woensdag 11 april 2012

Biologie Samenvatting H5 §4 & 5

§4; Het autonome/vegetatieve zenuwstelsel innerveert o.a. de spieren van inwendige organen en klieren. De centra vh. AZS ligt in de hersenstam. De hersenstam bestaat uit thalamus, hypothalamus met de hypofyse. AZS werkt nauw samen met het hormoonstelsel.

Parasympathisch deel
Orthosympathisch deel
Beïnvloed de organen zodanig dat het lichaam in een toestand v. rust & herstel kan komen dmv.;
·         Grotere productie v. verteringssappen
·         Snellere darmperistaltiek
·         Verwijding vd. bloedvaten naar het verteringsstelsel
·         Snellere nierwerking
·         Verlaagt hartslag- en ademhalingsfrequentie
Beïnvloed organen zodanig dat het lichaam arbeid kan verrichten dmv.;
·         Hogere hartslagfrequentie
·         Verwijding vd. bloedvaten naar skeletspieren
·         Hogere ademhalingsfrequentie
·         Verwijdt pupillen
·         Verwijding vd. brochiolen (=vertakkingen vd. brochiën)
·         Remt organen vh. verteringsstelsel & nieren in hun werking
Bevordert assimilatie
Bevordert dissimilatie.
Energie wordt vastgelegd in de gevormde organische stoffen
Energie hiervoor wordt gevormd door o.a. verbranding v. glucose.
Geeft transmitterstof acetylcholine af
Geeft transmitterstof adrenaline of noradrenaline  af

Dissimilatie; alle processen waarbij energie wordt vrijgemaakt.

Assimilatie; er worden organische stoffen gevormd waaruit je lichaam bestaat.
In het orthosympathisch deel worden impulsen vanuit het ruggenmerg via de grensstrengen naar de organen geleid.

Grensstrengen; 2 reeksen van ganglia rechts en links vd. wervelkolom
Ganglion; opeenhoping van neuronen buiten het CZS. Vanuit de ganglia vd. grensstreng lopen zenuwen naar de organen.

In het parasympathisch deel worden impulsen vooral via de linker- en rechter zwervende zenuw voortgeleid. Deze zenuwen ontspringen in de hersenstam, vertakkingen ervan lopen naar de organen.
Beide delen zijn altijd actief, het hangt af vd. omstandigheden welk deel de sterkste activiteit vertoont.

Doelwitorgaan; orgaan dat door een bepaald deel vh. CZS wordt beïnvloed.
Dubbele innervatie; Elk doelwitorgaan wordt geïnnerveerd door een orthosympatische en een parasympathische zenuw.

Ademcentrum; bevindt zich in de hersenstam en regelt diepte & snelheid waarmee je ademhaalt dmv. ademhalingsspieren.
Chemoreceptoren; liggen in de wand vd. halsslagaders & aorta, ze reageren op het CO­2 gehalte in het bloed; bij sterke lichamelijke inspanning stijgt CO2 gehalte, geven chemoreceptoren impulsen door naar de ademhalingsspieren en die trekken zich krachtiger samen.

Sinusknoop/SA-knoop/pacemaker; groep gespecialiseerde cellen in de wand vd. rechterboezem die door impulsen de samentrekking vh. hartspierweefsel veroorzaakt.
Hartritme/hartslagfrequentie; snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft, deze kan worden beïnvloed door het AZS & hormonen. Beïnvloeding via het AZS vindt plaats vanuit een centrum in de hersenstam. Vanuit dit centrum wordt de sinusknoop in het hart geïnnerveerd. De hersenstam wordt beïnvloed door

1.       Zintuigcellen in de wand vd. halsslagaders & aorta; als de bloeddruk daalt tot onder de normwaarde, reageren de zintuigcellen en stijgt het hartritme.
2.       Emoties & zintuiglijke waarnemingen via de grote hersenen; in deze situaties vindt ook beïnvloeding via hormonen plaats.

§5; Hormonen zijn endocriene klieren; ze hebben geen eigen afvoerbuis en komen direct in het bloed terecht. Ze zijn alleen werkzaam op de doelwitorganen.
Hormoonspiegel; concentratie ve. hormoon in het bloed (de mate vd. reactie vh. doelwitorgaan hangt hier vanaf).

Hormonen worden in de lever afgebroken en opnieuw geproduceerd. Zenuwstelsel; regelt snelle, korte processen. Hormoonstelsel; regelt langzame, langdurige processen.
Castreren; de testes verwijderen. Zo ontwikkelen bepaalde secundaire geslachtskenmerken zich minder.

2 typen hormonen;
1.       Wel in vet oplosbaar; gaan gemakkelijk door het celmembraan (celmembraan bestaat grotendeels uit fosfolipiden = vetachtige stof). Oefenen invloed vaak uit door genregulatie
2.       Niet in vet oplosbaar; moeilijk door het celmembraan

Werking van genregulatie;
1.       Hormoon komt via celmembraan binnen
2.       Wordt gebonden aan een receptoreiwit in het cytoplasma (hormoon + receptoreiwit = hormoon-receptorcomplex).
3.       Hormoon-receptorcomplex wordt via poriën door het kernmembraan getransporteerd
4.       Als gevolg wordt langs een bep. deel ve. DNA-molecuul een mRNA-molecuul gevormd
5.       mRNA gaat naar de ribosomen en brengt synthese ve. bep. eiwit op gang

Een hormoon dat niet in vet oplosbaar is, oefent invloed uit dmv. second messenger; het hormoon wordt dan gebonden aan een specifiek receptoreiwit aan de buitenkant vh. celmembraan, en dan wordt aan de binnenkant een bepaalde stof gevormd (de 2nd messenger). Oiv. de 2nd messenger wordt een enzym geactiveerd die een reactie op gang brengt.
De hypofyse ligt onder tegen de hersenstam, onder de hypothalamus en bestaat uit 2 delen;

1.       De voorkwab/adenohypofyse; produceert o.a.
     -   Groeihormoon
     -   Prolactine (= stimuleert melkproductie dmv. stimuleren v. melkklieren in de borst)
  -   Adrenocorticotroop hormoon (ACTH) (zie VS 1)
     -   Thyroïdstimulerend hormoon (TSH); beïnvloedt schildklier
2.       De achterkwab/neurohypofyse; produceert o.a.
     -   Oxytocine; ontstaan v. weeën, afgifte v. melk door de borsten
  -   Antidiuretisch hormoon (ADH); regelt afgifte van water door urine. Zo kan de osmotische waarde min of meer constant worden gehouden (water verdunt).

Regelen v. osmotische waarde dmv. negatieve terugkoppeling; osmotische waarde wordt geregistreerd door osmoreceptoren (zintuigcellen in de hersenen). Is die waarde boven de normwaarde à meer ADH à minder water in de urine à osmotische waarde daalt.
Hormoonstelsel staat via neuronen in de hypothalamus in verbinding met het zenuwstelsel.

Door de axonen worden de hormonen naar de neurohypofyse getransporteerd en aan het bloed afgegeven.
Neurosecretie; hormonen worden gevormd door neuronen. De gevormde hormonen heten neurohormonen.

Releasing factors; kleine hoevh. neurohormonen geproduceerd in de hypothalamus. Ze worden afgegeven aan het hypofysepoortaderstelsel. De haarvaten vd. stelsel verenigen zich tot 1 bloedvat en vertakken zich weer in de hypofyse. Via dit stelsel koming releasing factors in de adenohypofyse waar ze afgifte v. hypofysehormonen stimuleren.
De schildklier ligt tegen de luchtpijp aan en produceert thyroxine (dat stimuleert stofwisseling (verbranding v. glucose) en groei & ontwikkeling (synthese v. eiwitten))
·         Teveel thyroxine; persoon vermagert, wordt rusteloos.
·         Te weinig thyroxine (door te weinig jood in het voedsel); koud & snel moe. Kind; stilstand geestelijke & lichamelijke groei (evt. dwerggroei). Volwassene; schildklier zwelt op à struma.
Eilandjes van Langerhans zijn groepjes cellen die tussen de cellen vd. alvleesklier liggen. α-cellen produceren glucagon (glucosegehalte gaat omhoog, bevordert afgifte v. glucose aan het bloed), β-cellen produceren insuline (glucosegehalte gaat omlaag, transport van glucose door celmembranen wordt versneld). Glucose wordt bij teveel omgezet in glycogeen en vice versa.
Bloedsuikerspiegel; glucosegehalte in je bloed, normaal gesproken 0.1%.
Nierdrempel; maximale suikerwaarde in je bloed (= 0.16%)
De bijnieren liggen als kapjes op de nieren, in het bijniermerg wordt het hormoon adrenaline geproduceerd oiv. het AZS (dit wordt afgescheiden bij “fight, fright and flight”)
Adrenaline bevordert dissimilatie (oiv. adrenaline wordt in de spieren en nieren glycogeen omgezet in glucose), verhoogt de bloeddruk en zorgt ervoor dat het lichaam grote spanning kan verdragen.
De bijnierschors (buitenste laag vd. nier) produceert corticosteroïden; die zorgen voor o.a. onderdrukking vh. afweersysteem.
+ TABEL 1

Geen opmerkingen:

Een reactie posten