Parasympathisch deel
|
Orthosympathisch deel
|
Beïnvloed de organen zodanig dat het lichaam in een toestand v. rust
& herstel kan komen dmv.;
·
Grotere productie v. verteringssappen
·
Snellere darmperistaltiek
·
Verwijding vd. bloedvaten naar het
verteringsstelsel
·
Snellere nierwerking
·
Verlaagt hartslag- en ademhalingsfrequentie
|
Beïnvloed organen zodanig dat het lichaam arbeid kan verrichten dmv.;
·
Hogere hartslagfrequentie
·
Verwijding vd. bloedvaten naar skeletspieren
·
Hogere ademhalingsfrequentie
·
Verwijdt pupillen
·
Verwijding vd. brochiolen (=vertakkingen vd. brochiën)
·
Remt organen vh. verteringsstelsel &
nieren in hun werking
|
Bevordert assimilatie
|
Bevordert dissimilatie.
|
Energie wordt vastgelegd in de gevormde organische stoffen
|
Energie hiervoor wordt gevormd door o.a. verbranding v. glucose.
|
Geeft transmitterstof acetylcholine
af
|
Geeft transmitterstof adrenaline
of noradrenaline af
|
Dissimilatie; alle processen waarbij energie wordt vrijgemaakt.
Assimilatie; er
worden organische stoffen gevormd waaruit je lichaam bestaat.
In het orthosympathisch deel worden impulsen vanuit het
ruggenmerg via de grensstrengen naar de organen geleid.
Grensstrengen; 2
reeksen van ganglia rechts en links vd. wervelkolom
Ganglion;
opeenhoping van neuronen buiten het CZS. Vanuit de ganglia vd. grensstreng
lopen zenuwen naar de organen.
In het parasympathisch deel worden impulsen vooral via de
linker- en rechter zwervende zenuw
voortgeleid. Deze zenuwen ontspringen in de hersenstam, vertakkingen ervan
lopen naar de organen.
Beide delen zijn altijd actief, het hangt af vd.
omstandigheden welk deel de sterkste activiteit vertoont.
Doelwitorgaan;
orgaan dat door een bepaald deel vh. CZS wordt beïnvloed.
Dubbele innervatie;
Elk doelwitorgaan wordt geïnnerveerd door een orthosympatische en een parasympathische
zenuw.
Ademcentrum;
bevindt zich in de hersenstam en regelt diepte & snelheid waarmee je
ademhaalt dmv. ademhalingsspieren.
Chemoreceptoren;
liggen in de wand vd. halsslagaders & aorta, ze reageren op het CO2
gehalte in het bloed; bij sterke lichamelijke inspanning stijgt CO2
gehalte, geven chemoreceptoren impulsen door naar de ademhalingsspieren en die
trekken zich krachtiger samen.
Sinusknoop/SA-knoop/pacemaker; groep gespecialiseerde cellen in de wand vd.
rechterboezem die door impulsen de samentrekking vh. hartspierweefsel
veroorzaakt.
Hartritme/hartslagfrequentie; snelheid waarmee de
sinusknoop impulsen afgeeft, deze kan worden beïnvloed door het AZS &
hormonen. Beïnvloeding via het AZS vindt plaats vanuit een centrum in de
hersenstam. Vanuit dit centrum wordt de sinusknoop in het hart geïnnerveerd. De
hersenstam wordt beïnvloed door 1. Zintuigcellen in de wand vd. halsslagaders & aorta; als de bloeddruk daalt tot onder de normwaarde, reageren de zintuigcellen en stijgt het hartritme.
2. Emoties & zintuiglijke waarnemingen via de grote hersenen; in deze situaties vindt ook beïnvloeding via hormonen plaats.
§5; Hormonen zijn endocriene klieren; ze hebben geen eigen afvoerbuis en komen direct
in het bloed terecht. Ze zijn alleen werkzaam op de doelwitorganen.
Hormoonspiegel;
concentratie ve. hormoon in het bloed (de mate vd. reactie vh. doelwitorgaan
hangt hier vanaf).
Hormonen worden in de lever afgebroken en opnieuw
geproduceerd. Zenuwstelsel; regelt snelle, korte processen. Hormoonstelsel;
regelt langzame, langdurige processen.
Castreren; de
testes verwijderen. Zo ontwikkelen bepaalde secundaire geslachtskenmerken zich
minder.
2 typen hormonen;
1.
Wel in vet oplosbaar; gaan gemakkelijk door het
celmembraan (celmembraan bestaat grotendeels uit fosfolipiden = vetachtige
stof). Oefenen invloed vaak uit door genregulatie2. Niet in vet oplosbaar; moeilijk door het celmembraan
Werking van genregulatie;
1.
Hormoon komt via celmembraan binnen 2. Wordt gebonden aan een receptoreiwit in het cytoplasma (hormoon + receptoreiwit = hormoon-receptorcomplex).
3. Hormoon-receptorcomplex wordt via poriën door het kernmembraan getransporteerd
4. Als gevolg wordt langs een bep. deel ve. DNA-molecuul een mRNA-molecuul gevormd
5. mRNA gaat naar de ribosomen en brengt synthese ve. bep. eiwit op gang
Een hormoon dat niet in vet oplosbaar is, oefent invloed uit
dmv. second messenger; het hormoon
wordt dan gebonden aan een specifiek receptoreiwit aan de buitenkant vh.
celmembraan, en dan wordt aan de binnenkant een bepaalde stof gevormd (de 2nd
messenger). Oiv. de 2nd messenger wordt een enzym geactiveerd die
een reactie op gang brengt.
De hypofyse ligt
onder tegen de hersenstam, onder de hypothalamus en bestaat uit 2 delen; 1. De voorkwab/adenohypofyse; produceert o.a.
- Groeihormoon
- Prolactine (= stimuleert melkproductie dmv. stimuleren v. melkklieren in de borst)
- Adrenocorticotroop hormoon (ACTH) (zie VS 1)
- Thyroïdstimulerend hormoon (TSH); beïnvloedt schildklier
2. De achterkwab/neurohypofyse; produceert o.a.
- Oxytocine; ontstaan v. weeën, afgifte v. melk door de borsten
- Antidiuretisch hormoon (ADH); regelt afgifte van water door urine. Zo kan de osmotische waarde min of meer constant worden gehouden (water verdunt).
Regelen v. osmotische waarde dmv. negatieve terugkoppeling;
osmotische waarde wordt geregistreerd door osmoreceptoren
(zintuigcellen in de hersenen). Is die waarde boven de normwaarde à meer ADH à minder water in de
urine à
osmotische waarde daalt.
Hormoonstelsel staat via neuronen in de hypothalamus in
verbinding met het zenuwstelsel.
Door de axonen worden de hormonen naar de neurohypofyse
getransporteerd en aan het bloed afgegeven.
Neurosecretie;
hormonen worden gevormd door neuronen. De gevormde hormonen heten neurohormonen.
Releasing factors;
kleine hoevh. neurohormonen geproduceerd in de hypothalamus. Ze worden
afgegeven aan het hypofysepoortaderstelsel.
De haarvaten vd. stelsel verenigen zich tot 1 bloedvat en vertakken zich weer
in de hypofyse. Via dit stelsel koming releasing factors in de adenohypofyse
waar ze afgifte v. hypofysehormonen stimuleren.
De schildklier
ligt tegen de luchtpijp aan en produceert thyroxine
(dat stimuleert stofwisseling (verbranding v. glucose) en groei &
ontwikkeling (synthese v. eiwitten))
·
Teveel thyroxine; persoon vermagert, wordt rusteloos.
· Te weinig thyroxine (door te weinig jood in het voedsel); koud & snel moe. Kind; stilstand geestelijke & lichamelijke groei (evt. dwerggroei). Volwassene; schildklier zwelt op à struma.
· Te weinig thyroxine (door te weinig jood in het voedsel); koud & snel moe. Kind; stilstand geestelijke & lichamelijke groei (evt. dwerggroei). Volwassene; schildklier zwelt op à struma.
Eilandjes van
Langerhans zijn groepjes cellen die tussen de cellen vd. alvleesklier
liggen. α-cellen
produceren glucagon (glucosegehalte
gaat omhoog, bevordert afgifte v. glucose aan het bloed), β-cellen produceren insuline
(glucosegehalte gaat omlaag, transport van glucose door celmembranen wordt
versneld). Glucose wordt bij teveel omgezet in glycogeen en vice versa.
Bloedsuikerspiegel;
glucosegehalte in je bloed, normaal gesproken 0.1%.
Nierdrempel;
maximale suikerwaarde in je bloed (= 0.16%)
De bijnieren
liggen als kapjes op de nieren, in het bijniermerg
wordt het hormoon adrenaline geproduceerd
oiv. het AZS (dit wordt afgescheiden bij “fight, fright and flight”)
Adrenaline bevordert dissimilatie (oiv. adrenaline wordt in
de spieren en nieren glycogeen omgezet in glucose), verhoogt de bloeddruk en zorgt
ervoor dat het lichaam grote spanning kan verdragen.
De bijnierschors (buitenste
laag vd. nier) produceert corticosteroïden;
die zorgen voor o.a. onderdrukking vh. afweersysteem.
+ TABEL 1
Geen opmerkingen:
Een reactie posten