dinsdag 19 juni 2012

KCV samenvatting aantekeningen periode 3 Uijl


Hoofdstuk 1 aantekeningen KCV (géén retorica!)

Werkboek bladzijde 9 afbeelding 1 à De zuilen.
Leer nummer 1 t/m 7 + 10, 11 en 13
Powerpoint Grieks-Romeinse architectuur

Wat is er over?
90% zijn Religieuze complexen of theaters. Het meeste is weg omdat het van hout en klei was, tempels en theaters waren van steen.

Tempels waren eerst van hout, later steen. Het waren allemaal rechte lijnen, diagonaal, verticaal + horizontaal. Ze waren beschilderd; de bedoeling was dat ze harmonie uitstraalden.
2 factoren:
• Symmetrisch
• Vaste verhoudingen (gebasseerd op natuur)

Heiligdom àheilig terrein (al het terrein waar heilige dingen op staan, dit zijn dus ook theaters en restaurants). Vaak was dit terrein ommuurt en stond er een altaar bij.
Tempel à heeft een cella (1), dit is de centrale ruimte. Vaak staan hier godenbeelden
en schatten. Bijna altijd is er een altaar. Ook heeft het een peristylium (2).
Altaar à Hier offer je voor de goden. Deze komen ook vaak voor
zonder een tempel. Het is dan een open plek met een verhoging.

3 soorten tempels:

Dorische stijl
vaak 3 platen onder, ronde zuilen met gleuven (boomstameffect). Kapiteel is stuk tussen plafond en zuil, deze is vierkant. De balk erboven heet architraaf.
De driehoek erboven heet een timpaal of de geveldriehoek.

De beelden kun je kwijt op:
metopen (in de reliëfs)                                                  bevindt zich boven de balken
Geveldriehoek (de beelden kunnen daarin)                  vaak een verhaal over de goden afgebeeld

Dorische stijl drie hoofdverschillen:
1. Zuil staat zonder voetstuk op de grond
2. Vorm van kapiteel zijn zeer eenvoudig zonder versieringen, zijn vaak vierkant à tussenkapiteel
3. Trigliefen en metopen

Ionische stijl
Heeft zuilen die langer, slanker en recht zijn. Er is ook een voetstuk gekomen. De kapitelen hebben krullen à Je noemt ze een voluut. Bestaat uit twee of 4 krullen, verdeeld over elke kant/hoek. Er zijn geen trigliefen of metopen.
Het is een fries; afbeeldingen zaten daarin. Vaak gaat dit over een religieuze optocht of over offers.
Vaak is de architraaf 3 stukken (zuil - architraaf - trigliefen).

Ionische stijl verschillen:
•(NB: Zuilen zijn langer en slanker)
• Voetstuk voor de zuil
•Vorm vh. kapiteel = volutenkapiteel (met 2 of 4 krullen)
•1 fries (dus geen trigliefen en metopen)
http://members.home.nl/keesdebrouwer/images/grieken/Grieken%20-%20Korintische_bouwstijl_01.jpg

Korinthische stijl (komt erbij, niet vervangend!):
• heeft ook een voetstuk
• heeft een fries, architraaf van drie stukken
• Vorm van de kapiteel met acunthusbladeren

Verschil Korinthisch en Ionisch:
•Kapiteel is versierd met Acanthusbladeren
à Als je de stijlen mengt, dan is de onderste laag de oudste stijl!
Het gaat dus van oud naar jong hoe hoger het gebouw wordt.

Romeinse tempel
90% voldoet aan de volgende dingen (2):
Platvorm à hogere tempel met 1 ingang.
•Geen zuilen gallerij eromheen, alleen voor de tempel (ommuurt)
Etrusken - Romeinse vernieuwingen  (‘verbeteringen’)
Gewelf à wordt een tunnel, rond, waar je doorheen kunt lopen
Bogen à wordt een doorgaan maar is echter geen tunnel
Koepels à Komen er voor de sier.
Ze gebruikten in die tijd baksteen omdat ze cement hadden.


Er is een godsdienst die afgescheiden is à Er zijn ‘meerdere’ versies van een godsdienst gemaakt.
Meesten lijken op elkaar, ze versmelten. Dus ‘de romeinse godsdienst’ is een van de bekendste, meest gebruikte godsdienst. Er is niets wat voor elke godsdienst geldt.
Een cultus is een ‘club’ die goden vereerd. Er zijn meerdere cultussen, voor elke god een.

(Eerste) kenmerk:
Polytheïstisch à meerdere goden (12 hoofdgoden)
                1. Open godsdienst (nieuwe god)
                2. Goden samenvoegen (zeus en Jupiter)
 Er zijn oneindig veel goden à dit komt doordat er vaak plaatselijke goden zijn.
Er is een hierarchie: er is een oppergod die de baas is.
Ook zijn er verschillende taken; Athene heeft slimheid. Het zou dus logisch zijn als de cultus voor leraren aan haar zou offeren. Ook zijn hun familiebanden gegeven, zodat ze een samenhang hebben, dit maakt ze ‘sterker’.
Pantheonà Goden bij elkaar, verschillen/verhoudingen.
‘algodendom’ ; overzicht van goden, stamboom

(Tweede) kenmerk:
Antropomorfà voorgesteld als mensen. Dit wordt op drie manieren gedaan:
                1. Door emoties te tonen van de goden.
                2. Het (perfecte) uiterlijk, grote mensen. Je ziet dat ze meer zijn.
                3. Gedrag van de goden (verliefd, verdriet, scheiden, kinderen, werken)
De verschillen tussen mensen en goden (2) à onsterfelijk/ eeuwig jong.
                                                                                     à bijzondere (/bovenmenselijke) krachten
Meer bovennatuur (alles boven de wereld)
• Nimfen, Titanen, muzen
• Halfgoden à Heros (held) à Heroën
   Verschil tussen halfgod en held; Niet elke held is een halfgod (Ajax, Odysseus)! Ze zijn misschien
   afgestamt van een.
Dus à Een held is iemand met bovenmenselijke krachten die wel sterfelijk is.

Er is géén heilig boek.
Het wordt mondeling door verteld, hierdoor kwamen er verschillende versies van een mythe. Als je geen heilig boek hebt, liggen de verhalen niet vast, er is geen waarheid.
Bijvoorbeeld à 7 steden zeggen dat een held daar is geboren, mensen veranderen mythen naar hun doel, omdat ze trost zijn op hun volk in dit geval.  

Offers en wijgeschenken:
Goden en mensen à ze helpen jou als jij iets voor hen doet.
Do ut des - principe (‘ik geef opdat jij geeft’)
   à Balans tussen natuur en bovennatuur
   à Goede oogst = meer bedanken aan de god van de oogst.
Ex voto - Jij doet een belofte voor later, je vervult het later.
   à Als je mijn ontstoken oog geneest, zet ik een beeld van een oog in goud hier neer.

3 soorten offers:
•Bloedoffers : hierbij moet het bloed op het altaar spatten. Dit kunnen kleine, middelmatige of grote offers zijn, zoals kippen, schapen of stieren. Als het holocaustos is, moet het helemaal verbrand worden.
• Landbouwoffers : Appels, bakken, peren.
• Plengoffers : morsen van vloeistof op de aarde, zoals wijn. Daarmee bedanken ze de onderwereld/goden.
•Wijgeschenken : je wijt iets aan goden, wat bij een bepaalde god hoort. Je laat bijvoorbeeld een beeld maken voor een god met zijn naam erop.
Bij een offer moet je een ‘eigen’stuk uit je leven halen; je kon een koe bijvoorbeeld gebruiken voor de melk, maar je doet hem offeren voor de goden. Appels kon je verkopen, maar je offert ze, je haalt ze uit de economie.

Voortekenen:
•omen (mv omina) à goed omen is een goed voorteken.

Orakels:
Vaak is er maar een uitleg, een antwoord mogelijk. Het is echt wel onduidelijk verwoord, niet makkelijk te ontcijferen. Voorbeelden: Orakel van Delphi (apollo) en Orakel van Dodona (zeus).

§4 Je kunt Mythen op verschillende manieren zien (2):
Religieuzs gedachtegoed àje ziet de mythe als waarheid, het is echt gebeurd.
Historicisme àMythe als (weergave van de) geschiedenis. Zoals Troje; strijd is waar, maar Ajax niet.
                               Er zit een kern van waarheid in, het is alleen overdreven.

•Mythe als metafoor van de natuur à Zeus: hemel, neerslag. Poseiden: zee.
Voorbeeld: Persephone helft van het jaar bij Hades, dan is het winter want de moeder is verdrietig.
Morialisme à  mythe als allegorie van normen en waarde
Aitiologische mythen àmythen die verklaren (P en Hades). Vaak godsdienstig gebruik.

Offers en mythen lopen ook ineen:
•Mythen - verklaart een offer                                 ‘kip en het ei’-dilemma
•Offer - leidt tot een mythe
• Mythe die als overgangsritueel wordt gezien; zoals Theseus voor minostaurus; hij reist; volwassen worden.

§5 Sectie over Apolodorus en Hyginus hoeft niet geleerd te worden.
Voortleven        à Dat je culturen ziet voortleven in ruïnes +latijnles etc.
Nachleben         à Voortleven + culturen (lijkt zeer op voortleven).
Receptie             à ontvangst: WIJ doen er iets mee, we ontvangen het en gebruiken het.

Receptie: ‘’de manier waarop iemand naar een cultuur kijkt en dat wat hij er verder mee doet.’’

Actieve creatie à Zelf iets maken over de oudheid, nieuwe cultuur maken, reageren op de oude.
Passieve receptie à Als je er iets van vindt en verder niets mee doet.

Literaire receptie à schrijven over een stuk of beeld uit de oudheid.
Beeldreceptie à Een beeld of schilderij maken over de oudheid.

Als je in aanraking komt met een cultuur, is er receptie. Waarom is dit zo? Je wordt áltijd beïnvloed door anderen! Je reageert áltijd op invloeden zonder dat je het wilt.
Receptie is zelden hetzelfde: meningen verschillen erg van elkaar, zoals jongens en meiden over één dezelfde film. Jongens vonden de actie leuk maar de meiden het romantische stuk.
Brieven die in de kast liggen leven niet voort, maar als wij ze lezen is er receptie, het leeft voort!

3 soorten receptie:
Translatio       à je veranderd de context van de bron (translation)
                               à je veranderd details, kern blijft intact
(A)emulatio    à je overtreft/verbeterd de bron
                               à je geeft je eigen draai, eigen ideëen, kern is anders
Imitatio            à je neemt elementen uit de bron over in je eigen werk
Dit doen bijvoorbeeld: Vergillius en Homerus.

• Homerus’ Ilias en Odyssee zijn de enige volledige werken die uit de Myceense tijd (17e-12e eeuw BC). Toen werd er over helden verteld dmv. epen (epische gedichten, heldendichten)
•Andere heldenverhalen zijn (op samenvattingen na) verloren gegaan. In de 5e eeuw BC gebruikten de tragedieschrijvers die verhalen gebruikt voor de plots in hun verhalen (32 volledige tragedies; 7 van Aeschylus, 7 van Sophocles en 18 van Euripides)
•Behalve verhalen maakte men ook graag genealogieën: stambomen van goden en families. Als voorbeeld hiervan is de Theogonie van Hesiodus (8e/7e eeuw BC)
•In de Hellenistische tijd (4e-1e eeuw BC) kwam er meer belangstelling voor (lokale varianten van) mythen waarin helden van gedaante veranderen of in een sterrenbeeld. Ovidius (43 BC -18 AD) heeft bijv. in zijn Metamorphosen 250 veranderingsmythen geschreven en Pausanias (2e eeuw AD) heeft lokale varianten in zijn Periegesis tes Hellados verzameld. 
• Visuele bronnen: Mythes afgebeeld op tempels, aardewerk, hun villa’s en openbare gebouwen
§6 Cultuur- en kunsthistorische periodes (Goden en mythen in de Europese kunst) Classicisme: periode geïnspireerd door oudheid. NB: de jaartallen zijn globaal, stromingen houden niet in 1 dag op, kunnen elkaar overlappen en verschilt per land/streek:
•Hellenisme; (Alexandrië) ontstaan ve. canon (totaal aan werk wat een grote groep mensen kent) vanklassiekers (oud werk dat eeuwig belangrijke waarde behoudt). Hier kan je naar verwijzen (in grapjes e.d.) omdat zoveel mensen het kennen

•Romeinse tijd (vooral sinds 1e eeuw BC); Romeinen namen liefde voor afbeelden van goden, helden etc. over vd. Grieken, doordat na veroveringen Griekse kunst werd meegenomen en gekopieerd. De Romeinen zorgden er zo voor dat de invloed (receptie) van Griekse kunst (en mythologie) in Europa ontstond. Alle andere Romeinse literatuur was gebaseerd op andere Romeinse literatuur en Griekse literatuur. Later komen Joodse & Christelijke cultuur erbij, de Romeinse cultuur wordt minder belangrijk (vermenging/concurrentie)

•Middeleeuwen (tot 1400); oudheid verdwijnt naar kloosters (overschrijven van mythen door monniken incl. afbeeldingen, kunst op wandtapijten), Griekse goden e.d. waren heidens, kennis interesseert niet, God = belangrijk (christelijke dominantie, mythen worden verworpen of christelijk geïnterpreteerd). In West-Europa; als het Grieks is wordt het niet gelezen. 

o   Tot de 12e eeuw werden de mythologische figuren afgebeeld als in de oudheid, maar daarna afgebeeld alsof het zich afspeelde in de middeleeuwen (met ridders, jonkvrouwen kastelen enz.)
o   Anatomie (menselijk lichaam) was nog niet natuurgetrouw, de achtergrond was niet uitgewerkt, geen diepte/perspectief
o   Kunst; Lucas Cranach (1512)

•Renaissance (1400-1525); wedergeboorte (van oudheid mbt. kunst en thema’s)
-   Vroege Renaissance:
o   Kunst, literatuur en architectuur werden herontdekt, teruggevonden en nagedaan; men ging er actief naar op zoek. Het kwam op gang door de val van Constantinopel (1453, Romeinen vluchten naar Italië en nemen Griekse cultuur mee), maar meeste kennis komt uit de middeleeuwen.

-   Late Renaissance:
o   Intellectuele stroming vh. Humanisme: Gericht op talent (onderwijs belangrijk), mobiel en internationaal (zowel sociaal (men kan van klasse/stand veranderen, een boer kan paus worden) als geografisch); men sprak latijn en gaan op zoek naar authentieke bronnen en naast God staat ook de mens centraal; wees mens vd. wereld (zoveel mogelijk kunnen) à pluk de dag

-   Algemeen:
o   Lichamen hebben de juiste proporties (anatomisch correct), perspectief, evenwicht en harmonie in compositie (rust, links en rechts gelijk), realisme (zo echt mogelijk), historische setting niet per sé correct (klassiek of renaissance).
o   Kunst; Marcantonio Raimond (1520), Michelangelo, Raphaël, Leonardo da Vinci
o   Volkstalige literatuur; Dante wandeling met Vergilius, Boccaccio variant op 1001 nacht
o   Latijnse literatuur (was eervol); Petrarca, Erasmus (NL’er, reiziger)

•Maniërisme (1525-1600) 
o   Kunst; Jacob Wttewael (1615)
o   Evenwicht verdwijnt, overdrijving van Renaissance, geen rust (vooral vol), merkwaardige poses/lichaamshoudingen (laten zien dat ze mooi lichamen kunnen maken) NB: huid bruin-glimmend geteint, voor- en achtergrond vol dieren, onverwacht perspectief

•Barok (1600-1720)
o   Als reactie op de hervorming en Humanisme, komt de kerk in de tegenbeweging
o   Nadruk op religieuze beleving/gevoel, indruk maken op gelovigen, nadruk op de boodschap (begeleidende kunststroming vh. katholicisme), maar ook buiten het katholicisme (alleen de kunst), op het dramatische hoogtepunt in het verhaal, sterke gevoelens/gebaren, licht/donkereffecten voor nadruk, natuur zo realistisch mogelijk afgebeeld (vooral materialen), geen rust, minder aandacht voor Klassieke oudheid, beweging & diagonale lijnen.
o   Schilders; Caravaggio, Rembrandt (NL’er, protestants), Rubens (Vlaams, Katholiek, 1620)
o   Beeldhouwers/architecten; Borromini, Bernini

•Rococo (1720-1760)
o   Doorgetrokken barok, vooral in Frankrijk, Zuid-Duitsland en Noord-Italië, onderwerpen speels en luchtig (erotiek, sensuele liefde, geen ernstige zaken), mierzoete fantasiewereld, veel roze en lichtblauw, burgerlijk & preuts, asymmetrie en grilligheid (niet gelet op evenwicht, lijnen, licht/donker enz.) softporno? Krullen, wolken etc.
o   Kunst; François Boucher (1754)

•Neo-classicisme (1750-1825)
o   Reactie op Rococo; Neo-classicisme is juist heel erg vormentaal (terugkeer daarvan door opgravingen in Pompeï à realistischer naar oudheid), stille waardigheid, harmonie en heel rustig, weinig achtergrond/diepte, geen warmte maar afstandelijk, hangt sterk samen met de Verlichting (à <3 Oudheid Romeins EN Grieks, nadruk op verstand, logica, symmetrie en regelmaat)
o   Kunst; Anton Raphael Mengs (1756)

•Romantiek (midden 19e eeuw)
o   Reactie op emotieloze Neo-classicisme; aandacht voor het gevoel, beleven van negatieve emoties als nostalgie en verdriet maar ook liefde, Aandacht voor mysterie (wat weten/snappen we NIET), aandacht voor wilde natuur en niet-klassieke verleden (Germanen, Kelten enz.)
Romantiek & Neo-classicisme zorgden samen voor nationalisme: aandacht voor eigen komaf en eigen kunnen.

Eclectisch te werk gaan: kiezen uit de mogelijkheden vd. geschiedenis vd. kunst en er creatief mee omgaan.Postmodernisme: verzamelnaam voor alle kunstvormen (schilderkunst, literatuur enz.) die de gangbare moderne ontwikkeling de rug toekeren en teruggrijpen op andere, bijv. klassieke, vormen.
Grand Tour: vanaf ±1500 was het de gewoonte voor jonge kunstenaars om na hun opleiding in Italië kennis te maken met de beeldhouwkunst vd. Oudheid en meesterwerken vd. Renaissance. In de hogere klassen werd dit beschouwd als afronding vd. opvoeding.

Verschillende associaties die de Oudheid oproept
•Vertegenwoordigt de norm voor morele waarden (deugdzaam, vaderlandslievend gedrag)
Esthetisch ideaal; toonbeeld van schoonheid, harmonie en evenwicht (bv renaissance & romantiek)
•Impliceert macht; imperialistisch
Romantisch en mysterieus
•Decoratie verleent status

Dit is niet meer voor hedendaagse kunst; klassieke vormen zijn gebruikt omdat het kunstenaars aanspreekt, vreemdend effect, als grapje maar geen achterliggende betekenis. 


voor alle bouwordes en aantal afbeeldingen hoe de zuilen eruit zien in welke periode!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten