zondag 16 juni 2013

Latijn tekst van Seneca (Epistula 5) (klas 5)

Seneca, Epistula V [85/89]
1.       Quod pertinaciter studes et omnibus omissis hoc unum agis, ut te meliorem cotidie facias, et probo et gaudeo, nec tantum hortor ut perseveres sed etiam rogo.
-        Dat jij volhardend studeert en na alles opzij te hebben gezet dit ene doet, dat je jezelf beter maakt dagelijks en keur ik goed en ben ik blij en niet alleen spoor ik aan, dat je doorgaat, maar ik vraag het je zelfs.
2.       Illud autem te admoneo, ne eorum more qui non proficere sed conspici cupiunt facias aliqua quae in habitu tuo aut genere vitae notabilia sint;
-        Tot dit spoor ik je aan, dat je niet op de manier van hen, die niet vooruitgang willen maken maar gezien worden, bepaalde dingen doet die in jouw kleding of levensstijl opvallend zijn.
3.       Asperum cultum et intonsum caput et neglegentiorem barbam et indictum argento odium et cubile humi positum et quidquid aliud ambitionem perversa via sequitur evita.
-        Vermijd een onverzorgd uiterlijk en een ongeschoren hoofd en een verwaarloosder onverzorgde baard en een haat tegen zilver verklaard en een bed op de grond geplaatst en wat ook maar streeft naar ijdelheid langs de verkeerde weg.
4.       Satis ipsum nomen philosophiae, etiam si modeste tractetur, invidiosum est:
-        Voldoende gehaat is de term filosofie zelf, zelfs als die bescheiden wordt gebruikt:
5.       Quid si nos hominum consuetudini coeperimus excerpere?
-        Wat als wij ons beginnen te onttrekken aan de omgang met de mensen?
-        Vul aan na wat “gebeurt er” = ellips.
6.       Intus omnia dissimilia sint, frons populo nostra conveniat.
-        Laat van binnen alles verschillend zijn, laat ons uiterlijk overeen komen met het volk.
-        Tussen sint en frons is geen voegwoord = asyndeton.
7.       Non splendeat toga, ne sordeat quidem;
-        Laat de toga niet schitteren, laat hem ook niet smerig zijn;
-        Tussen toga en ne is geen voegwoord = asyndeton.
8.       Non habeamus argentum in quod solidi auri caelatura descenderit, sed non putemus frugalitatis indicium auro argentoque caruisse.
-        Laten we geen zilver hebben, waarin inleg van zwaar goud is gedreven, maar laten we niet menen dat het een teken van soberheid (is) goud en zilver te hebben gemist.
-        Het ontbreken van “is” = ellips.
9.       Id agamus ut meliorem vitam sequamur quam vulgus, non ut contrariam:
-        Laten we dit doen, dat we een beter leven nastreven dan het volk, niet dat tegenovergestelde:
10.   Alioquin quos emendari volumus fugamus a nobis et avertimus;
-        Anders verjagen we degenen, die we willen te worden verbeterd van ons en drijven we hen weg;
11.   Illud quoque efficimus, ut nihil imitari velint nostri, dum timent ne imitanda sint omnia.
-        Dit bereiken we ook, dat ze niets willen nabootsen van ons, omdat ze vrezen dat alles moet worden nagedaan.
12.   Hoc primum philosophia promittit, sensum communem, humanitatem et congregationem;
-        Dit als eerste belooft de filosofie, gezond verstand, sociaal gevoel en contact met de ander.
13.   A qua professione dissimilitudo nos separabit.
-        En van deze belofte zal afwijkend gedrag ons scheiden.
-        Vul aan “van het gewone volk” = ellips.
14.   Videamus ne ista per quae admirationem parare volumus ridicula et odiosa sint.
-        Laten we erop toezien dat de dingen, waardoor we bewondering willen verwerven, niet belachelijk en gehaat zijn.
15.   Nempe propositum nostrum est secundum naturam vivere:
-        Het is toch ons voornemen om volgens de natuur te leven:
16.   Hoc contra naturam est, torquere corpus suum et faciles odisse munditias et squalorem appetere et cibis non tantum vilibus uti sed taetris et horridis.
-        Dit is tegen de natuur, je lichaam kwellen en makkelijke hygiëne haten en smerigheid nastreven en niet alleen eenvoudig voedsel gebruiken, maar (ook) smerig en afschuwelijk.
17.   Quemadmodum desiderare delicatas res luxuriae est, ita usitatas et non magno parabiles fugere dementiae.
-        Zoals verlangen naar lekkernijen een teken is van luxe, zo (is) ontvluchten van gewoon en voor niet veel geld verkrijgbaar (voedsel) (een teken) van dwaasheid.
-        Het ontbreken van “is”, “voedsel” en “een teken” = ellips
-        Regel 14 tot en met 17 zijn kritiek op de Cynici.
18.   Frugalitatem exigit philosophia, non poenam;
-        Filosofie vereist soberheid, niet straf;
19.   Potest autem esse non incompta frugalitas.
-        Er kan een niet onverzorgde soberheid bestaan.
20.   Hic mihi modus placet:
-        Deze manier bevalt (mij):
21.   Temperetur vita inter bonos mores et publicos;
-        Laat het leven gematigd worden tussen goede gewoonten en maatschappelijke;
22.   Suspiciant omnes vitam nostram sed agnoscant.
-        Laten allen naar ons leven opkijken, maar laten ze het herkennen.
23.   “Quid ergo?
-        “Wat is er?
24.   Eadem faciemus quae ceteri?
-        Zullen wij hetzelfde doen wat de anderen (doen)?
25.   Nihil inter nos et illos intererit?”
-        Is er geen verschil tussen ons en hen?”
-        De regels 23/25 geven het te verwachten antwoord aan: dit zorgt voor levendigheid.
26.   Plurimum: dissimiles esse nos vulgo sciat qui inspexerit propius;
-        Heel veel: laat hij weten dat we verschillend zijn, die dichterbij heeft gekeken.
27.   Qui domum intraverit nos potius miretur quam supellectilem nostram.
-        Degene die ons huis is binnengegaan moet eerder ons bewonderen dan onze huisraad.
28.   Magnus ille est qui fictilibus sic utitur quemadmodum argento, nec ille minor est qui sic argento utitur quemadmodum fictilibus;
-        Groot is hij, die aardewerk zo gebruikt, zoals zilver, niet minder is hij die zilver zo gebruikt, zoals aardewerk;
29.   Infirmi animi est pati non posse divitias.
-        Het is typisch iets van een zwakke geest rijkdom niet te kunnen verdragen.
30.   Sed ut huius quoque diei lucellum tecum communicem, apud Hecatonem nostrum inveni cupiditatum finem etiam ad timoris remedia proficere.
-        Maar om ook een kleine winst van deze dag met jou te delen, heb ik bij onze Hecaton gevonden dat het einde van begeertes ook tot voordeel is bij geneesmiddelen van (tegen) vrees.
-        inveni + ACI -> proficere is infinitief.
31.   “Desines” inquit “timere, si sperare desieris.”
-        “Je zult ophouden”, antwoordt hij, “te vrezen, als je opgehouden zult zijn te hopen.”
32.   Dices,”quomodo ista tam diversa pariter sunt?”
-        Jij zult zeggen, “hoe gaan die zo verschillende zaken samen?”
33.   Ita est, mi Lucili:
-        Het is zo, mijn Lucilius:
-        Al Seneca’s brieven zijn gericht aan Lucilius: een denkbeeldig persoon.
34.   Cum videantur dissidere, coniuncta sunt.
-        Hoewel ze lijken te verschillen, zijn ze verbonden.
35.   Quemadmodum eadem catena et custodiam et militem copulat, sic ista quae tam dissimilia sunt pariter incedunt:
-        Zoals dezelfde ketting en de gevangene en de bewaker koppelt, zo gaan deze dingen, die zo verschillend zijn, gelijk op:
36.   Spem metus sequitur.
-        Vrees volgt hoop.

Stoa (Stoïcijnen) willen de mensen inpalmen door goed uiterlijk. Ze vinden dat men weinig nodig heeft omgelukkig te zijn, alleen verstand. Stoa denkt dat alles gebeurt volgens vooropgezet plan (necessitas = noodzaak, fatum = het lot).

Cynici vinden dat de natuur de basis is. Ze zijn tegen wetten, regels en cultuur, ze willen back to basic. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten