maandag 11 februari 2013

Maatschappijleer pluriforme samenleving (klas 5)


bladzijde 142 tm bladzijde 179, paragraaf 1 tm 6

Paragraaf 1
Met cultuur bedoelen we alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
  • Het bepaalt je identiteit. De cultuur waar je in verkeerd hoort bij je identiteit. Je persoonlijkheid wordt door de cultuur (onopgemerkt) beïnvloed.
  • Mensen hebben door hun cultuur een gemeenschappelijk referentiekader. Daardoor begrijpen ze elkaar.
  • Het werkt gedragsregulerend, cultuur doet het gedrag van mensen geordend verlopen.
Je spreekt dezelfde taal, maar elke cultuur ontwikkelt ook rolgedrag (zoals een chef en zijn werknemers, sporter en trainer).

Rolgedrag: Iedereen vervult in zijn leven verschillende rollen: als leerling, consument, moeder, werknemer etc. De manier waarop wij ons in een rol laten zien, de 'presentation of the self', wordt sterk beïnvloed door maatschappelijke verwachtingen. We hebben verschillende maskers die we onbewust verwisselen bij een andere rol, wat we 'impression management' noemen; een 'rol' opvoeren.

Om een hele samenleving goed te laten funcitoneren, moet er een minimum aan gedragsregels en normen en waarden zijn waariedereen het over eens is. Dit noemen we de dominante cultuur, het geheel van normen, waarden en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd.
De kenmerken van de dominante cultuur zijn meestal gebaseerd op de cultuurkenmerken van groepen die de meeste invloed uitoefenen (zoals mensen die politieke en economische posities hebben).
Als een specifieke groep eigen waarden, normen en andere kenmerken ontwikkelt die afwijken van de dominante cultuur, spreken we van een subcultuur. Bijna iedereen behoort tot verschillende subculturen, zoals gothic zijn én dierenactivist.
Een etnische subcultuur is een subcultuur van mensen die behoren tot dezelfde etnische groep.
Etnisch: behorend tot een bepaald volk of afkomstig uit een bepaald land.
Een subcultuur hoeft niet strijdig te zijn met de dominante cultuur, dat is wel het geval bij een tegencultuur. Deze mensen verzetten zich tegen de dominante cultuur.

De belangrijkste kenmerken van een cultuur worden aan nieuwe leden overgedragen door socialisatie: het proces waarbij iemand (on)bewust de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.
Socialisatie zorgt er dus voor dat de cultuur blijft bestaan. Socialisatie vindt vooral plaats via imitatie: je laat je beïnvloeden door anderen.
Socialisatie vindt plaats binnen verschillende socialiserende instituties: instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen waarbinnen en waarlangs de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Onder collectieve gedragspatronen verstaan we prinsjesdag, carnaval, kerstmis etc.
Naast het gezin, school en je vriendengroep, zijn ook de overheid en de media socialiserende instituties. De overheid omdat zij specifieke waarden en normen tot wetten maakt waar iedereen zich aan moet houden, en de media omdat die een grote invloed hebben op het gedrag en denken van de mensen én omdat zij de agenda van de overheid zijn.

Het socialisatieproces vindt plaats door middel van sociale controle, de manier waarop mensen andereen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.
Als sociale controle gebaseerd is op geschreven regels en weten, noemen we het formeel. Bij beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels spreken we van informele sociale controle.
Sociale controle vindt plaats in de vorm van positieve en negatieve sancties. Denk aan een diploma (positief) en het uitfluiten van een voetbalteam na een slechte wedstrijd (negatief).
Enculturatie: als je vanaf je geboorte in een land hebt gewoond en de cultuur een deel van je opvoeding is.
Acculturatie: als je jezelf de kenmerken van een cultuur waar je oorspronkelijk niet toebehoort, aanleert.
Internalisatie: als je je bepaalde aspecten van een cultuur zo eigen hebt gemaakt, dat je je automatisch gaat gedragen zoals de groep dat van je verwacht.

Cultuur is dynamisch, ook de dominante culturen veranderen. Denk dat abortus vroeger taboe was in Nederland, evenals scheiden en seks voor het huwelijk. De veranderingen van de dominante cultuur zijn onder invloed van de subculturen en tegenculturen.
Door socialisatie en internalisatie voelen mensen zich verwant met de dominante cultuur en met de cultuur van kleinere groepen. Dit proces van groepsidentificatie heeft tot gevolg dat onze persoonlijkheid/identiteit voor een deel bestaat uit sociale elementen. Veel eigenschappen zijn een combinatie van aangeboren en aangeleerde aspecten, zoals sporten of muziek spelen. Doordat persoonlijke karaktertrekken samengaan met sociale aspecten ontwikkelt ieder mens zich apart.

In Nederland wordt veel nadruk gelegd op individuele ontplooiing. We noemen onze cultuur dan ook individualistisch. In andere culturen staat het belang van collectief voorop, zoals in arabische landen het belangrijk is dat je zorgt voor je familie en gastvrij bent. Deze culturen noemen we collectivistisch. Het is belangrijk om loyaal te zijn aan je dominante cultuur (en je subculturen).

Paragraaf 2
Tot ongeveer 1960 werd de Nederlandse samenleving gekarakteriseerd door de volgende kenmerken:
  • Er was weinig sociale mobiliteit. Het was dus moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder. Als kind van een arbeider kon je geen notaris of dokter worden.
  • Sterk gezinsgericht. Tot in 1956 waren gehuwde vrouwen zelfs handelingsonbekwaam: ze mochten zonder toestemming van hun man of vader geen overeenkomst sluiten, zoals het openen van een bankrekening of het kopen van een huis.
  • Er bestonden strikte hiërarchische verhoudingen tussen mensen. Verschillen in rang en stand werden algemeen geaccepteerd.
  • Nederland was een verzuild land, het maatschappelijke leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen. Het was niet de bedoeling dat mensen buiten hun eigen zuil actief waren, en huwelijken tussen verschillende (religieuze) komaf werden afgekeurd.

De jaren '60 staan bekend als de jaren van de sociale en culturele revolutie. In deze periode werd het huwelijk tussen princes Beatrix en prins Claus met een rookbom verstoord. Er ontstonden nieuwe politieke bewegingen en opstanden van studenten. Duizenden jongeren kwamen samen op de festivals waar ze over drugs en voorbehoedsmiddelen praatten, en zich erg vrij kleedden. In nauwelijks tien jaar tijd veranderde de cultuur in Nederland grondig en voorgoed.
De belangrijkste ontwikkelingen/veranderingen (7):
  • Nieuwe verhoudingen. De welvaart groeide door de wederopbouw in Nederland. Nederland werd een consumptiemaatschappij, een samenleving waarin het bedrijfsleven zich sterk richt op het produceren van aantrekkelijke luxegoederen voor cosumenten. Kinderen konden langer doorleren door beursen van de overheid, wat tot betere sociale mobiliteit en opleidingsniveau zorgde. Dit zorgde tot een grotere mondigheid.
  • Meer aandacht voor het individu. Er kwam meer ontplooiing, jongeren gingen meer zelfstandig wonen en kozen allerlei samenlevingsvormen: ongehuwd samenwonen, latrelaties en woongroepen. Vroeger bleven mensen in een slecht huwelijk bij elkaar uit financiële noodzaak, en door de bijstandsuitkeringen konden mensen scheidden.
  • Emancipatie. Vrouwen kregen meer te zeggen, hadden een hoger opleidingsniveau en een eigen inkomen. Dit maakte ze zelfbewuster. Er ontstonden feministische actiegroepen, zoals de Dolle Mina. Vrouwen eisten gelijk loon voor gelijk werk en zelfbeschikkingsrecht over hun eigen lichaam. De anticonceptiepil moest worden vergoed en vrouwen moesten vrij kunnen kiezen voor abortus. Behalve vrouwen eisten ook homosexuelen en andere minderheidsgroepen gelijke rechten.
  • Ontkerkelijking en ontzuiling. Bij de ontzuiling speelde een nieuw massamedium, de televisie, een grote rol. Hier kwamen ze erachter dat mensen van andere zuilen niet zo anders of slecht waren als werd gedacht. De mensen groeiden naar elkaar toe, en veel kranten maakten zich los van de kerk (de Volkskrant is bijvoorbeeld niet meer een katholieke krant). Dit noemen we secularisatie.
  • Opkomst jongerenculturen. Jongeren hoefden door de welvaartsgroei niet meer hun loon aan hun ouders te geven en kochten luxegoederen voor zichzelf. Ze kregen meer vrijheid en ontwikkelden zich, er kwamen jongerenculturen zoals de hippies en de krakers, die zich openlijk verzetten tegen de gevestigde orde. Tegenwoordig is er de 'peergroup', een groep mensen in dezelfde leeftijdscategorie met dezelfde belangstelling en leefstijl.
  • Diversificatie media-aanbod. In de jaren '60 en '70 kwamen er piratenzenders als Radio Veronica en Radio Noordzee die uitzonden vanaf schepen buiten de territoriale wateren, zodat ze niet onder de omroepwet vielen, en dus niet onder een 'zuil'. Het waren vooral popmuziekprogramma's die reclame uitzonden voor de kosten. In 1989 kwam er een einde aan het oude omroepstelsel. De wettelijke kaders werden aangepast, zodat er nu tientallen commerciële radio- en tv-zenders bestaan naast een beperkt aantal publieke omroepen die betaaald worden door de overheid.
  • Globalisering. Alle genoemde historische ontwikkelingen hebben een revolutionaire cultuuromslag veroorzaakt. Daarbovenop kwamen de veranderingen als gevolg van de globalisering die veel plaatsvond. Door de computer, telefoon, vliegtuig en andere technologische ontwikkelingen is ons blikveld spectaculair verruimd. Mensen komen nu ook naar Nederland toe, wat voor internationalisering van culturen heeft gezorgd. Dit heet de culturele globalisering en heeft ertoe geleid dat de nationale dominante culturen zijn verbreed, maar ook in betekenis afnemen.

Paragraaf 3.
De factoren om je land te verlaten heten pushfactoren en de redenen om naar een land toe te gaan heten pullfactoren. In praktijk zijn het meestal complementerende beweegredenen om te migreren.
Zo was de groeiende welvaart in de 16e en 17e eeuw hier een grote pullfactor.
Iemand is allochtoon wanneer hij of zij zelf, of tenminste één van de ouders in het buitenland is geboren. Iemand is autochtoon wanneer die in Nederland is geobren en van wie de ouders ook hier zijn geboren en opgegroeid.
Gastarbeiders zijn allochtonen van wie gedacht werd dat ze maar voor een tijdje in Nederland zouden komen wonen en werk zouden verrichten. Een aantal mensen zijn echter in Nederland gebleven. Er zijn verschillende groepen buitenlanders die gastarbeiders zijn:
  • Mensen uit nieuwe, minder welvarende lidstaten van de Europese Unie, zoals Polen, Bulgaren en Romenen. Ze doen veel in de tuinbouw, de bouw en het transport. Ook vragen ze minder geld voor hun werk dan Nederlanders.
  • Hoogopgeleide mensen uit landen als Duitsland, de VS, Japan, China, Zuid-Korea en India, die kennis meebrengen waar in Nederland grote behoefte aan is, zoals in de ICT-sector en de techniek. Deze kennismigranten (jaarlijks 60.000) werken vaak bij grote multinationale bedrijven als Shell, Philips en KPN.
  • Werkzoekenden uit arme landen buiten de EU. 'Fort Europa' houdt de grenzen voor ze dicht, maar degene die toch doorslippen worden illegalen genoemd, mensen die geen wettige toestemming hebben om hier te wonen en te werken.

Nederland heeft kolonies gehad in Nederlands-Indië en Suriname. Alleen de Antillen horen nog bij Nederland. De inwoners werden rijksgenoten genoemd

Uit Indië. In de eerste twintig jaren na 1949, het jaar waarin Indie zich losmaakte van Nederland en de staat Indonesië vormde, emigreerden veel Nederlandse Indiërs naar Nederland. Ze waren vaak van gemengd bloed en dachten hier een betere toekomst te hebben.
In 1951 kwamen er zo'n 12000 Molukkers naar Nederland. Zij hadden in het KNIL (Koningklijk Nederlands-Indisch Leger) gevochten tégen de onafhankelijkheidsstrijders. Door de Indonesische bevolking werden ze als collaborateurs gezien, waardoor ze werden gedwongen naar Nederland te gaan.

Uit Suriname. Na de onafhankelijkheid in 1975 kregen Surinamers de keuze tussen hun nationaliteit. Velen kozen voor Nederland omdat de toekomst van Suriname erg onzeker was. Nadat in 1980 de man Bouterse via een staatsgreep aan de macht kwam, kwamen er nog vele duizenden naar Nederland. Er wonen nu evenveel Surinamers met een Nederlandse nationaliteit hier dan dat er in Suriname zelf wonen, zo'n 345.000 mensen.

Uit de Antillen. Vanaf de jaren '60 daalden de werkgelegenheid op de Antillen waardoor er veel werkloosheid was. Nederland had toen net veel behoefte aan arbeiders door de steigende welvaart en de wederopbouw. Door een groeiende toestroom van kansarme jongeren stelt Nederland sinds 2000 grenzen aan de immigratie van Antillianen. Ze moeten een visum hebben.

Bij gezinshereniging gaat het om mensen die legaal in Nederland verblijven en hun gezinsleden laten overkomen. Bij gezinsvorming gaat het om een Nederlander of iemand met een verblijfsvergunning die met een buitenlander trouwt en hier een gezin sticht.
Om de toestroom van gezinsvormers te beperken heeft Nederland een paar voorwaarden opgesteld: beide partners moeten minimaal 21 jaar oud zijn, de nieuwkomer moet het basisexamen inburgering afleggen en geldt het minimumloon als inkomenseis.
Voor gezinsherenigers gelden dezelfde eisen, maar bovendien worden kinderen van hun alleen toegelaten als zij jonger zijn dan 18 jaar.

Volgens het Internationaal Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen uit 1951 krijgen mensen de status van vluchteling als zij vervolgd worden vanwege hun geloof, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, of als zij op de vlucht moeten vanwege oorlogsgeweld.
Er zijn ongeveer 30 miljoen mensen op de vlucht in eigen land. Van de 10 miljoen mensen die hun land zijn ontvlucht wordt ruim 80% opgevangen in de regio (buurland).
Sommige vluchtelingen vluchten naar het westen en vragen asiel (toevluchtsoord) aan, vaak in de hoop om zich permanent hier te vestigen. In de afgelopen 10 jaar hebben zo'n 15.000 mensen dat aangevraagd, waarvan er tussen de 1000 en de 1800 een verblijfsvergunning heeft gekregen.


§4: Culturele diversiteit
De belangrijkste cultuurverschillen in een samenleving vallen meer op naarmate (groepen) mensen sterk dogmatische (= onveranderlijke) opvattingen hebben. Als verschillen leiden tot tegenstellingen, kan dat tot conflicten en/of spanningen leiden. Hoe kunnen cultuurverschillen tot conflicten leiden en welke strategieën kan de overheid hierbij hanteren.

Nederland is van een homogene, verzuilde (gelijk, maar in verschillende groepen) samenleving veranderd naar een cultureel heterogene samenleving. Hierdoor is het aantal culturele verschillen gegroeid. Dit is te zien in:
·         Emancipatie: opvattingen op dit punt hangen samen met de verhouding tussen masculiniteit (mannelijke overheersing) en femininiteit (vrouwelijke overheersing). In de meeste Zuid-Europese en niet-westerse culturen zijn meer masculien ingesteld met vaste indeling (man werkt, vrouw verzorgt). In meer feminiene culturen is de kwaliteit vh. leven voor alle individuen, ongeacht sekse, de belangrijkste waarde. In deze culturen konden emancipatiebewegingen vorige eeuw met succes strijden voor gelijkberechtiging van vrouwen en homo’s. Gelijkwaardigheid voor de wet vormt nu 1 vd. belangrijkste grondslagen van onze samenleving, hoewel sommige groepen mensen nog steeds vinden dat mannen en vrouwen niet gelijkwaardig zijn.
·         Bestuur en gezag: In westerse landen wordt vaak op rationele wijze bestuurd (formeel, onpersoonlijk en bureaucratische procedures). In tegenstelling tot niet-westerse landen waar traditionele en charismatisch gezag heerst (vriendendiensten en voorkeursbehandelingen)
·         Huwelijk en seks: in veel islamitische en hindoeïstische gezinnen wordt het huwelijk gezien om families met elkaar te verbinden en ivm. familie-eer is seks voor het huwelijk verboden. Ouders bemoeien zich actief met partnerkeuze. Bij jonge allochtonen vd. 2e generatie leidt dit vaak tot conflicten, ook omdat in NL veel vrijer over relaties en seks wordt gedacht (verwachtingen van thuis tegenover verleidingen vd. moderne samenleving). Familie-eer kan tot eerwraak leiden bij homoseksualiteit en (bij meisjes) bij seks voor het huwelijk.
·         Opvoeding: In NL krijgen kinderen veel vrijheid in hun opvoeding, een democratische opvoeding heerst (als ze iets niet willen, hoeven ze niet en over lastige dingen wordt gepraat). Lijfstraffen horen hier niet thuis (dit is ook in strijd met fundamentele recht op lichaamsintegriteit).
In het wij-zijdenken is “wij” de in-group (kennen elkaar) en “zij” de out-group (horen er niet bij). Vaak denkt “wij” negatief over “zij”. Polarisatie: het wij-zijdenken en versterking van eigen groepsidentiteit kunnen leiden tot conflicten als de verschillen tussen de groepen worden vertaald in vijandbeelden (wie niet vóór mij is, is tegen mij, dit kan een belemmering vormen voor intergratieprocessen). Demoniseren: als een groep bewust wordt zwartgemaakt om het wij-zijdenken te stimuleren.

WRR (wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid) geeft als advies als regering niet teveel te bemoeien met hoe mensen moeten omgaan met culturele tegenstellingen. Volgens het WRR is de pluriformiteit van waarden een kenmerk vd. moderne samenleving. Het behoort tot de taak vd. overheid om de kernwaarden die samenhangen met de democratie en rechtsstaat actief uit de dragen. Pas als gedrag in strijd is met de normen vd. rechtsstaat, moet de overheid ingrijpen. Strategieën die de overheid kan hanteren bij verschillende soorten conflicten en cultuurverschillen:
·         Dulden: accepteren van afwijkend gedrag onder voorwaarde dat het afwijkende gedrag medemensen in hun waarde laat en er geen wetten worden overtreden.
·         Confronteren en beslechten: personen die ongewenst en mogelijk strafbaar gedrag vertonen, confronteren met de last die ze veroorzaken met het doel dat ze zich aanpassen.
·         Verbieden en handhaven: bestraffen van afwijkend gedrag wordt noodzakelijk als het rechten van anderen aantast en wettelijk strafbaar is.

§5: Vormen van samenleven
Verschillende manieren waarop overheid en mensen omgaan met de culturele diversiteit in een pluriforme samenleving:
·         Segregatie: het opdelen van een samenleving in gescheiden delen. Cultuurgroepen leven niet mét, maar lángs elkaar. Dit komt vaak doordat één cultuurgroep (die de politieke en economische macht bezit) de andere groepen buitensluit en geen gelijke kansen biedt, maar kan ook uit vrije wil plaatsvinden.
·         Assimilatie: een bevolkingsgroep past zich zo volledig aan, dat de oorspronkelijke cultuur grotendeel verdwijnt.
·         Integratie: als iemand zich aanpast aan de cultuur waar hij in terechtkomt, maar tegelijkertijd gedeeltelijk zijn eigen gewoonten, normen en waarden kan behouden. Een persoon/groep is geïntegreerd wanneer:
o   Sprake is van gelijke juridische positie
o   Er een gelijkwaardige deelname op sociaaleconomisch terrein is
o   De kennis vd. Nederlandse taal voldoende is
o   De gangbare waarde, normen en gedragspatronen worden gerespecteerd
Integratie is echter tweezijdig: vd. nieuwkomer wordt verwacht dat hij bereid is te integreren en de samenleving moet die integratie mogelijk maken (beide groepen passen aan). Manier waarop nieuwkomers in het ontvangende land hun plaats vinden en integreren:
o   Melting pot: culturen van etnische groepen versmelten met de dominante cultuur, zodat er in feite een nieuwe cultuur ontstaat
o   Salad bowl: er is sprake van wederzijdse beïnvloeding vd. culturen, maar cultuurgroepen behouden hun eigen typische kenmerken.

NL heeft gekozen voor integratie. Redenen voor integratieprobleem (nav. sterke immigratie van de laatste 60 jaar);
·         Sociaal en cultureel opzicht: verschillen in achtergrond (immigranten), ze kwamen van een minder gemoderniseerde, agrarisch-ambachtelijke en niet-seculiere samenleving in een sterk gemoderniseerde, geïndustrialiseerde, stedelijke en seculiere samenleving terecht. Verder is de Nederlandse samenleving individualistisch, terwijl veel niet-westerse culturen collectivistisch zijn (met sterke familiestructuur waar schaamtecultuur heerst, persoonlijke issue = familiekwestie).
·         Sociaaleconomische achterstand: sociale ongelijkheid.
o   Werkloosheid: door automatisering en verplaatsing van veel fabriekswerk naar lagelonenlanden lraakten laaggeschoolde werknemers in NL hun baan kwijt (dit trof relatief veel 1e generatie allochtonen, zij kwamen aan de onderkant vd. samenleving)
o   Taalachterstand: door taalachterstand hebben allochtone kinderen het relatief moeilijker om hun talenten optimaal te benutten
o   Woonsituatie: migrantengroepen vestigden zich in grote steden, goedkope woningen. Ze bouwden in grote concentraties migrantengroepen moskeeën, islamitische scholen e.d. waardoor autochtonen zich er niet meer thuis voelden en wegtrokken.
o   Discriminatie: minderheden worden vaker gediscrimineerd op de arbeidsmarkt, sportverenigingen e.d., ondanks het verbod op discriminatie.
·         Politiek-bestuurlijk: passief integratiebeleid. De politiek heeft jarenlang het integratieprobleem onvoldoende herkent en erkent. Ze richtten zich op integratie met behoud van cultuur en identiteit. Daardoor werden weinig eisen gesteld aan nieuwkomers en was het idee ve. verplichte inburgering nog ver weg. Geleidt door het cultuurrelativisme; ene cultuur is niet beter/belangrijker dan de andere.
Pas in de jaren ‘80/’90, toen bleek dat de aanwezigheid van immigranten blijvend zou zijn, ging de overheid zich actief bemoeien met de integratie van niet-westerse immigranten.
o   Werkloosheid onder allochtonen werd bestreden dmv. gericht doelgroepenbeleid (allochtone sollicitanten kregen bij gelijke geschiktheid de voorkeur).
o   Taalachterstanden werden weggewerkt dmv. ontwikkeling van taalprogramma’s
o   Achterstandswijken werden opgeknapt zodat zowel de allochtonen beter wonen als de autochtonen terugkeren naar die wijken.

Sinds 2000 is de toon vh. integratiedebat harder geworden, mede door de wereldwijde spanningen als gevolg vd. aanslagen uit naam vd. islam. Het multiculturele drama dat zich in NL voordoet, is dat partijen als Leefbaar Nederland, de Lijst Pim Fortuyn en PVV legden nadruk op culturele verschillen: cultuur en godsdienst uit land van herkomst , zouden het voor migranten moeilijk maken om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Het debat is geculturaliseerd: cultuurverschillen tussen nieuwkomers en autochtone bevolking worden als hoofdoorzaak vd. achterstand van etnische minderheden aangewezen.

Willen we de mate van integratie meten, dan moeten we naast sociaal-culturele integratie, ook kijken naar sociaaleconomische en politieke integratie. Over het algemeen zijn (kinderen van) immigranten succesvol geïntegreerd. Niet alleen door overheidsmaatregelen, maar ook door inspanningen van mensen zelf. Achter de voorbeeldfiguren (succesvolle, allochtone mensen) ontwikkelt zich een allochtone middenklasse die een baan op middelbaar niveau of hoger heeft.

§6: Sociale cohesie
Sociale cohesie; mate waarin mensen bindingen met elkaar hebben en het gevoel bij elkaar te horen dat hieruit kan ontstaan. Mensen zijn namelijk niet alleen een individu met eigen karakter, maar ook een onderdeel van een groter geheel.

Verschillende manieren waarop mensen afhankelijk zijn van elkaar (bindingen):
·         Affectieve bindingen: emotionele relaties tussen mensen (vriendschap, geloofsgemeenschap e.d.), het gevoel ergens bij te horen. Niet alleen langdurig, maar ook voor korte tijd (4 mei) kunnen dingen tot collectieve (verenigd) ervaring leiden. Dit kan behalve tot positieve gevoelens, ook tot polarisatie leiden (vijandig tegenover bijv. andere sportclub).
·         Economische bindingen: mensen zijn afhankelijk van anderen door hun behoeften. Onze samenleving wordt gekenmerkt omdat er een sterke mate van arbeidsdeling bestaat (we produceren niet alleen voor eigen gebruik, maar ook voor anderen). De economische globalisering (goederen worden over de hele wereld gemaakt en getransporteerd) heeft een nadelig effect op de sociale cohesie in een land (geen enkel product wordt in 1 land gemaakt dus er is geen nationaal gevoel van trots, bijv. Philips in Nederlands bedrijf, maar we zijn er niet meer écht trots op omdat het overal ter wereld gefabriceerd wordt).
·         Cognitieve bindingen: mensen zijn afhankelijk van elkaar door kennisoverdracht. Niet alleen wat je op school leert, maar ook alledaagse kennis en godsdienstige en ideologische kennis. Onze communicatienetwerken zijn hiervoor van groot belang (maar door bijv. mensen zonder internet krijg je een tweedeling -> nadelig effect op sociale cohesie). Sociale cohesie wordt versterkt als er een zekere mate van gemeenschappelijke historische kennis is.
·         Politieke bindingen: mensen zijn afhankelijk van elkaar omdat we niet alles zelf kunnen regelen. Er is een sociaal contract; stilzwijgende overeenstemming vd. bevolking dat men zich houdt aan de regels die door politici worden vastgesteld. Voor sociale cohesie is het van belang dat mensen betrokken zijn bij maatschappelijke vraagstukken en verkiezingen.

In werkelijkheid lopen de 4 soorten bindingen door elkaar heen. Bindingen zijn belangrijk, ze dragen ertoe bij dat je je betrokken voelt bij de belangen en kwesties die belangrijk zijn voor de groep waartoe je jezelf kent. Hoe meer bindingen er zijn tussen mensen, des te meer sociale cohesie er is. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten