Seneca, Epistula V
[85/89]
1.
Quod pertinaciter studes et omnibus omissis hoc
unum agis, ut te meliorem cotidie facias, et probo et gaudeo, nec tantum hortor
ut perseveres sed etiam rogo.
-
Dat jij volhardend studeert en na alles opzij te
hebben gezet dit ene doet, dat je jezelf beter maakt dagelijks en keur ik goed
en ben ik blij en niet alleen spoor ik aan, dat je doorgaat, maar ik vraag het
je zelfs.
2.
Illud autem te admoneo, ne eorum more qui non
proficere sed conspici cupiunt facias aliqua quae in habitu tuo aut genere
vitae notabilia sint;
-
Tot dit spoor ik je aan, dat je niet op de
manier van hen, die niet vooruitgang willen maken maar gezien worden, bepaalde
dingen doet die in jouw kleding of levensstijl opvallend zijn.
3.
Asperum cultum et intonsum caput et
neglegentiorem barbam et indictum argento odium et cubile humi positum et
quidquid aliud ambitionem perversa via sequitur evita.
-
Vermijd een onverzorgd uiterlijk en een
ongeschoren hoofd en een verwaarloosder onverzorgde baard en een haat tegen
zilver verklaard en een bed op de grond geplaatst en wat ook maar streeft naar
ijdelheid langs de verkeerde weg.
4.
Satis ipsum nomen philosophiae, etiam si modeste
tractetur, invidiosum est:
-
Voldoende gehaat is de term filosofie zelf,
zelfs als die bescheiden wordt gebruikt:
5.
Quid si nos hominum consuetudini coeperimus
excerpere?
-
Wat als wij ons beginnen te onttrekken aan de
omgang met de mensen?
-
Vul aan na wat “gebeurt er” = ellips.
6.
Intus omnia dissimilia sint, frons populo nostra
conveniat.
-
Laat van binnen alles verschillend zijn, laat
ons uiterlijk overeen komen met het volk.
-
Tussen sint en frons is geen voegwoord =
asyndeton.
7.
Non splendeat toga, ne sordeat quidem;
-
Laat de toga niet schitteren, laat hem ook niet
smerig zijn;
-
Tussen toga en ne is geen voegwoord = asyndeton.
8.
Non habeamus argentum in quod solidi auri
caelatura descenderit, sed non putemus frugalitatis indicium auro argentoque
caruisse.
-
Laten we geen zilver hebben, waarin inleg van zwaar
goud is gedreven, maar laten we niet menen dat het een teken van soberheid (is)
goud en zilver te hebben gemist.
-
Het ontbreken van “is” = ellips.
9.
Id agamus ut meliorem vitam sequamur quam
vulgus, non ut contrariam:
-
Laten we dit doen, dat we een beter leven nastreven
dan het volk, niet dat tegenovergestelde:
10.
Alioquin quos emendari volumus fugamus a nobis
et avertimus;
-
Anders verjagen we degenen, die we willen te
worden verbeterd van ons en drijven we hen weg;
11.
Illud quoque efficimus, ut nihil imitari velint
nostri, dum timent ne imitanda sint omnia.
-
Dit bereiken we ook, dat ze niets willen
nabootsen van ons, omdat ze vrezen dat alles moet worden nagedaan.
12.
Hoc primum philosophia promittit, sensum
communem, humanitatem et congregationem;
-
Dit als eerste belooft de filosofie, gezond
verstand, sociaal gevoel en contact met de ander.
13.
A qua professione dissimilitudo nos separabit.
-
En van deze belofte zal afwijkend gedrag ons
scheiden.
-
Vul aan “van het gewone volk” = ellips.
14.
Videamus ne ista per quae admirationem parare
volumus ridicula et odiosa sint.
-
Laten we erop toezien dat de dingen, waardoor we
bewondering willen verwerven, niet belachelijk en gehaat zijn.
15.
Nempe propositum nostrum est secundum naturam
vivere:
-
Het is toch ons voornemen om volgens de natuur
te leven:
16.
Hoc contra naturam est, torquere corpus suum et
faciles odisse munditias et squalorem appetere et cibis non tantum vilibus uti
sed taetris et horridis.
-
Dit is tegen de natuur, je lichaam kwellen en
makkelijke hygiëne haten en smerigheid nastreven en niet alleen eenvoudig
voedsel gebruiken, maar (ook) smerig en afschuwelijk.
17.
Quemadmodum desiderare delicatas res luxuriae
est, ita usitatas et non magno parabiles fugere dementiae.
-
Zoals verlangen naar lekkernijen een teken is
van luxe, zo (is) ontvluchten van gewoon en voor niet veel geld verkrijgbaar
(voedsel) (een teken) van dwaasheid.
-
Het ontbreken van “is”, “voedsel” en “een teken”
= ellips
-
Regel 14 tot en met 17 zijn kritiek op de
Cynici.
18.
Frugalitatem exigit philosophia, non poenam;
-
Filosofie vereist soberheid, niet straf;
19.
Potest autem esse non incompta frugalitas.
-
Er kan een niet onverzorgde soberheid bestaan.
20.
Hic mihi modus placet:
-
Deze manier bevalt (mij):
21.
Temperetur vita inter bonos mores et publicos;
-
Laat het leven gematigd worden tussen goede
gewoonten en maatschappelijke;
22.
Suspiciant omnes vitam nostram sed agnoscant.
-
Laten allen naar ons leven opkijken, maar laten
ze het herkennen.
23.
“Quid ergo?
-
“Wat is er?
24.
Eadem faciemus quae ceteri?
-
Zullen wij hetzelfde doen wat de anderen (doen)?
25.
Nihil inter nos et illos intererit?”
-
Is er geen verschil tussen ons en hen?”
-
De regels 23/25 geven het te verwachten antwoord
aan: dit zorgt voor levendigheid.
26.
Plurimum: dissimiles esse nos vulgo sciat qui
inspexerit propius;
-
Heel veel: laat hij weten dat we verschillend
zijn, die dichterbij heeft gekeken.
27.
Qui domum intraverit nos potius miretur quam
supellectilem nostram.
-
Degene die ons huis is binnengegaan moet eerder ons
bewonderen dan onze huisraad.
28.
Magnus ille est qui fictilibus sic utitur
quemadmodum argento, nec ille minor est qui sic argento utitur quemadmodum
fictilibus;
-
Groot is hij, die aardewerk zo gebruikt, zoals zilver,
niet minder is hij die zilver zo gebruikt, zoals aardewerk;
29.
Infirmi animi est pati non posse divitias.
-
Het is typisch iets van een zwakke geest rijkdom
niet te kunnen verdragen.
30.
Sed ut huius quoque diei lucellum tecum
communicem, apud Hecatonem nostrum inveni cupiditatum finem etiam ad timoris
remedia proficere.
-
Maar om ook een kleine winst van deze dag met
jou te delen, heb ik bij onze Hecaton gevonden dat het einde van begeertes ook
tot voordeel is bij geneesmiddelen van (tegen) vrees.
-
inveni + ACI -> proficere is infinitief.
31.
“Desines” inquit “timere, si sperare desieris.”
-
“Je zult ophouden”, antwoordt hij, “te vrezen,
als je opgehouden zult zijn te hopen.”
32.
Dices,”quomodo ista tam diversa pariter sunt?”
-
Jij zult zeggen, “hoe gaan die zo verschillende
zaken samen?”
33.
Ita est, mi Lucili:
-
Het is zo, mijn Lucilius:
-
Al Seneca’s brieven zijn gericht aan Lucilius:
een denkbeeldig persoon.
34.
Cum videantur dissidere, coniuncta sunt.
-
Hoewel ze lijken te verschillen, zijn ze
verbonden.
35.
Quemadmodum eadem catena et custodiam et militem
copulat, sic ista quae tam dissimilia sunt pariter incedunt:
-
Zoals dezelfde ketting en de gevangene en de
bewaker koppelt, zo gaan deze dingen, die zo verschillend zijn, gelijk op:
36.
Spem metus sequitur.
-
Vrees volgt hoop.
Stoa (Stoïcijnen) willen de mensen inpalmen door goed
uiterlijk. Ze vinden dat men weinig nodig heeft omgelukkig te zijn, alleen
verstand. Stoa denkt dat alles gebeurt volgens vooropgezet plan (necessitas =
noodzaak, fatum = het lot).
Cynici vinden dat de natuur de basis is. Ze zijn tegen
wetten, regels en cultuur, ze willen back to basic.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten