders krijgen ze weinig te
eten. Zelf eet ze voor hun neus wel. Verder “trainen de jongens zichzelf door expres niet te eten (zo raken
ze gewend aan honger).
Vertelperspectief: gezichtspunt vanwaar het verhaal wordt
verteld. 3 mogelijkheden:
·
Auctoriale verteller: alwetende verteller, neemt
zelf niet deel aan het verhaal.
·
Personale vertelsituatie: verhaalgebeurtenissen,
personagebeschrijvingen & ruimtebeschrijvingen worden waargenomen door de
ogen ve personage (hij/zij)
·
Ik-vertelsituatie: verteller is een personage
die meespeelt in het verhaal, lezer ziet alles door de ogen vd “ik”
Emile Ajar bestrijdt in zijn boeken alle vormen van
discriminatie. Dit houdt waarschijnlijk verband met zijn eigen jeugdervaringen.
Hij schreef “La vie devant soi”. Het gaat over de genegenheid tussen een oude
joodse vrouw (Mme Rosa) en een Arabisch jongetje (Momo). Beiden zijn eenzaam,
aan elkaar overgeleverd en op zoek naar geborgenheid. (fragment) Mme Rosa zorgt
(als ex-prostituée) voor de kinderen van andere prostituées en houdt het meest
van Momo. Momo wil ervoor zorgen dat hij Mme Rosa niet kwijtraakt, want de
dokter vindt dat ze moet opgenomen worden in het ziekenhuis. Dit doet hij door
te zeggen dat er familie uit Israël is die haar komt halen. De dokter gelooft
het (hoewel het komisch is omdat Arabieren nooit Joden naar Israël laten gaan).
Alexandre Jardin’s boeken gaan over het behouden vd
hartstocht in de liefde. Hij schreef “Le zèbre”. Het gaat over Gaspard die de
hartstocht vh begin van zijn huwelijk weer wil opwekken. (fragment) Dit door de
1e ontmoeting met zijn vrouw Camille na te spelen: hij corrigeert
haar echter een paar keer (Camille geeft een te harde trap, het was een
regenjas ipv een bontjas en het regende dus gooit hij een kom water in haar
gezicht). Ze neemt echter wraak door hem vd trap te gooien. De roman heeft een romantische inhoud: er
wordt een oude liefde opgewakkert. De schrijfstijl echter is realistisch: alles
wordt heel gedetailleerd opgeschreven.
La poésie de l’après-guerre
Na de WOII was er een periode van parlandopoëzie: in
spreektaal werd verwoord wat de massa voelde. In vrij vers: zonder traditionele
vorm (strofenbouw, metrum en rijm ontbreken, verslengte is onregelmatig).
Jacques Prévert was vlak na de WOII zeer populair omdat
iedereen zich herkende in zijn eenvoudige, alledaagse gedichten. Hij schreef
ook liedteksten (voor o.a. chanson) en een filmscenario. Een van zijn gedichten
is “Le temps perdu”. (fragment) Het gaat over een arbeider die voor een keuze
staat: wel of niet in de fabriek werken? Hij knipoogt naar de zon, want die
glimlacht naar hem.
Personificatie: levenloze voorwerpen of abstracties worden
als levend voorgesteld met menselijke eigenschappen.
Na de jaren ’50 keerde men terug naar de traditionele
versvormen. Er kwamen ook nieuwe vormen poëzie: veel eenvoud, alledaagse dingen
en WOII-gerelateerde onderwerpen werden vermeden. De stedelijke beschaving werd
verruild voor terugkeer naar de natuur.
René Char was tijdens de WOII een verzetsstrijder. Zijn
dichtkunst is geïnspireerd door zijn opvatting over mens en wereld en zijn
liefde voor de natuur. Hij schreef “Qu’il vive !”. (fragment) Het gaat
over 2 streken, men kent in de ene streek geen overhaast afscheid, men gelooft
niet in de goedheid vd overwinnaar en kijkt niet raar op als mannen hun
gevoelens tonen (jodenvervolgingen zijn overhaast afscheid).
La chanson is een
bepaalde vorm van poezie die zich onderscheidtg van moderne poëzie door
regelmatige versregels, strofen en rijm. Inhoud: lyrisch gevoel, verlangen dat
iedereen herkend (kan gezongen zijn). Inhoud vd chansons:
Jaren ‘50
|
Na mei-opstand ‘68
|
Thema’s als liefde, vriendschap, eenzaamheid, jeugd, ouderdom en dood
|
Thema’s wat ze voelden, hoorden & zagen in de omgeving
|
Kritiek op de maatschappij
|
Veel Chansonniers geloofden niet meer dat ze de samenleving konden
veranderen
|
Meer het eigen werk vd artiesten
|
Nadruk op tekst
|
|
Alledaagse optimisme voor een betere toekomst
|
Na 1968 waren 2
scholen te onderscheiden :
1. School waar het chanson een eigen
droomwereld bezong en orde bekritiseerde (vertegenwoordigd door Georges
Moustaki, Michel Berger, Particia Kaas, Renaud (2 namen kennen))
2. School combineerde het chanson en de
popmuziek (vertegenwoordigd door Julien Clerc, Michel Sardou, Michel Fugain,
Patrick Bruel (2 namen kennen)).
Patrick Bruel (zanger en acteur) zingt niet alleen over de
romantische kant vd liefde, maar ook de angst, de pijn en het verdriet ervan.
Verder vraagt hij in zijn teksten aandacht voor mondiale problemen. In zijn
lied “Qui a le droit” Mag de ik-figuur
geen vragen stellen omdat hij te klein is, hij krijgt nooit antwoord.
Volwassenen vertellen nooit de hele waarheid. Het gevolg is dat de ik-persoon
later in zijn leven er pas achter komt dat de wereld niet perfect is.
Théâtre
Het traditionele theater heeft dezelfde kenmerken als de
traditionele roman. Het theater van Jean Anouilh is te verdelen in “pièces
noires” (sombere stukken), “pièces grinçantes” (sarcastische stukken), “pièces
comstumées” (historische stukken) en “pièces roses” (blije stukken met happy
end. De personages in zijn toneelstukken zijn te verdelen in 2 categorieën:
corrupt en zuiver. Het toneel weerspiegelt de strijd tussen onvermogen en
redeloosheid (zoals de WOII).
L’alouette (pièce costumée van Jean Anouilh) gaat over
Jeanne d’Arc, die te laat thuiskomt en zegt dat ze stemmen heeft gehoord die
zeggen dat ze Frankrijk uit de handen vd Engelsen moet redden, maar haar vader
denkt dat er een jongen in het spel is en slaat haar. (fragment) Jeanne moet
als jongen verkleed de koning redden. Van haar moeder mag ze geen mannendingen
doen, want vrouwen moeten het huishouden doen en trouwen wie de vader uitkiest
(haar moeder was zelf ook niet verliefd op haar vader, maar ze is toch gelukkig
geworden). De aartsengel Michaël zegt dat God wel vertrouwen in haar heeft.
NB : hier staan de antwoorden van alle vragen, kijk
bij “Historisch deel 3: La littérature traditionelle après la Deuxième Guerre
Mondiale”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten