zaterdag 2 juni 2012

Kcv SV H1 + aantekeningen (Um)

Aantekeningen:

Wat is over van Grieks-Romeinse architectuur:
-          Tempels                             } Van steen, de houten en kleien
-          Theaters                             } gebouwen zijn verbrand/ vergaan

Architectuur
Tempels & theaters waren eerst van hout (wel in dezelfde vorm enzo) met zuilen & balken. Er zijn vaste verhoudingen met een bepaald soort symmetrie (nu niet meer zichtbaar) NB: In tekeningen van tempels zijn de dikke lijnen muren, en de stippen zuilen.

·         Heiligdom: Plek, gebied rondom de tempel, heilige grond
·         Tempel: huis vd. god (het vereren gebeurt buiten)
·         Altaar: (ook buiten) daarop wordt geofferd, gebeden enz.

Waar is een tempel voor?
: Voor het godenbeeld
Nr. 1 = cella: daar staat het godenbeeld en de schatten
Nr. 2 = peristylium: Zuilengalerij eromheen.


o   Kapiteel: bovenkant ve. zuil
o   Cannelure: inkeping in de zuilen (abstract houteffect)
o   Architraaf: Dwarsbalk bovenop de zuilen
o   Trigliefen: gegleufde stukken boven de architraaf
o   Metoop: vierkante steen tussen de trigliefen
o   Fries: ipv. trigliefen en metopen; doorlopend stuk steen boven de architraaf
o   Meander: geometrisch patroon dat je oneindig kan herhalen
o   Geveldriehoek/trimpaan: “dak” bovenop de fries

Stijlen tempels
-   Dorische (oudste) stijl:
·         Zuil staat direct op de grond (geen voetstuk)
·         Vorm vh. kapiteel = vierkant (tussenkapiteel)
·         Trigliefen en metopen

-   Ionische (middelste) stijl:
·         (NB: Zuilen zijn langer en slanker)
·         Voetstuk voor de zuil
·         Vorm vh. kapiteel = volutenkapiteel (met 2 of 4 krullen)
·         1 fries (dus geen trigliefen en metopen)

-   Korintische (nieuwste) stijl:
·         Voetstuk voor de zuil
·         Vorm vh. kapiteel = acanthusbladeren
·         1 fries

De oude stijlen raakten niet uit de mode, de nieuwe kwamen er gewoon bij.
Als er in 1 gebouw meerdere verdiepingen heeft, heeft de 1e verdieping Dorische stijl, 2e ionisch en evt. 3e Korinthisch.
Het beeldhouwwerk zit in de metoop, fries en/of geveldriehoek.
Etruskisch-Romeinse vernieuwingen

Griekse tempels werken vaak met lijnen, Romeinse tempels zijn veel vaker ronder (al kan je niet echt van een Romeinse cultuur, die is altijd al beïnvloed door Grieken of Etrusken).
o   Etrusken werken met bogen (Romeinen namen dat over)
o   Gewelf = tunnel; meerdere bogen achter elkaar
o   Koepel = 3D boog
o   Romeinen/Etrusken werkten met baksteen en cement

Romeinse boog: met sluitsteen in het midden (omgekeerde driehoek, zodat de zwaartekracht hem naar beneden drukt, maar de steen er niet doorheen valt)
Griekse boog: Blokken op elkaar gestapeld, instortingsgevaar!

§1.1: Polytheïsme: (πολυς ϑεος) Veel goden [oneindig veel]. Een paar oppergoden, er komen altijd weer goden bij. Pantheon = systeem vd. goden en hun onderlinge verhoudingen (man/vrouw, vader/zoon enz.)
Antropomorfe goden: mensvormige goden (mbt.;)

-   Uiterlijk
-   Emoties/karakters
-   Gedrag (hangt samen met emoties/karakters)

Halfgoden: zijn kind ve. god + mens en heel heldhaftig
Helden: mensen met uitzonderlijke kracht (wordt vaak door elkaar gebruikt).
Mythen: verhalen over godin, godinnen, helden en heldinnen. Ze werden mondeling doorgegeven, daardoor waren er vele verschillende versies ve. mythe (verschilt per historische tijd en plaats, hangt af vd. populariteit) en er werden eigen interpretaties aan gegeven.

Offers om de goden te vriend te houden en balans tussen natuur en bovennatuur te houden. Vinden plaats op een altaar of in de open lucht. Het is iets dat je voor jezelf had kunnen houden maar je geeft het weg. Verschillende redenen:
·         Do ut des: voor wat hoort wat
·         Ex voto: offers uit belofte (“als ik uit deze storm kom, geef ik u…”)

Verschillende offers:
·         Bloedoffers: dieren (mannetjesdier voor een god, vrouwtjesdier voor een godin). De mensen gaven de goden het vlees (dat de mensen niet lustten en de goden toevallig wel) en aten zelf er ook van. NB: Holocaustisch offer: hele beest verbranden
·         Landbouwoffers (graan)
·         Plengoffers (vloeistoffen) iets bij het diner van je drinken op de grond gooien
·         Wijgeschenken: Voorwerpen (speciaal laten maken of eigen voorwerp)

Voortekenen (omen, omina): bijv. kijken naar ingewanden van offerdier, vogels vliegen in een patroon, natuurverschijnselen, mutaties enz.
Orakels: heilig plek waar mensen goden om raad konden vragen via priester(essen).

·         Dodenorakel: een paar dagen vasten, in een donkere tunnel kruipen en dan krijg je visioenen
·         Eikenboom: Zeus een vraag stellen en aan het ruisen vd. bladeren horen wat het antwoord is
·         Orakel van Delphi (Apollo): 2-3 dagen per jaar is er een priesteres. Men moet offers brengen en in de rij staan, hun vraag stellen aan de priester, de priester gaat dan naar de priesteres die boven een spleet hangt waar dampen uit komen, de priester ontraadseld het raaskallen en geeft antwoord (waarschijnlijk geeft de priester een logisch antwoord en is de priesteres gewoon gek gemaakt met alle hysterie)

NB: Romeinen hadden eigenlijk niet echt een eigen godsdienst (over genomen van Grieken en altijd al invloed vd. Etrusken)
§1.2: Tempel was de woning vd. God (men mocht er zelf dus niet inkomen, alleen in de zuilengalerij). Het verschil tussen Griekse en Romeinse tempel: Griekse tempel van alle kanten te betreden en Romeinse tempel ligt hoger.

§1.3: Goden + attributen

Naam God(in)
God(in) van…
Attributen
Zeus/Jupiter
Oppergod, koning vd. goden en mensen, god vd. lucht en weer.
Bliksem en adelaar
Hera/Juno
Zuster&vrouw van Zeus. Godin vh. huwelijk
Staf en pauw
Poseidon/Neptunus
Broer van Zeus, god vd. zee & aardbevingen
Drietand, paard
Hades/Pluto
Broer van Zeus, god vd. onderwereld
Hadeskap, hoorn des overvloeds
Persephone/
Proserpina
Dochter van Demeter, vrouw van Hades
-
Demeter/Ceres
Zus van Zeus, godin vd. landbouw, oogst en graan
Korenaar
Aphrodite/Venus
Geboren uit het schuim vd. zee, godin vd liefde en schoonheid.
Duif
Eros/Cupido/Amor
Zoon van Aphrodite, God vd. liefde
Liefdespijlen
Ares/Mars
Zoon van Hera en Zeus, god vd. oorlog
Volle wapenuitrusting
Pallas Athene/Minerva
Dochter van Zeus, beschermster vd. kunstenaars en handwerkslieden, godin vd. wijsheid, kennis en verstandige strijd
Helm, schild, speer, uil
Apollo
Zoon van Zeus en Leto/Latona, god vd. geneeskunde, licht, voorspellingskunst, muziek.
Lier, citer, boog, laurierkrans
Artemis/Diana
Tweelingzus van Apollo, godin vd. natuur en jacht
Boog, beren, leeuwen, herten

Hephaestus/
Vulcanus

Zoon van Zeus en Hera, god vh. vuur, smid

werktuigen, hij is kreupel
Hermes/Mercurius
Zoon van Zeus, boodschapper vd. goden, god vd. handel en dieven.
Reizigersmuts, staf, sandalen en helm met vleugels
Dionysus/Bacchus
Zoon van Zeus. God vd. druiven en wijn
Staf, klimop
Hestia/Vesta
Godin vd. huiselijk haard
Vuur, Vestaalse maagden

Door de Romeinen vereerde goden: Lares, Penates (beschermgoden vh. huis), Fortuna (Lot en Geluk) en Hercules. Door uitbreiding vh. romeinse rijk kwamen ook goden van andere culturen naar het westen (Isis; Egyptische moedergodin, liefde en vruchtbaarheid, Mithras; Perzische god vd. zon). Na de dood van Caesar (in 44 BC) ontstond de traditie een keizer te vereren als god (na zijn dood) in combi met de godin Roma (in Oost-Romeinse rijk werd de keizer al tijdens zijn leven vereerd)
§1.4: Mythen: verhalen over het verre en grootste verleden. De Romeinen namen ook Griekse mythen over (maar dan een variant). Mythen waren voor de Grieken en Romeinen religie en geschiedenis (waarheid). In de Late Oudheid en Middeleeuwen (NB; dit waren niet de oorspronkelijke mythen, maar Latijnse vertalingen uit het Grieks):

·         Historicisme: mythe als weergave vd. werkelijkheid (maar dan overdreven). Dus goden waren gewoon extreme coele mensen. Ze stonden op 1 lijn met de belangrijke personen uit de bijbelse geschiedenis
·         Mythe als metafoor vd. natuur: als verbeelding van natuurkrachten, op allegorische wijze geïnterpreteerd (personificaties)
·         Moralisme: mythe (het gehele verhaal) als vergelijking voor normen en waarden (goed en fout)
·         Mythe als verhaal of sprookje
·         Aitiologische mythen: verklarende mythen
·         Mythe voor ritueel:
o   Ritueel en je verzint er een mythe bij
o   Mythe en je verzint er een ritueel bij
o   Mythe zelf werk ook vaak als overgangsritueel (levensfase)

·         Combi van hierboven
§1.5: Bronnen voor de Griekse mythologie (in boeken staan die op alfabetische volgorde, maar zo zijn ze natuurlijk niet ontstaan):

·         Homerus’ Ilias en Odyssee zijn de enige volledige werken die uit de Myceense tijd (17e-12e eeuw BC). Toen werd er over helden verteld dmv. epen (epische gedichten, heldendichten)
·         Andere heldenverhalen zijn (op samenvattingen na) verloren gegaan. In de 5e eeuw BC gebruikten de tragedieschrijvers die verhalen gebruikt voor de plots in hun verhalen (32 volledige tragedies; 7 van Aeschylus, 7 van Sophocles en 18 van Euripides)
·         Behalve verhalen maakte men ook graag genealogieën: stambomen van goden en families. Als voorbeeld hiervan is de Theogonie van Hesiodus (8e/7e eeuw BC)
·         In de Hellenistische tijd (4e-1e eeuw BC) kwam er meer belangstelling voor (lokale varianten van) mythen waarin helden van gedaante veranderen of in een sterrenbeeld. Ovidius (43 BC -18 AD) heeft bijv. in zijn Metamorphosen 250 veranderingsmythen geschreven en Pausanias (2e eeuw AD) heeft lokale varianten in zijn Periegesis tes Hellados verzameld.  
·         Visuele bronnen: Mythes afgebeeld op tempels, aardewerk, hun villa’s en openbare gebouwen

§1.6: Cultuur- en kunsthistorische periodes (Goden en mythen in de Europese kunst) Classicisme: periode geïnspireerd door oudheid. NB: de jaartallen zijn globaal, stromingen houden niet in 1 dag op, kunnen elkaar overlappen en verschilt per land/streek:
·         Hellenisme; (Alexandrië) ontstaan ve. canon (totaal aan werk wat een grote groep mensen kent) van klassiekers (oud werk dat eeuwig belangrijke waarde behoudt). Hier kan je naar verwijzen (in grapjes e.d.) omdat zoveel mensen het kennen

·         Romeinse tijd (vooral sinds 1e eeuw BC); Romeinen namen liefde voor afbeelden van goden, helden etc. over vd. Grieken, doordat na veroveringen Griekse kunst werd meegenomen en gekopieerd. De Romeinen zorgden er zo voor dat de invloed (receptie) van Griekse kunst (en mythologie) in Europa ontstond. Alle andere Romeinse literatuur was gebaseerd op andere Romeinse literatuur en Griekse literatuur. Later komen Joodse & Christelijke cultuur erbij, de Romeinse cultuur wordt minder belangrijk (vermenging/concurrentie)

·         Middeleeuwen (tot 1400); oudheid verdwijnt naar kloosters (overschrijven van mythen door monniken incl. afbeeldingen, kunst op wandtapijten), Griekse goden e.d. waren heidens, kennis interesseert niet, God = belangrijk (christelijke dominantie, mythen worden verworpen of christelijk geïnterpreteerd). In West-Europa; als het Grieks is wordt het niet gelezen.

o   Tot de 12e eeuw werden de mythologische figuren afgebeeld als in de oudheid, maar daarna afgebeeld alsof het zich afspeelde in de middeleeuwen (met ridders, jonkvrouwen kastelen enz.)
o   Anatomie (menselijk lichaam) was nog niet natuurgetrouw, de achtergrond was niet uitgewerkt, geen diepte/perspectief
o   Kunst; Lucas Cranach (1512)

·         Renaissance (1400-1525); wedergeboorte (van oudheid mbt. kunst en thema’s)

-   Vroege Renaissance:

o   Kunst, literatuur en architectuur werden herontdekt, teruggevonden en nagedaan; men ging er actief naar op zoek. Het kwam op gang door de val van Constantinopel (1453, Romeinen vluchten naar Italië en nemen Griekse cultuur mee), maar meeste kennis komt uit de middeleeuwen.

-   Late Renaissance:

o   Intellectuele stroming vh. Humanisme: Gericht op talent (onderwijs belangrijk), mobiel en internationaal (zowel sociaal (men kan van klasse/stand veranderen, een boer kan paus worden) als geografisch); men sprak latijn en gaan op zoek naar authentieke bronnen en naast God staat ook de mens centraal; wees mens vd. wereld (zoveel mogelijk kunnen) à pluk de dag

-   Algemeen:

o   Lichamen hebben de juiste proporties (anatomisch correct), perspectief, evenwicht en harmonie in compositie (rust, links en rechts gelijk), realisme (zo echt mogelijk), historische setting niet per sé correct (klassiek of renaissance).
o   Kunst; Marcantonio Raimond (1520), Michelangelo, Raphaël, Leonardo da Vinci
o   Volkstalige literatuur; Dante wandeling met Vergilius, Boccaccio variant op 1001 nacht
o   Latijnse literatuur (was eervol); Petrarca, Erasmus (NL’er, reiziger)

·         Maniërisme (1525-1600)

o   Kunst; Jacob Wttewael (1615)
o   Evenwicht verdwijnt, overdrijving van Renaissance, geen rust (vooral vol), merkwaardige poses/lichaamshoudingen (laten zien dat ze mooi lichamen kunnen maken) NB: huid bruin-glimmend geteint, voor- en achtergrond vol dieren, onverwacht perspectief

·         Barok (1600-1720)

o   Als reactie op de hervorming en Humanisme, komt de kerk in de tegenbeweging
o   Nadruk op religieuze beleving/gevoel, indruk maken op gelovigen, nadruk op de boodschap (begeleidende kunststroming vh. katholicisme), maar ook buiten het katholicisme (alleen de kunst), op het dramatische hoogtepunt in het verhaal, sterke gevoelens/gebaren, licht/donkereffecten voor nadruk, natuur zo realistisch mogelijk afgebeeld (vooral materialen), geen rust, minder aandacht voor Klassieke oudheid, beweging & diagonale lijnen.
o   Schilders; Caravaggio, Rembrandt (NL’er, protestants), Rubens (Vlaams, Katholiek, 1620)
o   Beeldhouwers/architecten; Borromini, Bernini

·         Rococo (1720-1760)

o   Doorgetrokken barok, vooral in Frankrijk, Zuid-Duitsland en Noord-Italië, onderwerpen speels en luchtig (erotiek, sensuele liefde, geen ernstige zaken), mierzoete fantasiewereld, veel roze en lichtblauw, burgerlijk & preuts, asymmetrie en grilligheid (niet gelet op evenwicht, lijnen, licht/donker enz.) softporno? Krullen, wolken etc.
o   Kunst; François Boucher (1754)

·         Neo-classicisme (1750-1825)

o   Reactie op Rococo; Neo-classicisme is juist heel erg vormentaal (terugkeer daarvan door opgravingen in Pompeï à realistischer naar oudheid), stille waardigheid, harmonie en heel rustig, weinig achtergrond/diepte, geen warmte maar afstandelijk, hangt sterk samen met de Verlichting (à <3 Oudheid Romeins EN Grieks, nadruk op verstand, logica, symmetrie en regelmaat)
o   Kunst; Anton Raphael Mengs (1756)

·         Romantiek (midden 19e eeuw)

o   Reactie op emotieloze Neo-classicisme; aandacht voor het gevoel, beleven van negatieve emoties als nostalgie en verdriet maar ook liefde, Aandacht voor mysterie (wat weten/snappen we NIET), aandacht voor wilde natuur en niet-klassieke verleden (Germanen, Kelten enz.)

Romantiek & Neo-classicisme zorgden samen voor nationalisme: aandacht voor eigen komaf en eigen kunnen.
Eclectisch te werk gaan: kiezen uit de mogelijkheden vd. geschiedenis vd. kunst en er creatief mee omgaan. Postmodernisme: verzamelnaam voor alle kunstvormen (schilderkunst, literatuur enz.) die de gangbare moderne ontwikkeling de rug toekeren en teruggrijpen op andere, bijv. klassieke, vormen.

Grand Tour: vanaf ±1500 was het de gewoonte voor jonge kunstenaars om na hun opleiding in Italië kennis te maken met de beeldhouwkunst vd. Oudheid en meesterwerken vd. Renaissance. In de hogere klassen werd dit beschouwd als afronding vd. opvoeding.
§1.7: Voortleven/Nachleben/Receptie: manier waarop iemand naar een cultuur(uiting) kijkt en dat wat hij er zelf mee doet (hoe er ná de Oudheid over de (half)goden en helden gedacht wordt)

Klassieke oudheid: alles wat nog over is (klassiek erfgoed) + wat we nog menen te weten
-   Passieve receptie: met de verhalen bezig zijn
-   Actieve (creatieve) receptie: nieuwe cultuur maken op basis van die verhalen

o   Nieuwe literatuur; literaire receptie. Literaire receptie vindt plaats door 1. citatie zonder meer, 2. citaten met positief/negatief commentaar, 3. serieuze bewerkingen, 4. parodieën, 5. noemen van namen.
o   Nieuwe beelden/kunst; beeldreceptie (gedaan voor meer betekenissen)

Receptie vindt altijd plaats! Behalve als er geen contact is met de cultuur (bijv. invloed van je ouders is er altijd, of je het met ze eens bent of niet. Het zou er alleen niet zijn als je je ouders niet kende). Receptie is zelden hetzelfde.
3 soorten receptie:

·         Translatio; overbrengen/vertalen. Uit de oorspronkelijke omgeving overzetten naar een andere omgeving (historische tijd, land enz.)
·         Imititatio; nadoen/element terughalen (bijv. eigen verhaal schrijven en element uit de oudheid/mythen gebruiken)
·         (A)emulatio (meest eervolle); letterlijk verbetering. Inhoudelijk; overnemen en een aspect veranderen, andere draai aan geven enz.

Verschillende associaties die de Oudheid oproept
·         Vertegenwoordigt de norm voor morele waarden (deugdzaam, vaderlandslievend gedrag)
·         Esthetisch ideaal; toonbeeld van schoonheid, harmonie en evenwicht (o.a. renaissance & romantiek)
·         Impliceert macht; imperialistisch
·         Romantisch en mysterieus
·         Decoratie verleent status

Dit is niet meer voor hedendaagse kunst; klassieke vormen zijn gebruikt omdat het kunstenaars aanspreekt, vreemdend effect, als grapje maar geen achterliggende betekenis.

NB: beter lees je ook gewoon ff het hoofdstuk door, wie weet wat ik ben vergeten?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten