dinsdag 20 november 2012

Frans samenvatting classicisme (klas 5)


H1; introduction
Classicisme; 1660-1685 (maar de hele 17e eeuw wordt “de eeuw vh. classicisme genoemd). Tijd van rust, evenwicht, volmaaktheid en grootsheid. Het valt samen met de bloeiperiode van Lodewijk XIV.

Lodewijk; leefde in opperste weelde in het Paleis van Versailles, regeerde het land in zijn eentje (mbv. enkele adviseurs) (“L’Etat, c’est moi”). Hij heerste over Frankrijk en werd ook wel “Zonnekoning” genoemd; God op aarde.

H2; Théâtre
In de 17e eeuw was toneel het belangrijkste literaire genre. Klassieke regels voor theater;
·         Toneelstuk moest 5 bedrijven tellen
·         Eenheid van Tijd, Handeling en Plaats
·         Personages waren van adel (om het goede voorbeeld te geven)
·         Intrige werd gekozen uit de klassieke mythologie of klassieke geschiedenis
·         Geen ruzies, scheldpartijen of duels op toneel

Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin, 1622-1673) trok zich weinig aan van klassieke regels, maar wilde het publiek vermaken. Hij schreef;
·         Zedenkomedies; hij hekelde misstanden van zijn tijd
·         Karakterkomedies; hij dreef spot met menselijke tekortkomingen in het algemeen
·         Kluchten

Hij bekritiseerde autoritaire vaders, vrome schijnheiligen en de “précieux” (vrouwen die overdreven taalgebruik hanteren). Terugkerende karakters;
·         Lachwekkend persoon (meestal de vader)
·         Jonge verliefden wier liefde wordt tegengewerkt (door autoritaire vader)
·         Bediendes; helpen jonge verliefden en bespot de lachwekkende persoon
·         Personen die met gezond verstand de middenweg kiezen

Klucht; toneelstuik dat uitsluitend bedoeld is om, vaak met banale middelen, het publiek aan het lachen te maken (korter dan komedie, mist serieuze moraal)
Komedie; toneelstuk die bedoeld is om het publiek te vermaken. Met levensles, happy end en in spreektaal.

L’Académie Française; een officieel instituut dat de ‘klassieke’ theorie aanhing; de naleving ervan en loofde/bekritiseerde schrijvers die zich al dan niet zich eraan hielden (Molière dus niet).

De dokters in de 17e eeuw waren niet heel kundig (alleen maar purgeren of aderlaten). In zijn toneelstukken laat Molière dan ook geen kans schieten om ze belachelijk te maken. In Le Malade Imaginaire (1673) doet de dienstmeid Toinette zich voor als dokter om haar meester Argan van zijn denkbeeldige ziekte af te helpen. Ze bewijst zichzelf door te zeggen dat ze 90 is. Al zijn kwalen komen volgens haar door z’n longen. Arm & oog -> die nemen al het voedsel in zodat de ander niets meer heeft. Ze moet vertrekken omdat ze naar een patiënt moet die gister is overleden.

Het 1e optreden van Molière leverde zijn toneelgroep “Troupe de Monsieur, frère du Roi” op; hij mocht spelen in het Petit Bourbon. Op aandringen vd. kerk werd het toneelstuk (Tartuffe) verboden. Het verscheen in 1667 opnieuw maar werd weer verboden. Verbod werd ongedaan gemaakt -> kassucces. Lully (componist) zorgde voor het einde vd. samenwerking Molière - Lodewijk XIV

Pierre Corneille (1606-1684); dichter & toneelschrijver (erg populair). Hij schreef klassieke tragedies waarin de held de keuze tussen liefde & eer moest maken (eer had een doorslaggevende rol). Corneille had wél geweld op het toneel.

Tragedie; treurspel, toont de ondergang vd. hoofdpersoon. Verheven taal, stof ontleend aan Klassieke Oudheid.

Le Cid; Rodrigue & Chimene zijn verliefd, maar hun vaders zijn in conflict dus kunnen ze niet samen zijn. Ze houden ondanks alles nog steeds van elkaar. Chimene vindt het vreselijk, maar het is bittere noodzaak afscheid te nemen. Rodrigue; “zo dicht bij de haven, tegen alle schijn, verbrijzeld een snelle storm alle hoop”

Jean Racine (1639-1699); beroemdste tragedieschrijver vh. classicisme. Houdt zich aan de Klassieke regels, ook weer held, keuze tussen liefde & eer, maar hierin is de held zwak -> kiest voor liefde en gaat het noodlot tegemoet.

Phèdre; ze denkt dat haar man Thésée is overleden en verklaard haar liefde (die door de goden zo is aangewakkerd) aan Hippolyte, haar stiefzoon. Hij reageert verbijsterd (omdat ze getrouwd was met zijn vader) en daarna beschaamd. Phèdre heeft, om haar liefde tegen te gaan, geprobeerd zichzelf gehaat te maken bij Hippolyte. Nu wil ze zichzelf neersteken.

H3; Prose
La Préciosité; een beweging in de samenleving en in de literatuur die zich onderscheidde door verfijnde zeden en een speciaal taalgebruik. Ontstaan in salons, een soort literaire clubs waar schrijvers hun werk voordroegen en waar literaire en psychologische onderwerpen besproken werden. In enkele toneelstukken spotte Molière met de overdreven uitingen van deze beweging.

René Descartes wordt beschouwd als de grondlegger vh. rationalisme. Hij ging uit van verstand, logica; “Je pense, donc je suis”. Zijn filosofie (rede is het belangrijkste intellectuele instrument, daarmee kan men alles uitleggen en aantonen) kwam in de 18e eeuw (tijdens de Verlichting) tot volledige ontplooiing.

Psychologische roman; een roman waarin de gevoelens en gedachten vd. personages uitgebreid beschreven worden, met het doel het gedrag vd. personages te verklaren.

La Rochefoucauld (1613-1680); hij had een sombere visie op de mens. Hij schreef de Maximes, een reeks korte beschouwingen vol pessimistische, trieste levenswijsheden. Deze passen in een tijd waarin de rede steeds meer de overhand kreeg (als je het gevoel verstandelijk zou willen verklaren, kom je dan niet altijd uit bij negatieve motieven?).


A             On n'est jamais se malheureux qu'on croit, ni si heureux qu'on avait espéré
                Men is nooit zo ongelukkig als hij gelooft, en nooit zo gelukkig als men wil zijn.
B             Nos vertus ne sont le plus souvent que des vices déguisés.
                Onze deugden zijn niet meer dan vermomde ondeugden
C             La vertu n’irait pas si loin si la vanité ne lui tenait compagnie
                Deugd komt niet ver als ijdelheid hem geen gezelschap houdt.
D             Si nous n’avions point de défauts, nous ne prendrions pas tant de plaisir à en remarquer dans les autres
Als we zelf geen fouten maken, zullen we ook niet veel plezier hebben aan het verbeteren van die van een ander.
E             Quelque bien qu’on nous dise de nous, on ne nous apprend rien de nouveau.
                Hoewel sommigen van ons vertellen wat goed is, kan met ons niets nieuws leren.
F             La faiblesse est plus opposée à la vertu que le vice
                Zwakte is meer tegenovergesteld van deugd dan ondeugd.
G            Ce qu’on nomme libéralité n’est le plus souvent que la vanité de donner, que nous aimons mieux que ce que nous donnons.
Wat men vrijgevigheid noemt is niet meer dan de ijdelheid van het geven, dat wij meer houden van hetgene dat we geven.
H             Le refus des louanges est un désir d’être loué deux fois
                Het weigeren van lof is een tweemaal geprezen verlangen.
I              Les vieillards aiment à donner de bons préceptes pour se consoler de n’être plus en état de donner de mauvais examples.
Ouderen geven graag goede raad omdat ze zelf niet meer het slechte voorbeeld kunnen geven.
J              Nous aurions souvent honte de nos plus belles actions, si le monde voyait tous les motifs qui les produisent.
We zouden ons schamen voor onze beste acties, als de wereld al onze motieven kon zien die ze produceerden.
K             Rien n’empêche tant d’être naturel que l’envie de le paraître
               
L              Rien n’est plus rare que la véritable bonté: ceux même qui croient en avoir n’ont d’ordinaire que de la complaisance ou de la faiblesse.
Niets is zeldzamer dan werkelijke goedheid: zelfs degenen die denken dat ze […] zelfgenoegzaamheid of zwakte
M           La parfaite valeur est de faire sans témoins ce qu’on serait capable de faire devant tout le monde
                De perfecte waarde is zonder getuigen doen wat je kan voor iedereen.
N            L’amour de la justice n’est, en la plupart des hommes, que la crainte de souffrir l’injustice.
Liefde voor gerechtigheid is niet, bij de meeste mensen, dat de angst voor het lijden onterecht is.
O            L’intérêt parle toutes sortes de langues, et joue toutes sortes de personnages, même cleui de désintéressé
                Eigenbelang spreekt alle talen en speelt alle personages, zelfs die van de onbaatzuchtige.
P             Nous aimons toujours ceux qui nous admirent, pas toujours ceux que nous admirons
We houden altijd van degenen die ons bewonderen, niet altijd van degenen die wij bewonderen.
Q            On ne donne rien se libéralement que ses conseils.
                Men geeft niets vrijwillig, behalve advies
R             Nous gagnerions plus de nous laisser voir tels que nous sommes que d’essayer de paraître ce que nous ne sommes pas.
We zouden er meer bij winnen als we onszelf laten zien dat we zijn dan te laten zien wie we niet zijn.

H4; Poésie
Jean de la Fontaine (1621-16-95); fabeldichter, beschreef in zijn werk vaak de samenleving van zijn tijd (maar zijn dierverhalen staan nu vaak in kinderboeken).

Fabel; kleine komedies in versvorm op rijm waarin dieren de mensen symboliseren. Moraal; alledaagse & praktische levensles. In de klassieke oudheid werd een fabel gebruikt om de maatschappelijke situatie te bekritiseren, maar Fontaine breidde dit uit tot een op zichzelf staande komedie.

H5; Pour finir…

Molière
Corneille
Racine
Genre
komedie
tragedie
tragedie
Thematiek
Hypocrisie
Grote wilskracht
Hartstocht (dodelijk)
Waardering door Académie Française
Negatief
Negatief
Positief
Waardering door het gewone publiek
Heel positief
Neutraal
Neutraal

Les Petits Enfants du Siècle; http://www.scholieren.com/boekverslag/40864 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten