dinsdag 13 november 2012

Samenvatting KCV H8 + aantekeningen + Medea (Bastijn Kostense, klas 5)


H.8
§1 (Het toneelfestival)
5e eeuw v. Chr.: de Grote Dionysia
De Grote Dionysia was een vijfdaags toneelfestival ter ere van Dionysus. Dit was in het Dionysustheather in de lente, omdat de zeeën weer bevaarbaar werden en vreemdelingen de stad konden bezoeken. Er waren dus veel niet-Atheners bij dit festival.

Iedere dag werden 3 tragedies van één schrijver opgevoerd (een trilogie), waarna de dag werd afgesloten met een satyrspel. Ook was er ‘s middags nog een komedie tussendoor.
Er werden prijzen uitgereikt aan de schrijvers van de stukken en de beste acteur, maar vooral de sponsor van de schrijver (een rijke Athener) was belangrijk.

Een van de archonten (een belangrijke ambtenaar) wees de zomer van tevoren de 3 deelnemende schrijvers aan en de rijke Atheners die de schrijvers moesten sponseren. De acteurs en dichters werden uit de staatskas betaald. De regie was in handen van de schrijver zelf.

Alle lagen van de bevolking gingen naar dit festival. Zelfs vrouwen en slaven mochten komen kijken. Het Atheense publiek stond bekend om haar luidruchtigheid: er werd gejuicht, geschreeuwd en gehuild.

De jury, bestaande uit 10 willekeurig gekozen toeschouwers, besliste aan het eind van het festival de winnaar. De jury liet zich beïnvloeden door het publiek.

De enige schrijver wier toneelstukken meerdere keren op de Grote Dionysia werden opgevoerd, was Aeschylus.

Er zijn van slechts 4 schrijvers volledige toneelstukken overgebleven: Aeschylus, Sophocles, Euripides en Aristophanes.

Van deze vier schrijvers kennen we 350 titels, maar er zijn maar 44 stukken bewaard gebleven: 32 tragedies, 11 komedies en 1 satyrspel. De oorzaken van het ‘uitsterven’ van deze teksten zijn:
-  Omdat alle teksten op papyrus geschreven waren, gingen de teksten niet lang mee. Zodra de tekst niet meer regelmatig overgeschreven werd, was de tekst tot de ondergang gedoemd.
-  Als een tekst niet meer door de volgende generatie gewaardeerd werd, werd deze dus ook niet meer overgeschreven.

§2 (De Grote Drie)

De Grote Drie zijn Aeschylus, Sophocles en Euripides.

Dichters worden gevormd door de politieke en maatschappelijke omstandigheden van hun tijd. Voor Aeschylus is zijn de grote aanvallen op Perzië in 490 en 480 v. Chr. belangrijk geweest. Sophocles was toen nog erg jong en Euripides heeft deze tijd niet meegemaakt.



Vanaf 480 v. Chr.: economische en culturele bloei in Athene.

Sophocles en Euripides hebben ook tegenslagen meegemaakt, zoals de Peloponnesische Oorlog (431-404 v. Chr.).

Aeschylus (525-456) heeft ongeveer 90 tragedies geschreven, waarvan er 7 bewaard zijn (waarvan één trilogie). Deze trilogie heet de Oresteia. Hierin wordt de moord op Agamemnon beschreven.
Kenmerken van de stukken van Aeschylus zijn:
-  uitheemse kostuums, plechtige dansbewegingen en indrukwekkende beschrijvingen
-  twee toneelspelers
-  het koor speelt een belangrijke rol
-  de betekenis van het toneelstuk volgens Aeschylus was duidelijk
-  gebeurtenissen berusten nooit op toeval

Sophocles (495-406) heeft 123 stukken geschreven, waaronder ook 24 prijswinnende satyrspelen. Hij had met 96 stukken succes. Van hem zijn ook maar 7 tragedies volledig bewaard gebleven. Door zijn sympathieke houding tegenover de burgers en andere schrijvers was hij erg populair. Kenmerken van de stukken van Sophocles zijn:
-  drie toneelspelers
-  soms drie stukken in een trilogie die geen onderling verband hadden
-  het koor is niet bij de handeling betrokken, maar geeft commentaar op de gebeurtennissen
-  Sophocles brengt via het koor zijn eigen gedachten naar voren
-  veel aandacht voor het karakter en de houding van personen
-  de hoofdpersoon is vaak een onveranderlijke persoonlijkheid

Euripides (480-406) heeft 92 tragedies geschreven, waarvan en 18 bewaard zijn gebleven. Hij werd geboren in een tijd waarin nieuwe normen en waarden werden gesteld. Zijn stukken zitten vol ideeën van de Griekse Verlichting. Volgens Euripides stond het lot van een mens niet vast, maar kon het zelf gevormd worden. Euripides won slechts 5 keer de eerste prijs. In 408 werd hij uitgenodigd aan het hof van koning Archelaus van Macedonië.

§3 (De stof van de tragedie)
Veel schrijvers baseerden hun stukken op mythen, maar dramatiseerden deze dan. Een schrijver kon in de mythen zijn eigen ideeën in kwijt en zijn eigen accenten erin leggen. Een dichter kon met de mythe als uitgangspunt zijn eigen plot verzinnen en ook aan bekende mythes, waarvan de verhaallijn grotendeels vastlag, een eigen dramatische vorm geven.

§4 (Het theater)
De voorstellingen vonden plaats in het Dionysustheather aan de zuidoost-zijde van de Acropolis. In de 5e eeuw was een stenen vloer met houten tribunes aangelegd. Rond 330 werd het stenen theater geschilderd.


Hierboven is een afbeelding van het theater te zien.
1 - theatron. Dit zijn de plaatsen voor toeschouwers.
2 - orchestra. Hier zingt en danst het koor. Hier stond ook het altaar van Dionysus.
3 - toegangswegen. Hier kwamen de acteurs op.
4 - skènè. Dit was het decor en het gebouw waarin verkleed werd. Het was vaak een paleis.
Zo’n theater had een geweldige akoestiek.

§5 (De uitvoering)
De tragedie is ontstaan uit de choros (koor). Bij een wedstrijd tussen twee choroi werd ter ere van Dionysus een bok (tragos) geofferd, vandaar dat zo’n lied tragoidia (bokkenzang) heette. Op een gegeven moment ging één persoon uit het koor het verhaal uitbeelden, terwijl het koor het verhaal zong. Het aandeel van het koor werd steeds kleiner. Alleen mannen mochten optreden. Ongewijzigd bleef de centrale plaats die muziek en dans op het toneel innamen.
Een tragedie in de oudheid voldeed aan een aantal regels:
-  De tragedie speelde zich af op één plaats (door technische beperkingen). Gebeurtenissen op een andere plaats werden verteld door een bode in het zogenaamde bodeverhaal.
-  het tijdsverloop was beperkt. Het verhaal loopt in een keer door, dus waar geen tijd zit tussen verschillende bedrijven.
-  het plot vormde één geheel.
Bij de parodos komen de koorleden op en blijven daar dan ook het hele stuk. De koorliederen worden afgewisseld met monologen en dialogen: zo ontstonden vier of vijf bedrijven (epeisodia). De exodos vormde het slot van de tragedie. Het toneelstuk was geschreven in niet-rijmende verzen.
Het is moeilijk een algemeen beeld van de opvoering te reconstrueren, aangezien we niets weten van de danspasjes en weinig van de muziek.
Met behulp van een soort hijskraan kwam soms een god aanvliegen. Dit heet deus ex machina. Geluidseffecten werden ook gemaakt.

§6 (De komedie)
De komedie is ontstaan in de komos (feestelijke optocht ter ere van Dionysus). In de 5e eeuw v. Chr. werden politici en andere bekende Atheners, die hierbij op de eerste rij zaten, op de hak genomen. Ook actuele gebeurtenissen en goden werden bespot. De intrige in zo’n stuk was vaak volkomen absurd. De koorleden stelden vaak dieren voor en de acteurs werden bizar uitgedost.

Aristophanes (ca. 450-385) schreef 40 komedies, waarvan er 11 bewaard zijn. In zijn stuk De vogels stichten twee Atheners is samenwerking met de vogels een nieuwe staat tussen  hemel en aarde, waarin geen ellende is. In De Wolken wordt het onderwijs van Socrates belachelijk gemaakt. In De kikkers gaat Dionysus de onderwereld in om Euripides terug te halen, maar gaat weg met Aeschylus na een debat tussen Euripides en Aeschylus. In elke komedie zit een Parabasis. Hierin verteld de dichter zijn mening over allerlei actuele kwesties.

§7 (De poëtica van Aristoteles)
De Poëtica van de filosoof Aristoteles (384-322) is een handboek met richtlijnen om een goede tragedie te schrijven. Hij behandelt verschillende soorten poëzie, met name tragedie en epos.

Aristoteles gaat ervan uit dat tragedie een vorm is van nabootsing (mimesis). Een geslaagde tragedie is een uitbeelding van een handeling die een afgerond geheel vormt. Volgens Aristoteles staat wat uitgebeeld wordt door een poëticus op een hoger plan dan wat genoteerd is door geschiedschrijvers. De ‘werkelijkheid’ van een dichter heeft dus een grotere algemene geldigheid.

Wat tragedie en komedie van epos onderscheid, is dat tragedie en komedie de dichter zijn personages zelf aan het woord laat, terwijl in het epos de verteller aan het woord is. Verder wordt in tragedie en komedie ook nog gezongen, gedanst en muziek gespeeld, terwijl dit bij een epos niet het geval is.
Wat een epos en een tragedie gemeen hebben, is dat de handelingen van de acteurs serieus genomen moeten worden, terwijl bij een komedie de handelingen vooral bedoeld zijn om de kijker aan het lachen te maken.

Tragedie beeldt dus niet in de eerste plaats personen uit, maar de handelingen die deze personen uitbeelden. Daarom is het belangrijkste element van een tragedie het verloop van de handelingen, het plot. Dit element is belangrijker dan de karakters van de personages, want volgens Aristoteles ‘bepaalt het karakter van een mens wat voor iemand hij is, maar zijn daden maken hem gelukkig of ongelukkig’. Karaktertekening is daarom volgens hem een secundair doel. Schrijvers uit latere tijden vinden dit juist niet: zij vinden de psychologische ontwikkeling van de personages belangrijk.

Belangrijke onderdelen van het plot zijn de peripeteia (het handelingsverloop) en de anagnorisis (de herkenning). De peripeteia is een radicale verandering in het verloop van de handeling, bijvoorbeeld van geluk naar ongeluk of andersom. Deze verandering volgt noodzakelijkerwijs uit de voorafgaande gebeurtenissen. De anagnorisis is een herkenning van iemands ware identiteit en/of het inzicht van iemand in de realiteit van zijn eigen situatie. Indien deze onderdelen in het plot op goede wijze voorkomen, heeft de tragedie volgens Aristoteles het grootste effect.

Aristoteles zegt ook dat het plot zo moet zijn opgebouwd dat door de gebeurtenissen het publiek medelijden (eleos) en angst (phobos) krijgt.

Deze emoties moeten worden opgewekt door het karakter van het personage, niet door de gebeurtenissen. Eleos wordt vaak veroorzaakt door de peripeteia. Deze hoofdpersoon moet identificeerbaar zijn, dus niet volmaakt, maar ook geen schurk. De impact is het grootst als het ongeluk wordt verkregen door een verkeerde beslissing door onwetendheid (hamartia).
Volgens Aristoteles wordt door het opwekken van medelijden en angst een reiniging van dergelijke emoties teweeggebracht (katharsis).

Aantekeningen

Ontstaan tragedie
- tragedie = bokkenzang
-  ontstaan als feest voor Dionysus
-  eerst geen theaters, wel koorzangen ter ere van de god
-  Thespis bedacht het acteren bij de koorzang (de een zingt de woorden van een persoon, het koor de rest)
-  Aeschylus acteert met z’n tweeën
-  Sophocles acteert met z’n drieën (weinig zang)

Theaterfestivals
-  Grote Dionysia (begin lente)
-  Kleine Dionysia of Lenaia (januari)
-  religieuze ceremonies

Dit waren allemaal wedstrijden.

Het toneel voor auteurs
De auteurs schreven steeds voor één festival:
-  3 stukken (= een trilogie)
-  satyrspel
-  komedie

dag 1: offeren, geld ontvangen
dag 2,3 en 4: 3 tragedies + satyrspel (per dag)
dag 5: 3 komedies
dag 6: afsluiting, prijzen

Deelnemers theaterproductie
-  choreeg (sponsor)
-  auteur
-  maximaal 3 acteurs
-  ongeveer 15 koorleden
-  muzikanten

Alleen mannen deden mee.

Het theater
-theatron: tribuner
-orchestra: koor + altaar
-  skènè: decor, podium, kleedkamer



Theaters van de Romeinen
-  geen gebruik van heuvels
-  halfrond

De Grote Drie:
Aeschylus
-  2 toneelstukken + koor
-  enige overgebleven complete trilogie
-  plechtig
-  respect voor goden
-  grote rol voor het koor

Sophocles
-  3e acteur
-  vaak over de perfecte mens
-  meest inhoudelijke schrijver

Euripides
-  meest vernieuwend
-  onderwerp: hoe is de mens?
-  vrouwonvriendelijk
-  kleinere rol voor goden

Opvoeringspraktijk
-  geen spreektaal (alles is in metrum)
-  grote rol voor het koor
-  zang, muziek en dans
-  kostuums en maskers
-  decor
-  machines:
            - ekkuklema (decorstuk op wieltjes)
            - deus ex machina (hijskraan)

Nut van maskers
-  herkenning personages
-  emoties
-  iemand speelde meerdere rollen, dat werd mogelijk door maskers
-  versterking stemgeluid

Inhoud van de tragedie
3 eisen:
-  plaats (niet teveel verschillende plaatsen)
-  tijd (maximaal één verstreken dag)
-  handeling (één verhaallijn)

-  story = de hele mythe
-  plot = wat er in het toneelstuk gebeurt

Opbouw van de tragedie
-  proloog = uitleg
-  parodos = binnenkomst van het koor
-  eerste episodion = eerste scène
-  eerste stasimon = eerste koorlied
-  meerdere epeisodion, afgewisseld met stasimon
-  exodos = laatste scène

Elementen in de epeisodia
-  bodeverhaal = lange monoloog waarin de bode vertelt wat er ergens anders is gebeurd. De bode zelf speelt geen rol in het verhaal
-  kommos = stuk waarin een personage hele heftige emoties heeft
-  stichomythie = dialoog waarbij de spreker elke versregel verandert
-  Agoon = debat

Dramatische ironie
Als de toeschouwer meer weet dan een van de personages

Stof van de tragedie
-  mythologie:
            - vaste kern
            - verassingen
-  geschiedenis

Aristoteles’ Poetica
-  mimesis = nabootsing
-  anagnorisis = herkenning, inzicht
-  peripeteia = omslagpunt (geluk -> ongeluk (of andersom))
-  hamartia = fout van de hoofdpersoon
-  eleos = medelijden
-  phobos = angst
-  katharsis

Pier Paolo Passolini was een ‘schokkende’ regisseur en laat graag de slechte, irrationele kant van de samenleving zien (regisseerde de film over Medea).

Medea
Dit is de samenvatting over de film ‘Medea’ (de samenvatting is helaas wel in het Engels):

Medea is a film by Pier Paolo Pasolini based on the plot of Euripides' Medea. Filmed in Göreme Open Air Museum's early Christian churches, it stars the famous opera singer Maria Callas in her only film role; however, she does not sing in the movie. The first half sums up the story of Jason and the Argonauts as they travel to Medea's barbarian land in search of the golden fleece. In fitting with the soundtrack (which features North African Tribal music), Pasolini depicts Medea's people as a tribal people who perform the ancient seasonal rituals and sacrifices to secure their harvests. Their costumes and dances are based on those of Eastern European Mummers such as the Romanian Calusari ceremonies and their counterparts in the Balkans. A young man is offered up as a gruesome human sacrifice and his organs and blood are sprinkled over the crops in a ritual sparagmos. The depiction of the sacrifice, in which the victim is bound to a wooden structure and the villagers not only fertilize crops with his body and blood but also consume them, has obvious parallels to the Christian rite of communion. This shows the influence of anthropological research and the theme of the sacrificed king


Geen opmerkingen:

Een reactie posten