zondag 17 juni 2012

Biologie samenvatting hoofdstuk 2 (isis)


Biologie samenvatting H2.

Leer afbeelding 1. à blz 44.

Teelballen (testes) produceren vanaf pubertijd à zaadcellen (spermacellen)
de teelballen liggen in de huidplooi, de balzak (scrotum).  à temperatuur ligt lager, gunstiger.
teelballen bevatten sterk gekronkelde zaadkanaaltjes. De wandcellen delen zich voortdurend, waardoor er zaadcelmoedercellen ontstaan. Na deling van die cellen ontstaan cellen die zich ontwikkelen tot zaadcellen. De vorming van zaadcellen heet à spermatogenese.
De zaadkanaaltjes lopen door de bijballen, die op de teelballen liggen. à tijdelijke opslag vd zaadcel.
De zwellichamen van de penis bevatten veel holten, als de slagadertjes in de penis zich verwijden, vullen deze holten zich met bloed à erectie.  à gebeurd door seksuele prikkels bij bijv de eikel.
Bij geslachtsgemeenschap (coïtus) à kan dit leiden tot zaadlozing (ejaculatie).
De zaadcellen worden door peristaltische bewegingen van de zaadleiders (spermaleiders) voortgestuwd, vanuit de bijballen langs de zaadblaasjes en het prostaat (zie afbeelding). De zaadblaasjes voegen vocht toe dat basisch is en de zaadcellen actief maakt. De zaadcellen kunnen zich dan met hun zweepstaart voorbewegen. à prostaat voegt vocht toe dat voedinsstoffen voor de zaadcellen bevat. Dit mengsel wordt sperma genoemd.
Per zaadlozing à 100 tot 400 miljoen zaadcellen verlaten het lichaam. à Voorvocht bevat minder zc.
Bij de prostaat komen de zaadleiders uit in de urinebuis à weer peristaltische bewegingen in de urinebuis. àgevolg hiervan is een orgasme.   Zelfbevrediging heet masturbatie.
Onder de voorheid wordt smeer (smegma) geproduceerd à als het te lang blijft zitten gaat het stinken en kan het een ontsteking veroorzaken (ook bij de vrouw). à bij sommige volkeren wordt de voorheid om hygiënische of religieuze redenen weggesneden (‘de besnijdenis’).


In de eierstokken (ovaria) vind de ontwikkeling plaats van à eicellen (oöcyten).
bij de geboorte zijn er in de eierstokken reeds alle cellen aanwezig die zich kunnen ontwikkelen tot een eicel. à enkele 10duizenden van deze cellen bevinden zich in een rusttoestand in de ontwikkeling. Elk van deze cellen is omgeven door laag van andere cellen à ze vormen de follikel.
vanaf de puberteit tot overgangsjaren/menopauze (±50 jaar) à vindt er rijping plaats.
rijping van eicellen in de follikels wordt oögenese genoemd.

In rijpende follikel ontstaat holte gevuld met vocht.  Bij een ovulatie (eisprong) neemt de follikel erg veel vocht op, waardoor ze openbarst  en de eicel wordt uitgestoten. Het follikelweefsel dat achterblijft wordt het gele lichaam genoemd (coprus luteum). Ovulatie vindt gem. eenmaal in ongeveer 4 weken plaats, meestal afwisselend in een van beide eierstokken. De vrijgekomen cel gaat door de eileider. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie hoogstens12 uur in leven,  als er dan geen bevruchting plaastvindt, wordt de eicel
afgebroken. à resten ervan worden door de cellen vd wand vd eileider geresorbeerd (opgenomen).
Bij geslachtsgemeenschap komt een penis een vagina (schede) binnen. De wand vd vagina is zeer rekbaar à Bij de geboorte komt zelfs het kind door de vagina. 

Na de ejaculatie (=zaadlozing) bewegen de zaadcellen zich in de richting vd baarmoeder en de eileiders. In de baarmoedermond komt een slimprop voor die basisch is, ook het milieu in de baarmoeder is basisch. Hierdoor kunnen de zaadcellen goed bewegen. De bevruchting v. een eicel door een zaadcel vindt plaats in de eileider. à zodra de kop vd zaadcel binnen is gedrongen, vormt de eicel een bevruchtingsmembraan waar geen andere zaadcellen meer doorheen kunnen dringen. Als er tegelijk 2 zaadcellen de eicel zijn binnengedrongen à sterft de eicel na korte tijd.
bevruchte eicel heet à ‘zygote’.  Na de bevruchting à met peristaltische bewegingen vd eileider en trilhaarbewegingen op de binnenwand vd eileider naar de baarmoeder (uterus). In die tijd neemt de zygote al zijn voedingstoffen op via osmose. De baarmoeder bestaat uit een dikke gespierde wand, die met slijmvlies is bekleed. 5 tot 7 dagen na de ovulatie à klompje cellen (= zygote) in de baarmoeder à innesteling van de zygote. 
Na 3 maanden erna à is er een placenta ontstaan (moederkoek). Ongeveer 38 weken na de bevruchting wordt het kind geboren.


Meeste meisjes/vrouwen krijgen orgasme door prikkeling van de clitoris (kittelaar). Clitoris ligt vooraan tussen de kleine schaamlippen, achter de clitoris mondt de urinebuis uit. Om de kleine schaamlippen liggen de grote schaamlippen.  De vagina is aan de binnenkant bekleed met slijmvlieg. Vooraan in de vagina vormt dit slijmvlies een plooi die de vagina gedeeltelijk afsluit à Maagdenvlies.
Dag 1 à bevruchting van eicel
Dag 2 à de eicel deelt zich
Dag 3 à de eicel deelt zich
Dag 4 à eicel is verdeeld in 64 cellen
Dag 5 à innesteling in de baarmoeder

Klieren die sappen afgeven in het bloed à Hormoonklieren. Sappen ervan zijn à Hormonen. Productie en afgifte van stoffen door cellen heet à secretie.
Bekende hormonen zijn à Insuline (gebrek = diabetes), adrenaline (bij inspanning).
Centrale regelaar vd voortplanting is à Hypofyse (Hormoonklier onderaan de hypothalamus, hersenen).
Maakt groot deel hormonen, 2 geslachtshormonen à   1. Follikelstimulerend hormoon (FSH)
                                                                                                              2. Luteïniserend hormoon (LH)

man: Onder invloed v. deze horm à wordt hormoonproductie van andere geslachts hormonen geregeld.
Vorming van zaadcellen onder invloed van 2 hormonen. Het FSH dat door de hypofyse wordt geproduceerd, stimuleert de vorming van zaadcellen. Testosteron heeft invloed op de verdere ontwikkeling vd zaadcellen. Testosteronproductie wordt gestimuleerd door LH. Cellen die tussen de zaadkanaaltjes liggen, de cellen van Leydig, vormen testosteron.
Testosteron remt bij een bepaalde concentratie de hypofyse à minder LH à minder Testosteron à lagere concentratie wat weer hypofyse weer ‘aanzet’ à etc. 
Dit proces heet terugkoppeling. Door de wederzijds beïnvloeding is de conc van beide hormonen in het bloed redelijk constant.
Secundaire geslachtskenmerken à geslachtskenmerken die je pas later krijgt.
Primaire geslachtskenmerken à geslachtskenmerken die je bij de geboorte al hebt.
Testosteron à zorgt dat beenderen en spieren zwaarder worden à zwaardere stem (stembanden!).
hij krijgt à baard/borst -groei en oksel/schaam -haar.

vrouw: onder invloed van FSH en LH (door hypofyse) scheiden de follikels oestrogenen af. à daar behoort oestradiol en oestron toe.
Andere vrouwelijk hormoonsklier is het gele lichaam. à produceert vooral progesteron.
Oestrogenen beïnvloeden à ontwikkeling vd secundaire geslachtskenmerken bij vrouwen.
zij krijgt à borsten ontwikkelen, het bekken wordt wijder, rondingen, oksel/schaam -haar.

Ieder mens produceert zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtshormonen. Verhouding tussen beide bepaalt welke secundaire geslachtskenmerken optreden, en in welke mate. Als verschil kleiner is à ontwikkelen zich ook secundaire geslachtskenm die lijken op die van de vrouw (bijv borsten).

Menstruatiecyclus à het opbouwen en afstoten van de baarmoederslijmvlies.
Eerste dag van de menstruatie à begin vd cyclus.
eerste 12 dagen à hypofyse produceert FSH en LH. à FSH stimuleert rijping van follikels. 
FSH en LH stimuleren de productie van oestrogenen door cellen uit de wand vd rijpende follikels.
Onder invloed van oestrogenen à baarmoederslijmvlies wordt dikker en gaat meer klieren bevatten.
In eierstokken is één vd rijpende follikels sneller à langzaamsten sterven af.
Productie van oestrogenen door de rijpende follikel bereikt hoogtepunt à dat stimuleert de hypofyse tot afgifte van veel LH. De hoge concentratie LH in het bloed stimuleert opname van vocht door de rijpende follikel à ovulatie.
na ovulatie stimuleert LH à vorming v. gele lichaam (= corpus luteum,  luteïniserend hormoon!).
Ook stimuleert LH à productie van oestrogenen en progesteron door het gele lichaam.
Door progesteron à baarm. slijmvlies nog dikker. àklieren in bmslijmvlies gaan stoffen afscheiden.
Die stoffen kunnen als voedsel dienen voor het embryo.
Progesteron remt ook afgifte FSH en LH af door hypofyse. à door gebrek aan LH sterft gele lichaam.
daardoor à stopt progesteronproductie à baarmoederslijmvlies ook niet meer in stand gehouden.
Het wordt dan gedeeltelijk afgestooten à Dit is menstruatie(voorbereiding op innesteling van een embryo wordt ongedaan gemaakt).
menstruatie à 14e dag na ovulatie. à varieert 3 tot 7 dagen.
doordat gele lichaam geen progesteron meer produceert à wordt afgifte LH en FSH door hypofyse niet langer meer geremd. à gaan er weer nieuwe follikels rijpen, en bmslijmvlies weer opgebouwd.
Gemiddeld 14 dagen na begin van menstruatie vindt ovulatie weer plaats.
Eicel blijft ±12 uur in leven. à kan na zaadlozing 3 dagen in leven blijven in lichaam vd vrouw.
Elke 4 weken is er dus maar een betrekkelijk korte periode van 3 à 4 dagen waarin geslachtsgemeenschap tot bevruchting kan leiden. Periode is van 3 dagen voor tot halve dag na.
Na bevruchting produceert gele lichaam nog 3 maanden progesteron. Niet onder invloed van LH, dat immers geremd wordt door het progesteron, maar onder invloed van HCG (= humaan chorion-gonatropine). à wordt in eerste weken na bevruchting door embryo gevormd. Periode daarna wordt het door de placenta gevormd.  Door HCG blijft gele lichaam functioneren.

Na 3 maanden vergaat het gele lichaam. à daarna neemt de placenta progesteronproductie over.
Progesteron houdt zwangerschap in stand. à bmslijmvlies blijft dik en klierrijk + geen menstruatie.
Progesteron remt afgifte FSH en LH  door de hypofyse à geen nieuwe follikels tot rijping à ovulatie.
tenslotte à progesteron zorgt voor  dat de melkklieren in de borsten gaan ontwikkelen.
Wegblijven van de menstruatie kan teken zijn van zwangerschap. Dit is echter geen zekerheid à kan ook een keer uitblijven of verlaat optreden. à daarom is er een ‘Predictor’.
Daar wordt gekeken of er HCG in de urine zit.  à eerste maanden vd zwangerschap is  dit erg hoog.

Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)à geslachtsziekten.
Bekenste à gonorroe, syfilis, chlamydia en aids.
De ziekte verwekkers die een SOA veroorzaken à gaan buiten lichaam vd mens gelijk dood.
Chlamydia à pas ontdekt. Wordt veroorzaakt door bacteriesoort die vooral voorkomt in de urinebuis en in de baarmoederhals van mensen tussen de 15 en 30 jaar. bij 2/3 van de mensen die besmet zijn toont dit geen symptomen.  à kunnen nog wel overdragen aan anderen. Als er symptomen komen is dit vaak door ontsteking van de urinebuis/baarmoederhals. Dit is te bestrijden met penicilline. Het is in ons land de meest voorkomende SOA.

Aids àAcquired Immuno Deficiency Syndrome. Daarbij wordt het afweersysteem van de persoon aangetast à vatbaar voor allerlei ziektes zoals darm- en longonstekingen of huidkanker. Wordt veroorzaakt door HIV. Niet alle mensen met HIV hebben aids. Men kan besmet zijn zonder dat er symptomen optreden. Er bestaat geen test die aanwezigheid van HIV aantoont, wel indirect. Als je bent besmet, gaat je lichaam antistoffen aanmaken. Die antistoffen zijn echter niet in staat het virus te vernietigen. Binnen 3 maanden na de besmetting is er zoveel van deze antistoffen in je bloed dat dit met een test kan worden aangetoond.  Als dat is aangetoond, is een persoon seropositief.
Niet elke persoon die seropositief is krijgt aids, kans is groter dan 50%. Het kan enkele maanden duren, maar soms ook meer dan 10 jaar. Als de ziekte zich openbaart, is de patiënt vrijwel zeker ten dode opgeschreven.
Bij besmette pers komt het HIV voor in à bloed, sperma, vaginaal vocht, voorvocht en moedermelk.
Bloed en sperma bevatten een hoge concentratie van het virus. à bij de andere komt het in lagere concentratie voor maar kan het zich nog steeds op andere personen overdragen.
Speeksel, zweet, traanvocht, urine en ontlasting zijn alleen gevaarlijk als er zichtbaar bloed in zit.
Meeste besmetting via onveilige seks àandere door spuiten en naalden hergebruiken (drugs).
Ook de moeder kan het doorgeven aan het kind tijdens de zwangerschap, bevalling of borstvoeding.
In ontwikkelingslanden komt het regelmatig voor  à via bloedtransfusie.

Geboorteregeling à als een vrouw met een man een kind wilt. Als je het wilt voorkomen kan de vrouw een anticonceptiepil slikken en een man een condoom dragen (anticonceptiemiddelen).
Bij periodieke onthouding hebben man en vrouw geen seks in de ‘vruchtbare periode’ van de 3 à 4 dagen. Coïtus interruptus ‘is voor het zingen de kerk uit’, de pil is een een tablet dat de vrouw 3 weken lang moet slikken en een onderbroken week daarachter aan heeft waarin de vrouw ongesteld is. De pil bevat een kunstmatig gesynthetiseerd oestrogeen hormoon en een progestageen hormoon waarvan de werking overeenkomt met die van de progesteron. Je hebt 3 soorten pillen; combinatiepil bevat een strip van 21 of 22 tabletten die elk een oestrogeen en een progestageen hormoon bevatten, de driefasenpil waarbij elke strip een kleur bevat, de tabletten moeten in die volgorde worden ingenomen, per fase een aantal hormoon, en de minipil waarbij de tabletten alleen progesteron bevatten, in een lage concentratie en deze pil werkt niet langer dan 24 uur, zodat je elke dag de tabletten moet innemen op dezelfde tijd.
Pessarium is een rubber koepeltje dat in de vagina moet, vorm en maat door een arts worden bepaald. Het moet worden ingesmeerd met zaaddodende pasta en moet 8 uur na de seks blijven zitten.
Spiraaltje of ankertje is een buigzaam plastic voorwerpje dat met koperdraad is omwikkeld, dat kan een vrouw laten inbrengen bij een arts en kan 5 jaar blijven zitten. Het zorgt ervoor dat er geen innesteling kan plaats vinden.
Ook kun je je laten opereren à bij steralisatie wordt bij een man of vrouw door middel van een kleine operatieve ingreep onvruchtbaar gemaakt, bijv bij de man de zaadleiders een stukje weghalen, en uiteinden dichtmaken. Bij de vrouw worden de eileiders onderbroken. Een vrouw is gelijk onvruchtbaar na een steralisatie, bij een man duurt het even, omdat er in de bovenste deel vd zaadleiders nog zaadcellen kunnen zitten.
morning-afterpil zijn 2 keer twee tabletten die zware combinatiepillen zijn. Je krijgt dus hoge concentraties binnen met oestrogenen. Moet 24 tot 36 na de seks worden ingenomen.
overtijdbehandeling is tussen de 10e en de 16e dag na het uitblijven van de menstruatie. Dan wordt de baarmoeder leeggemaakt en schoongezogen.
Bij abortus gebeurd dit met plaatselijke verdoving, en wordt met een zuigpompje het baarmoederslijmvlies met het embryo via de baarmoedermond weggezogen.

Klompje bevruchte cellen komt 5 a 7 dagen na de ovulatie in de baarmoeder. Er is dan nog geen groei opgetreden; het klompje is even groot als de zygote. Delingen waar groei plaatsvind, noemen we klievingsdelingen. Een deel van het klompje cellen vormt het begin van het eigenlijke embryo; de embryoblast/embryonaalknop. De buitenste cellen (de trofoblast) beschermt de embryoblast. à zorgt ook voor innesteling in het baarmoederslijmvlies. Cellen vd trofoblast scheden enzymen af die het baarmoederslijmvlies plaatselijk oplossen, waardoor het er als het ware inzakt. Door die enzymen komen er ook holten in het baarmoederslijm vlies à het begin van de placenta.
De trofoblast vormt het chorion (= buitenste vruchtvlies). De holte die door het chorion wordt omsloten, noemen we de chorionholte. Dit sluit aan met de holten in het bmslijmvlies. Via deze chorionvlokken worden zuurstof en voedingstoffen opgenomen uit het bmslijmvlies, daardoor is groei mogelijk.
In de embryoblast zijn 2 holten à amnionholte en  dooierzak.
Uit de cellen tussen deze beide holten ontwikkelt zich het embryo.  De hechtsteel vormt de verbinding tussen het embryo en het trofoblast (wordt later de navelstreng). De dooierzak verdwijnt na verdere ontwikkeling. De amnionholte breidt zich sterk uit, doordat de wand vocht in de holte afgeeft. à Wand komt tegen de chrion aan en vormt de amnion (= buitenste vruchtvlies). Dit zijn dus de vruchtvliezen, gevuld met vruchtwater. Dit beschermt het embryo tegen schokken en uitdroging.

Leer afbeelding35 blz 59.
Na ongeveer 3 weken zou het embryo niet meer genoeg zuurstof en voedingsstoffen binnenkrijgen als de opname en het transport van deze stoffen alleen door diffusie en actief transport zouden plaatsvinden à het embryo ontwikkeld zich bloed/hart -vaten. à De holten in het baarmoederslijmvlies om de chorionvlokken vloeien samen tot de grotere bloedruimte (bloedvaten van moeder monden daar uit). Chorionvlokken + bloedruimten vormen de placenta. Hechtsteel wordt navelstreng. In de navelstreng lopen 3 bloedvaten; Het hart van de embryo pompt voordurend bloed door 2 navelstrengslagaders naar de placenta toe, en door één navelstrengader stroomt bloed vd placenta naar het embryo terug. Bloed van embryo blijft altijd gescheiden van die van de moeder door dunne vliezen. Door deze vliezen heen vindt uitwisseling plaats via het tegenstroomprincipe. Moederbloed en embryobloed stromen in tegengestelde richting olangs deze vilezen. Denk dan aan difussie en actief transport. Ook krijgt het kind ziekteverwekkers binnen via dit, en dus ook antistoffen die de moeder aanmaakt ertegen. Aan het einde van de 2e maand zijn bijna alle weefsels gevormd en zijn de organen in aanleg aanwezig. Embryo weegt dan 1 gram. Vanaf de 3e maand wordt het embryo foetus genoemd. Groei vindt vooral plaats in die periode,tot ±3500 gram en van 3 tot 50 cm. Nadat dat het gele lichaam de taak van oestrogenen en progesteron aanmaken niet meer kan leveren (na 3 maanden gaat het ‘dood’). De placenta neemt daarna die taak op zich. Aan het einde vd zwangerschap neemt de productie van hormonen door de placenta snel af à gevolg is dat er enige hypofysehormonen niet meer worden geremd. Een van die hormonen is prolactine. Dit hormoon stimuleert lactatie; productie van melkklieren. Een ander hormoon is oxytocine, dat voor de weëen zorgt.

Wanneer de placenta onvoldoende progesteron produceert, kan het bmslijmvlies niet in stand worden gehouden, het wordt dan afgestoten samen met het embryo/foetus, dit is een miskraam of een spontane abortus. Dit kan vele oorzaken hebben. meeste miskramen vinden plaats in de eerste 3 maanden.
Buitenbaarmoedelijker zwangerschap à buiten de baarmoeder, gaat na een paar weken dood en versteend. Gevolg hiervan is dat er ernstige inwendige bloedingen kunnen ontstaan. Het wordt operatief verwijderd. Buitenbaarmoederlijke zwangerschap kán veroorzaakt worden door een ontsteking van de eileider.
Tweelingen à eeneiige tweeling is als één eicel zich heeft gedeeld, twee-eiige tweeling is als er twee eicellen tegelijk zijn bevrucht. leer afbeelding 40 blz 62.

14% van de paren in nederland lukt het niet binnen één jaar zwanger te worden. We spreken dan van verminderde vruchtbaarheid. Bij 7% lukt het ook niet binnen 2 jaar.
Kunstmatige inseminatie (KI) à arts brengt bij de vrouw (zonder partner) sperma in van een man, die het heeft geleverd via een spermabank. Dat sperma is dan donorsperma.
in-vitrofertilisatie (IVF) àdoor toedienen van hormonen worden er meerder eicellen tot rijping gebracht in de eierstokken. Vlak na de ovulatie haalt de arts de eicellen weg uit de eileider, die worden later in een laboratorium bevrucht en weer ge-implanteert (implantatie = terug in de baarmoeder ingebracht). Kans dat dit werkt is groter, omdat er meerdere klompjes cellen worden teruggeplaatst.

Preïmplantatiediagnostiek (PID) à daarbij wordt de gezondheidtoestand van het klompje cellen onderzocht, voordat het wordt geïmplanteerd. Er wordt in een 8cellig stadium één cel weggenomen voor onderzoek, en er wordt gekeken naar erfelijke aandoeningen.

Couveuse wordt gebruikt als de baby te vroeg wordt geboren. Weëen  zijn samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand die met tussenpozen plaatsvinden (worden opgewekt door oxytocine). De bevalling loopt in 3 fasen; de ontsluiting, de uitdrijving en de nageboorte.
Indaling à als het hoofdje van de foetus omlaag gaat en bij de baarmoederhals uitkomt. Na de indaling komen de weëen om de 3 tot 5 minuten. De slijmprop in de baarmoederhals wordt uitgestoten en de opening wordt groter à Ontsluiting.  Hierbij breken vaak de vruchtvliezen, waardoor het vruchtwater of een deel ervan wegvloeit. Opening in de baarmoederhals moet 10 centimeter zijn, dan is de ontsluiting volledig. De persweëen komen daarna, tijdens de ‘uitdrijving’. De moeder moet dan actief gaan persen, door spiersamentrekkingen wordt het hoofdje van de foetus door de baarmoederhals geduwd, en de baby draait dan om onder het schaambeen van de moeder door te kunnen. Bij een stuitligging  ligt de baby met zijn hoofd omhoog, en komen eerst de voetjes naar buiten. Bij een dwarsligging ligt het kind horizontaal, als het niet draait moet er een keizersnede worden gebruikt. De uitdrijving kan van elke seconden tot wel uren duren.

Als de baby eruit komt is hij/zij bedekt met een laagje huidsmeer. Hij wordt niet meteen gewassen, omdat dit bescherming geeft tegen ziekteverwekkers. De arts verwijdert eerst het slijm uit de neus en luchtwegen en mond van de baby, waarbij de baby ondersteboven wordt gehouden voor het slijm in de luchtwegen.  Daarna wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. . Doordat er geen bloed meer naar de placenta kan stromen, stijgt het koolstofdioxidegehalte van het bloed van de baby. Deze stijging vormt een prikkel à en de baby gaat ademen, de baby geeft een eerste schreeuw. 
Nageboorteà een kwartier nadat de baby is geboren, wordt de placenta en de navelstreng en vruchtvliezen uit de baarmoeder gehaald.
na de geboorte heet de baby zuigeling à mag alleen melk, darmen zijn nog niet geschikt echt eten.
Bij borstvoeding speelt oxytocine weer een rol, dat hormoon komt vrij tijdens de borstvoeding.
onder invloed van oxytocine trekken spiertjes in de wand van de afvoergangen van de melkklieren zich samen, waardoor melk naar buiten wordt geperst. Moedermelk bevat alle voedingsstoffen die nodig zijn voor de groei van de baby, en stoffen die hem/haar beschermen tegen o.a. darminfecties.

Door de navelstrengslagaders stroomt bloed van de foetus naar de placenta, en door de navelstrengader stroomt het andersom. In de poortader en de onderste holle ader van de foetus vindt vermening paats van boed dat rijk is aan zuurstof en bloed dat er arm aan is. De longen werken nog niet, er zit namelijk een klein spleetje tussen de hartkamers, en een ductus arteriosis; een vat tussen de aorta en de longslagader. Beide gaan vlak na de geboorte dicht, waardoor de baby dus de longen moet gaan gebruiken. Als ze nog open zijn kan de zuurstof die de foetus door de placenta verkrijgt makkelijker doorgeven door het heel het lichaam. Er stroomt weinig bloed via de longslagaders naar de longen, o.a. door de grote weerstand in de longhaarvaten, na de geboorte neemt die weerstand af omdat er lucht in de longen komt.
Foetus: rechterhartkamer/rechterboezem hogere druk dan linkerhartkamer/linkerboezem.
Baby: rechterhartkamer druk gaat omlaag,  linkerhardkamer druk omhoog à wordt evenveel.
 Leer afbeeldingen 51 en 52 blz 67.

Paragraaf 10 = niet belangrijk.
het leren bewegen met het hele lichaam à grove motorische ontwikkeling.
kleinere dingen leren, zoals knopen leggen à fijne motorische ontwikkeling. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten