woensdag 7 november 2012

nederlands samenvatting literatuur en Mariken (klas 5)


Hoorcolleges Herman Pleij

1.       500-1500; Middeleeuwen. Dit is achteraf bepaald door humanisten, die dmv. de naam een oordeel geven over dit tijdvak (negatief). Het zijn de eeuwen tussen Klassieke Oudheid en Renaissance.
Niet alleen de negatieve opvattingen zijn ons bijgebleven. “Wij” (als in de moderne mens) zien ook positieve dingen; de Klassieke Oudheid komt nu goed naar voren (monniken schreven teksten over).
Augustinus en Heronimus (geleerden/kerkvaders) zorgden ervoor dat die teksten werden overgenomen omdat de antieke schrijvers zgn. bezeten waren van de heilige geest, maar ze hadden het niet door.
7.       Sprekers moesten de interesse van het volk trekken en gingen daar heel ver in. Bijvoorbeeld rondtrekkende volkspredikers. Wetenschappers moeten zich realiseren dat de tekst het medium/script is, niet een voltooid iets. Hetgene wat men met die tekst deed was het opvoeren, de tekst is dus niet volledig. Om de beschreven situaties écht te snappen, en om een goed onderzoek hierover te starten, is het dus belangrijk dat je de tekst niet alleen leest, maar ook speelt (voorstellen).
Geschriften over hoe zo’n preek in z’n werk gaat (in bijv. kronieken). Goede Vrijdag 1489; rapportaat in steno van een non bij de st. Goedelekerk die als luisteraar naar een preek van Dirk van Munster heeft zitten luisteren.
8.       Franciscaner monnik Dirk van Munster, preek van 5 uur, 1000’en mensen kwamen luisteren (niet iedereen verstond het, hij sprak Latijn). Reconstructie; jonglerend met 2 doodskoppen (duidt op ijdelheid). Hij begint een kwartier lang hoofs de schoonheid ve. random mooie vrouw te beschrijven. Maar binnenin is het een drekzak vol onreinheid waarin de ziel hangt. Het lichaam wordt bespeeld door de duivel en tast de ziel aan. De mens weet zijn ziel niet te behoeden tegen de duivel.
1.       Zingen en vertellen; 5000 jaar geleden vertelden mensen elkaar al verhalen (nu lezen we ook zelf). Germanen bezongen hun geschiedenis. Hoe dat klonk & wat de inhoud was = verloren gegaan. Boven de Rijn leefden Germanen, eronder leefden Romeinen. Uit Germaans zijn de talen Duits, Fries, Engels, Nederlands en Scandinavische talen ontstaan. Uit Latijn; Italiaans, Spaans, Portugees en Frans.
Het 1e Nederlands; NL was een nauwelijks in cultuur gebrachte delta, die bestond uit een paar mensen die in veen, moeras of bos woonden. Paar kloosters, kastelen & ministadjes. Schrijven werd alleen in kloosters gedaan of door de klerk vd kasteelheer (administratie). Meeste geschriften in Latijn met flarden Oud-Nederlands. In 1100 1e “echte” NL’se zin; hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu (als penproef).
Hendrik van Veldeke; leefde kort (ong. 1150-1184). Hij heeft veel geschreven, werkte als ambtenaar. Hij schreef een heiligenleven (over st. Servaas), vertaling/bewerking van Aeneas en 30 liefdesliederen. Vaak verwijzing naar de natuur (romantisch).
Voordrachtskunst; in de 12e eeuw worden verhalen opgeschreven. Voordrachten door troubadours en minstrelen, ze kenden de verhalen uit het hoofd en brachten ze goed over. Verhaal van Heer Halewijn (bekend in heel Europa, verschillende versies); hij was een vrouwenmoordenaar. Hij nam ze mee in het bos en liet ze kiezen hoe te sterven. De koningsdochter was hem te slim af; ze koos het zwaard en hakte zijn eigen hoofd eraf.
2.       Het christendom verovert de Lage Landen; In de 7e en 8e eeuw komen missionarissen uit Engeland (bijv. Wilibrord en Bonifatius) naar NL om het christendom te verkondigen, mensen te dopen en te bekeren. Eén van de 1e bekeerden was Clovis. Het christendom zorgde dat de omslag voor heidenen geleidelijk ging door het subtiel inkapselen van oude gebruiken in de nieuwe leer (Wodan = woensdag enz.)
Leven tussen hoop en vrees; kerkdiensten werden gehouden in het Latijn & in gewone taal. Het leven was gericht op leven na de dood, men ging naar de hel of hemel (desnoods eerst naar het vagevuur). Heiligen waren aardse stervelingen met voorbeeldig leven. Verhaal van Beatrijs; non die het klooster verlaat voor haar jeugdliefde. Hij  laat haar en haar 2 kinderen uiteindelijk in armoede achter, ze prostitueert een paar jaar voor de kost en keert dan terug naar het klooster waar niemand haar gemist heeft omdat Maria al die tijd haar werk heeft overgenomen (in Beatrijs’ uiterlijke vorm).
Op zoek naar eenwording met God; in de 12e en 13e eeuw wijden veel mensen hun hele leven aan God; ze gaan in het klooster of worden begijnen (vrouwen die samenwonen in hofjes). Er komen schrijvers die schrijven over persoonlijke ervaringen (mystieke ervaringen; unieke ervaring ve. gelovig individu) in Nederlands. In de 13e/begin 14e eeuw is er de Brabantse begijn Hadewych (zij was een begijn die mystieke verhalen schreef). Schrijvers van mystieke ervaringen liepen gevaar door de kerk (begijnen deden alles achter de rug vd. kerk om, die was hier niet blij mee).
Moderne devotie in de IJsselstreek; Het christendom zegt; deel je rijkdom met armen. Maar de kloosters worden rijker omdat mensen betalen voor een gebed. Kloosters hielden de rijkdom. Hierdoor kwam hervorming, bijv. door de monnik Geert Goten. Deze hervorming heet de moderne devotie. Hij riep mensen op eenvoudig te leven. Lezen & overschrijven was hiervoor heel belangrijk. Een paar vrouwen uit Diepenveen legden zelf een moeras droog en bouwden vrouwenklooster. Men wilde graag pleziertjes opzij leggen voor een leven gewijd aan Christus.
4.       Opkomst vd. riddercultuur; In 1291 valt Jerusalem voorgoed in de handen vd. moslims. 200 jaar lang zijn er kruistochten ter bevrijding, maar tevergeefs. Jacob van Maarland roept men daarna op weer verder te gaan om Jerusalem te krijgen, maar men is teveel bezig met ijdel vermaak. Nog 300 jaar lang zijn er ridders, die hebben (heilige) queestes nodig. In 1600 waren de ridderidealen over, maar de verhalen bleven.
Aan het hof van koning Arthur; De verhalen over de ridders van king Arthur bevatten altijd;
-        Object dat ze moeten vinden (Heilige Graal)
-        Vrouw die aanzet tot de queeste (NB; ridders vechten tot de dood)
-        Magische gebeurtenissen, veel drama.
-        Vrouw brengt onvermoede kanten naar boven, de ridder verandert. Eerst is hij een onhandige knaap, aan het eind groot ridder.
-        Hij ontdekt zijn ware zelf (zijn vader is een gestorven ridder o.i.d.).
King Arthur was een grote leider, die zijn ridders onderdak bood/betaalde voor hun goede daden (niet zeker of hij heeft bestaan). Karel de Grote (zeker bestaan) was ook een groot leider. Hij was door de Paus tot keizer gekroond. In veel verhalen komt hij voor, o.a. in Karel en de Elegast; wanneer Karel net ligt te slapen, zegt een engel 3x dat hij uit moet gaan stelen. Karel doet een ontdekking, met hulp van een verbannen ridder (Elegast). Het viel niet bij iedereen goed. (NB; Alles heeft een betekenis in een Middeleeuws verhaal)
Republiek; ridders zijn rolmodellen, maar er zijn ook regels voor gewone mensen omdat al die ridderlijkheid te hoog gegrepen is. Aan het einde vd. middeleeuwen raken ridderverhalen uit.
Mariken van Nieumeghen
1.       Mariken gaat boodschappen doen voor haar oom Gijsbrecht in Nieumeghen. Omdat het lang lopen is, kan ze bij haar moeye (tante) blijven slapen (ze mag niet alleen in het donker naar huis lopen)
2.       Mariken kan niet terug naar huis dus vraagt ze of ze bij tante mag slapen. Tante is boos omdat de tegenstander van haar hertog is ontsnapt en maakt Mariken uit voor slet. Ze mag niet blijven slapen.
3.       Mariken loopt naar huis in het donker en gaat onderweg onder een struik zelfmoordideeën denken. Ze zou zelfs met de duivel meegaan
4.       De duivel Moenen maakt hiervan gebruik en praat haar om mee te gaan. Ze moet God en haar naam (die afgeleid is van Maria) afzweren. Dat laatste wil ze niet, dus mag ze van de duivel de letter M houden en heet ze voortaan Emmeken. De duivel belooft haar alle talen te leren + de 7 vrije kunsten (alchemie, rhetorica, muziek, geometrie, logica, grammatica & rekenkunde) maar geen nigremansie (= zwarte kunst) omdat hij bang is dat ze er te goed in wordt (maar hij zegt dat het is omdat het te gevaarlijk is). Ze gaan naar Den Bosch.
5.       Oom wordt ongerust en gaat naar tante. Die zegt dat ze van niks weet en dat Mariken de hoer uithing. Oom is diepbedroefd.
6.       Tante pleegt zelfmoord (dolk in haar keel) omdat de hertog waar ze tegen was, is vrijgelaten. Haar ziel gaat naar de hel.
7.       Moenen & Emmeken zijn in Antwerpen, in herberg den Boom. Emmeken draagt rhetorica vd. rederijkers voor (Doer donconstighe gaet die conste verloren). Stamgasten luisteren en Moenen maakt opschudding. Mensen vermoorden elkaar en de zielen gaan naar de hel.
8.       Emmeken denkt bij zichzelf; “er zijn al zoveel doden door mij, en Moenen moet wel een duivel zijn. Boeiuh, let’s party on (ze durft niet terug naar haar familie).” Moenen is blij met alle zielen.
9.       Na 6 à 7 jaar in Antwerpen, wil Emmeken terug naar Nieumeghen (naar tante) en Venlo (naar oom). Moenen staat het toe. Hij komt erachter dat oom tot God en Maria bidt voor Emmeken en dat daarom zijn kracht belemmerd wordt.
10.   Op de dag vd. omslag (Joden worden bespot e.d.) is er een wagenspel over Masscheroen. Emmeken wil het (tegen Moenens zin in) zien en krijgt berouw. Ze vervloekt Moenen; die tilt haar hoog op in de lucht.
11.   Emmeken wordt neergegooid en breek al haar botten, maar ze leeft nog door haar ooms gebeden (die toevallig in het publiek ook naar Masscheroen stond te kijken). Oom zweert Moenen dat hij Mariken zal redden, maar geen enkele priester in Nieumeghen durft haar straf kwijt te schelden.
12.   Ze gaan naar de bisschop in Keulen, maar die durft het ook niet. Moenen probeert hen onderweg te laten verongelukken (bomen op de weg gooien e.d.), maar mist doordat Mariken elke dag een Onze Lieve Vrouwe gebedje opzegt.
13.   Ze gaan door naar de Paus in Rome, die hevig geschokt is. Hij legt Emmeken penitencie (boetedoening) op; ze krijgt 2 ringen om haar arm en 1 om haar nek. Wanneer ze vanzelf afvallen, is ze vergeven
14.   Emmeken gaat in een klooster voor bekeerde zondaressen (in Maastricht). Oom komt haar elk jaar 1x opzoeken. Hij leefde nog 24 jaar.
15.   Dan vallen de ringen af omdat ze zo goed boete had gedaan. Ze leefde nog 2 jaar heilig. Eindpleidooi; alles kan vergeven worden, als je maar berouw toont.
Moenen; lage, domme duivel met 1 oog (alle duivels vertonen gebreken in hun menselijke uiterlijk)
Gijsbrecht; oom van Mariken, hij is priester.
Tante; zus van Gijsbrecht, was voor Adolf, de zoon van Arnold de hertog van Gelre, en had voordat Mariken aankwam ruzie gehad over de arrestatie van Adolf (waar zij voor was). Haar zelfmoord was omdat de oude Arnold werd vrijgelaten.
Masscheroen; advocaat van de opperduivel Lucifer. Hij houdt een betoog tegen God waarom engelen die, wanneer ze maar aan één zonde hebben gedácht, verbannen zijn uit de hemel en waarom mensen bij berouw toch nog in de hemel komen. God begint te twijfelen, hij gelooft Masscheroen dat hij de mensen strenger moet straffen, maar Maria haalt hem over dat zijn lijden (Jezus Christus) anders voor niks is geweest.
NB; tussendoor spreekt Moenen wel eens tegen het publiek.
Ik (Isis) ben nu bezig met het blauwe boekje samenvatten dus die komt later nog online! X

Geen opmerkingen:

Een reactie posten