Natuurkunde aantekeningen laar Isis
Licht
gaat alle kanten op (verstrooiing), Hierdoor zien we
voorwerpen. Spiegelend: Licht wordt in één richting
gereflecteerd. Spiegelwet: hoek van inval = hoek van terugkaatsing
De
‘normaal’ à
Loodrecht op de spiegel
à
Bij een cirkel vanuit het middenpunt.
Bij spiegelbeeld:
- spiegelbeeld en voorwerp staan even ver van elkaar
- lijn spiegelbeeld/-voorwerp loodrecht op de spiegel
- spiegelbeeld en voorwerp zijn even groot
- spiegelbeeld is virtueel (dus gestippeld!)
- spiegel verwisseld voor en achter (bij spiegel is links voor rechts achter, in het echt andersom)
- lijn spiegelbeeld/-voorwerp loodrecht op de spiegel
- spiegelbeeld en voorwerp zijn even groot
- spiegelbeeld is virtueel (dus gestippeld!)
- spiegel verwisseld voor en achter (bij spiegel is links voor rechts achter, in het echt andersom)
Bij een blauw voorwerp worden alle kleuren geabsorbeerd door
het voorwerp,
op de kleur blauw na à die wordt gereflecteerd.
op de kleur blauw na à die wordt gereflecteerd.
Brekingsindex (n)
à sin(i)/sin(r) = constante dit
geldt alleen van lucht naar stof!
Stof naar lucht à
breekt van de normaal af.
Brekingsindex (n) = sin(i)/sin(r) = 1/brekingsindex
Brekingsindex (n) :
hoe groter, hoe meer breking van de normaal
het is afhankelijk van de golflengte (kleur), iedere kleur heeft een eigen brekingsindex.
het is afhankelijk van de golflengte (kleur), iedere kleur heeft een eigen brekingsindex.
Grenshoek (g) à Hoek van inval
waarvoor nog net geen totale reflectie optreedt. Bestaat alleen bij overgang
van stof naar lucht.
Sin (g) = 1 (=sin(90))/n
Lens:
maakt een beeld van een voorwerp à
breekt lichtstralen die van voorwerp komen, de gebroken lichtstralen komen bij
elkaar in het beeld.
Brandpunt:
plek waar lichtstralen die, evenwijdig aan de hoofdas voor de lens, na de lens
bij elkaar komen.
Constructiestralen:
stralen waarmee de plaats van het beeld kan worden bepaald (3 bij positief).
Vergroting (N) = lengte beeld/lengte voorwerp = Lb/Lv (of b/v)
1/v + 1/b = 1/f = constante
S (dioptrie) = 1/f (f in meters!)
v = voorwerpsafstand
b = beeldafstand
F = brandpuntafstand
b = beeldafstand
F = brandpuntafstand
f = brandpunt
Verkleining als v > 2 F beeld
op de kop
Even groot als v = 2 F beeld op de kop (reëel beeld)
Vergroot als v < 2 F maar v > F beeld op de kop
Virtueel als v < F virtueel beeld
Geen beeld als v = F -
Even groot als v = 2 F beeld op de kop (reëel beeld)
Vergroot als v < 2 F maar v > F beeld op de kop
Virtueel als v < F virtueel beeld
Geen beeld als v = F -
Telelens
|
Groothoeklens
|
F is groot
N is groot
b is groot beperkt gebied op film |
F is klein
N is klein
b is klein heel groot gebied op film |
Blauwe blokjes in het boek Annelore
blauw blokje 2:
Kleurschifting: het opbreken van wit licht in een kleurenspectrum
Regenbogen ontstaan door kleurschifting in regendruppels doordat alle kleuren licht een andere brekingindex hebben (rood heeft een kleinere n dan violet, zie tabel 18)
Regenbogen ontstaan door kleurschifting in regendruppels doordat alle kleuren licht een andere brekingindex hebben (rood heeft een kleinere n dan violet, zie tabel 18)
blauw blokje 4:
Met glasvezelkabels kun je info (bijv. telefoongesprek) doorgeven.
Het elektrische signaal wordt dan omgezet in lichtstralen (laser), en bij de
ontvanger weer omgezet in een elektrisch signaal. De grenshoek ve.
glasvezelkabel is 42⁰ en bij een invalshoek groter dan 42⁰ wordt de lichtstraal
weerkaatst.
Een glasvezel bestaat uit een hele dunne glasdraad, de kern.
Rond de kern zit een mantel van een ander soort glas. Hierdoor krijg je een
grenshoek van 82⁰ en kan het ligt onmogelijk uit de glasvezel ontsnappen.
blauw blokje 5:
@Fotocamera: scherp stellen = b veranderen.
Bij een voorwerp dat heel ver weg staat, komen de lichtstralen bijna evenwijdig aan in de lens.
= 0,
b = f. Dus de film staat bijna in het brandvlak vd. lens.
Bij een voorwerp dat heel ver weg staat, komen de lichtstralen bijna evenwijdig aan in de lens.
![](file:///C:/Users/GEBRUI~1/AppData/Local/Temp/msohtmlclip1/01/clip_image025.gif)
Scherptediepte: de waarden van v die een scherp beeld geven.
Kleiner diafragma (= kleinere lens), grotere scherptediepte.
Zoomlens = camera met variabele f. Hiermee kan je de grootte
vh. beeld instellen.
Diafragma = scherm met variabele opening achter de lens.
Hiermee kan je de belichting regelen. Sluiter = soort gordijn dat bij het maken
ve. foto even voor de film wordt weggetrokken.
Sluitertijd = belichtingstijd ve. film (tijd dat hij open is, hoe groter de
lens, des te kleiner de sluitertijd)
Bewegingsonscherpte = bij te lange sluitertijd & bewegend voorwerp
Een digitale camera heeft een CCD (waar het beeld op wordt
gevangen).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten