woensdag 29 augustus 2012

Scheikunde H3 tm paragraaf 6 (klas 4)


§2: Elektrovalentie of waardigheid van een atoomsoort geeft aan met welke lading het ion van die atoomsoort kan voorkomen in een zout. Het Romeinse cijfer gebruik je in de naam van een zout, als de atoomsoort meer dan 1 elektrovalentie heeft. Het cijfer geeft de lading van het metaalion (= positief) aan.

@Periodiek systeem: Groep 17 = valentie van -1, groep 16 = valentie van -2

Verhoudingsformule: zoutformule, zodat het zout elektrisch neutraal is.

§3: Ionen oplossen in water = ionen omringen door watermoleculen = hydratatie. Dit geef je aan met (aq). Natrium, Kalium, ammonium (NH4-), nitraat (NO3-) en acetaat (CH3COO-) zijn goed oplosbaar.

Oplosvergelijkingen: zout in vaste fase voor de pijl, boven de pijl (aq), na de pijl 2 ionen (aq). Vergeet de elektrovalenties niet!

Indampvergelijkingen: 2 ionen (aq) voor de pijl, boven de pijl indampen, na de pijl zout in vaste fase
§4: Tabel 45A: Hierin vind je of een zout wel/niet oplosbaar is in water, of een ion wel/niet goed reageert met een ander ion.

Neerslag: een vaste stof ontstaat doordat 2 ionen niet goed met elkaar reageren.
Neerslagvergelijking: je laat de stoffen die wél goed reageren gewoon weg, verder: 2 losse ionen (aq) voor de pijl, na de pijl een zout in vaste vorm.

§5: Toepassingen v. neerslagreacties:
1.       Een ionsoort verwijderen uit een oplossing: voeg een oplossing in overmaat toe met een ion dat alleen slecht reageert met de ionsoort die je eruit wil hebben. Vervolgens filtreer je het. Residu: neerslag. Filtraat: goed oplosbare zouten + overmaat
2.       Een ionsoort aantonen in een oplossing: (evt. eerst oplossen in water) een oplossing toevoegen met een ion dat alleen slecht reageert met het ion dat je denkt dat erin zit. Als er dan neerslag is, zit dat ion erin. Zo niet, dan niet.
3.       Een zout maken: Neerslag = zout. Je spoelt het zout na (er kunnen nog druppels oplossing opzitten) en droogt het erna

§6: Er zijn 3 vormen van wateradsorptie:
1.       silicagel (zakjes in schoenendozen)
2.       filtreerpapier (bestaat uit cellulose, dmv. waterstofbruggen)
3.       dmv. zouthydraten

Kristalwater: chemische verbinding tussen een zout en water. Dit kan je krijgen door water en 2 ionen langzaam in te dampen of door een héél klein beetje water toevoegen aan een zout. Notatie (bijv. wit koper(II)sulfaat met water): Cu2+ (aq) + SO­42- (aq) + 5H2O (l) à CuSO4 ∙ 5H2O (s). Stoffen die chemisch met water gebonden zijn, heten hydraten (watermoleculen zijn opgesloten in het zoutrooster). Het is een omkeerbaar proces (hydraten kunnen weer een zout en water worden).

Scheikunde H2 + 4 + 6 (molrekenen) (klas 4)


·         Significantie;
o   Optellen/aftrekken; eindantwoord moet evenveel decimalen hebben als het getal met de minste decimalen
o   Vermenigvuldigen/delen; eindantwoord moet evenveel significante cijfers hebben als het getal met de minste significante cijfers
·         Getal van Avogadro (NA); 6.22014 ∙ 1023, aantal deeltjes in 1 mol
·         Massapercentage; massa stof x/totale massa vh. mengsel  x 100 = … %
·         1.66054 ∙ 10-27; u omrekenen naar g
·         Neerslagreactie vgl. opstellen; voor de pijl losse ionen (aq, fase erbij) en na de pijl vaste stof (geen fase). NB; alleen de ionen die reageren
·         Hydraten; stoffen die water inbouwen (kristalliseren), die moet je eerst indampen en daarna verder verwarmen. VB; Cu2+ (aq) + SO42-‑ (aq) + 6H2O (l) à CuSO­4 ∙ 6H2O (s), en dan CuSO­4 ∙ 6H2O (s) à CuSO4 (s) + 6H2O (g)
·         Molaire massa (M); g/mol
·         Molariteit; mol/L of M (Molair). Dit is eveneens de concentratie ve. oplossing. Notatie; [zoutlading (fase)]: … M dus bijv. [Cl- (aq)]; 0,10 M
·         Gehalteaanduidingen;
o   Percentage; deeltjes stof x/100 deeltjes mengsel x 100 (%)
o   Promille; deeltjes stof x/1000 deeltjes mengsel x 1000 (‰)
o   Parts per million; deeltjes stof x/1.000.000 deeltjes mengsel x 1000.000 (ppm)
·         Dichtheid (ρ);  ρ = m/V
·         Molair volume Vm; hoeveel dm3 1 mol gas inneemt
·         Coëfficiëntenverhouding = molverhouding




 Alles van de mol af is vermenigvuldigen met de eenheid die ertussen staat BEHALVE BIJ MOLARITEIT, dan is vermenigvuldigen naar de mol toe.

Van aant. gr. stof naar aant. L stof is delen, van aant. L stof naar aant. gr. stof is vermenigvuldigen.

Stappenplan;
-   Kijk wat gegeven en gevraagd is
-   Zet het gegeven om in mol
-   Bereken het gevraagde in mol
-   Bereken het gevraagde in gevraagde eenheid

Scheikunde H1 (klas 4)


§2: Atoom: positief geladen kern met wolk van negatief geladen elektronen eromheen. De lading vd. wolk is even groot als de lading vd. kern à atoom elektrisch neutraal. In de kern zitten protonen (positief geladen) en neutronen (neutraal, aantal is variabel). Aant. protonen = atoomnummer. Massa vd. deeltjes druk je uit in atomaire massa-eenheid u. Elektrische lading druk je uit in coulomb, maar bij die kleine deeltjes in elementaire ladingseenheid e. Aant. protonen + aant. neutronen = massagetal. Massa van een atoom: atoommassa. Isotopen: atomen met hetzelfde aantal protonen, maar verschillend aantal neutronen. Gemiddelde atoommassa: berekenen wat het gemiddelde atoom weegt, rekening houdend met verschillende isotopen en hoev. % het isotoop in een mengsel voorkomt.

§3: Element: zuivere stof dat bestaat uit 1 atoomsoort. Ze staan allemaal gerangschikt op atoomnummer in het periodiek systeem. Periode: horizontale rij. Groep: Verticale kolom. De allerrechtse groep zijn de edelgassen. Verder heb je metalen en niet-metalen.

Elektronen bewegen heel snel in banen rondom de kern: deze banen heten schillen. De elektronen in de buitenste schil heten valentie-elektronen. Die spelen een rol bij het vormen&breken van verbindingen met andere atomen. In het periodiek systeem staan alle elementen met hetzelfde aantal valentie-elektronen in 1 groep: ze hebben ongeveer dezelfde chemische eigenschappen.

§4: Elektrische stroom is transport van geladen deeltjes. Stof kan dus alleen geleiden als 1. er in de stof geladen deeltjes aanwezig zijn en 2. die geladen deeltjes zich vrij kunnen bewegen.

Stoffen kun je indelen op hoe goed ze elektriciteit geleiden:
·         Geleiden helemaal niet
-   Molecuulformule met alleen moleculaire stoffen à moleculaire stof
-   Ze bestaan uit moleculen: ongeladen deeltjes
·         Geleiden alleen in de vloeibare fase
-   Molecuulformule met minstens 1 moleculaire stof en 1 metaal à zout
-   In vaste toestand kunnen de geladen deeltjes zich niet vrij bewegen. Geladen deeltjes à ionen Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen.
·         Stoffen die in de vaste en vloeibare fase geleiden
-   Molecuulformule met alleen maar metalen à metaal
-   Bestaat uit positieve metaal-ionen en vrije elektronen (negatief)

Voorvoegsels geven aan hoeveel atomen er zijn:
1.       Mono
2.       Di
3.       Tri
4.       Tetra
5.       Penta
6.       Hexa
7.       Hepta
8.       Okta

§5: Structuurformule: Een getekend beeld ve. molecuul 

Atoombinding: het streepje in de tekening tussen 2 atomen, verbinding in moleculen
Aant. bindingsmogelijkheden ve. atoom in een molecuul: Covalentie(= eigenlijk hoeveel plekken er nog vrij zijn in de valentieschil ve. atoom) Atoombindingen worden gevormd doordat de elektronenwolken v. 2 atomen “versmelten” (ze delen 2 valentie-elektronen  à gemeenschappelijk elektronenpaar)

Symbool
Covalentie
H, F, Cl, Br, I
1
O, S
2
N, P
3
C, Si
4

§6: Smelten: overgang v. vast à vloeibaar. Verdampen: overgang v. vloeibaar à gas. Molecuulrooster: de moleculen blijven in de vaste fase rondom een bepaalde plek.

Vd.Waalsbinding: binding tussen moleculen, hangt af vd. massa vd. moleculen. Hogere temperatuur: moleculen bewegen sneller en dan is dat een “voorlopige overwinning” op de Vd.Waalsbinding (moleculen gaan zich wel verplaatsen, maar staan niet los). Vd.Waalsbindingen worden verbroken bij faseovergang en oplossen (maar bij oplossen kunnen ook nieuwe Vd.Waalsbindingen ontstaan)

§7: Tussen moleculen met een OH- of een NH-groep treedt behalve een Vd.Waalsbinding, een extra intermoleculaire binding op: waterstofbrug. Waterstofbruggen = veel sterker dan Vd.Waalsbinding

§8: Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen. Ion: Ontstaan uit atomen, ion is eig. een atoom(groep) met een positieve of negatieve lading (meestal -/+ 1, 2, 3, 4) Notatie: Na2+

Metalen kunnen alleen elektronen afstaan (dus er zijn alleen positieve metaalionen) en niet-metalen kunnen beter elektronen opnemen (dus meestal negatieve niet-metaalionen)

Als een zout vloeibaar is, raken de deeltjes elkaar en kunnen ze elektriciteit geleiden. In vaste fase zitten ze in een vast ionrooster (ze worden op hun plaats gehouden door elektrostatische krachten). Ionbinding ontstaat als gevolg van elektrostatische krachten tussen geladen ionen (waardoor je een ionrooster krijgt à evenwichtsstand)

Ionbinding is sterker dan waterstofbrug en Vd.Waalsbinding.

§9: Metalen zitten in vaste fase in een metaalrooster: positieve metaalionen omringd door beweeglijke negatieve elektronen.
Binas: 99 (Periodiek systeem), 25 (alles over atomen (atoomnummer, massagetal e.d.)), 40A (smeltpunten enz.)

Natuurkunde H3 (klas 4)



Natuurkunde aantekeningen laar                                          Isis        
Licht gaat alle kanten op (verstrooiing), Hierdoor zien we voorwerpen. Spiegelend: Licht wordt in één richting gereflecteerd. Spiegelwet: hoek van inval = hoek van terugkaatsing
De ‘normaal’ à Loodrecht op de spiegel
                     à Bij een cirkel vanuit het middenpunt.

Bij spiegelbeeld:
- spiegelbeeld en voorwerp staan even ver van elkaar
- lijn spiegelbeeld/-voorwerp loodrecht op de spiegel
- spiegelbeeld en voorwerp zijn even groot
- spiegelbeeld is virtueel (dus gestippeld!)
- spiegel verwisseld voor en achter (bij spiegel is links voor rechts achter, in het echt andersom)
Bij een blauw voorwerp worden alle kleuren geabsorbeerd door het voorwerp,
op de kleur blauw na à die wordt gereflecteerd.

 Van lucht naar stof à naar de normaal toe
Brekingsindex (n) à   sin(i)/sin(r) = constante          dit geldt alleen van lucht naar stof!

Stof naar lucht à breekt van de normaal af.
Brekingsindex (n) = sin(i)/sin(r) = 1/brekingsindex

Brekingsindex (n) : hoe groter, hoe meer breking van de normaal
het is afhankelijk van de golflengte (kleur), iedere kleur heeft een eigen brekingsindex.

Grenshoek (g) à Hoek van inval waarvoor nog net geen totale reflectie optreedt. Bestaat alleen bij overgang van stof naar lucht.
Sin (g) =  1 (=sin(90))/n

Lens: maakt een beeld van een voorwerp à breekt lichtstralen die van voorwerp komen, de gebroken lichtstralen komen bij elkaar in het beeld.
Brandpunt: plek waar lichtstralen die, evenwijdig aan de hoofdas voor de lens, na de lens bij elkaar komen.
Constructiestralen: stralen waarmee de plaats van het beeld kan worden bepaald (3 bij positief).

Vergroting (N) = lengte beeld/lengte voorwerp  = Lb/Lv (of b/v)

1/v + 1/b = 1/f = constante                      
S (dioptrie) = 1/f (f in meters!)

v = voorwerpsafstand
b = beeldafstand
F = brandpuntafstand
f = brandpunt

Verkleining         als    v > 2 F                                                                        beeld op de kop             
Even groot         als    v = 2 F                                                                        beeld op de kop               (reëel beeld)
Vergroot            als    v < 2 F         maar   v > F                                            beeld op de kop
Virtueel              als    v < F                                                                           virtueel beeld
Geen beeld        als    v = F                                                                            -


Telelens
Groothoeklens
F is groot
N is groot
b is groot

beperkt gebied op film
F is klein
N is klein
b is klein

heel groot gebied op film

Blauwe blokjes in het boek                                                       Annelore

blauw blokje 2:
Kleurschifting: het opbreken van wit licht in een kleurenspectrum
Regenbogen ontstaan door kleurschifting in regendruppels doordat alle kleuren licht een andere brekingindex hebben (rood heeft een kleinere n dan violet, zie tabel 18)

blauw blokje 4:
Met glasvezelkabels kun je info (bijv. telefoongesprek) doorgeven. Het elektrische signaal wordt dan omgezet in lichtstralen (laser), en bij de ontvanger weer omgezet in een elektrisch signaal. De grenshoek ve. glasvezelkabel is 42⁰ en bij een invalshoek groter dan 42⁰ wordt de lichtstraal weerkaatst.

Een glasvezel bestaat uit een hele dunne glasdraad, de kern. Rond de kern zit een mantel van een ander soort glas. Hierdoor krijg je een grenshoek van 82⁰ en kan het ligt onmogelijk uit de glasvezel ontsnappen.

blauw blokje 5:
@Fotocamera: scherp stellen = b veranderen.
Bij een voorwerp dat heel ver weg staat, komen de lichtstralen bijna evenwijdig aan in de lens.  = 0, b = f. Dus de film staat bijna in het brandvlak vd. lens.
Scherptediepte: de waarden van v die een scherp beeld geven. Kleiner diafragma (= kleinere lens), grotere scherptediepte.

Zoomlens = camera met variabele f. Hiermee kan je de grootte vh. beeld instellen.

Diafragma = scherm met variabele opening achter de lens. Hiermee kan je de belichting regelen. Sluiter = soort gordijn dat bij het maken ve. foto even voor de film wordt weggetrokken.
Sluitertijd = belichtingstijd ve. film (tijd dat hij open is, hoe groter de lens, des te kleiner de sluitertijd)
Bewegingsonscherpte = bij te lange sluitertijd & bewegend voorwerp
Een digitale camera heeft een CCD (waar het beeld op wordt gevangen). 

Natuurkunde H2 (klas 4)


Stroom (I): hoeveelh lading die er p/s voorbij komt. Eenheid: Ampère (A) of Coulomb/seconde (C/s). NB: stroom meet je DOOR een apparaat/weerstand

Spanning (U): energie die 1 coulomb meekrijgt. Eenheid: volt (V) of joule/coulomb (J/C). Alleen als er spanning is, stromen de elektronen. NB: spanning meet je OVER een apparaat/weerstand

Weerstand (R): Eenheid: Ω. Wet v Ohm: er is een recht evenredig verband tussen U en I: R = U/I
Rv is vervangingsweerstand. Alle weerstanden in een schakeling kun je vervangen door 1 weerstand, zodat de hoofdstroom en de spanning vd bron hetzelfde zijn.

Serieschakeling: alle apparaten/weerstanden achter elkaar in een schakeling, I is gelijk, U is verdeeld.
Rv = R1 + R2 enz
Grootste spanning over grootste weerstand: U1/U2
 = R1/R2
Parallelschakeling: U is gelijk, I is verdeeld. 1/Rv = 1/R1 + 1/R2 enz.

Grootste stroomsterkte over kleinste weerstand.
Schuifweerstand: een weerstand waarbij je zelf het aantal "weerstand" bepaald. Je moet het zien als 2 verschillende weerstanden. 

Variabele weerstanden:
-   Spanningsdeler: die verdeelt de spanning over een component (als er geen draad is tussen Rs en de rest vd. schakeling, zodat het een serieschakeling is).
-   Variabele weerstand: die verdeelt de stroomsterkte door een component (als er wél een lijn is tussen Rs en de verdere schakeling zodat het een parallelschakeling wordt).
Soortelijke weerstand (ρ): Eenheid: ohmmeter (Ω * meter) Binas tabel 8

R = ρ
R = weerstand in
Ω
ρ = soortelijke weerstand in Ω * meter
l = lengte in m
A = diameter in m2 (
π * straal2)

LDR: weerstand waarbij de weerstand kleiner wordt bij licht
NTC: weerstand waarbij de weerstand kleiner wordt bij hogere temperatuur
PTC: weerstand waarbij de weerstand groter wordt bij hogere temperatuur
Diode: weerstand die stroom in 1 richting doorlaat als de U groter is dan Udrempel (bepaalde U, verschilt per diode)

Energie (E): eenheid Joule (J) of kilowattuur (kWh)
Vermogen (P): eenheid Watt (W) of kilowatt (kW)

E = P * t (P in Watt, t in s = E in J, P in kW, t in h = E in kWh)
P = U * I
P = I2 * R
P = U2/R

Natuurkunde H1 (klas 4)


Tabellen
-   Linkse kolom: onafhankelijke grootheid (grootheid die je zelf bepaalt)
-   Rechtse kolom: afhankelijke grootheid (grootheid die daardoor verandert)
-   Aparte kolom waarin je de berekening maakt (indien nodig)
-   Zet bovenaan de tabel grootheid (eenheid), bijv.: F (N) (à kracht in Newton)
-   Soms is het belangrijk een grootheid te vermelden die tijdens je experiment niet verandert. Zet deze boven of naast de tabel

Diagrammen (ofwel grafieken)
·         Schrijf grootheden en eenheden langs de lijnen (onafh. grootheid op de verticale (y)-as)
·         Let op schaalverdeling

2 waarden uit een grafiek aflezen binnen het meetgebied: interpoleren à redelijk nauwkeurig
2 waarden uit een grafiek aflezen buiten het meetgebied (grafiek op een logische manier doortrekken): extrapoleren à onnauwkeurig

Meetonzekerheid wordt veroorzaakt door:
o   Meetinstrument
§  Bij een meetinstrument met een wijzer  (analoog) wordt het bepaald door meetbereik. De meetonzekerheid is gelijk aan de helft vd. afstand tussen 2 streepjes
§  Bij een meetinstrument met een display (digitaal) wordt het bepaald door het laatste cijfer (dat is een afgerond cijfer). Bijv.: 0,5 is een getal tussen 0,45 en 0,54
o   Meetmethode
§  Digitaal instrument: meetmethode is mensenwerk (starten en stoppen ve. stopwatch: onnauwkeurigheid v. 0,2 s)
§  Automatisch starten&stoppen = nauwkeuriger
o   Meetomstandigheden
§  Bijv.: meten ve. remweg ve. fiets: remkracht is moeilijk constant te houden. Je kan dan beter meerdere keren een meting doen en dan het gemiddelde nemen

Meetonzekerheden in diagrammen: Je tekent in de diagram de lijn die zo goed mogelijk door alle punten gaat. Teken in het diagram hokjes om de meetpunten om meetonzekerheid aan te geven.

Significante cijfers (betekenisvolle cijfers), significantie: Hoe meer significante cijfers, hoe nauwkeuriger de meting/berekening. Het eindantwoord moet altijd gegeven worden in het minst aantal significante cijfers vd. meetresultaten.

0’en tussen en achter de getallen tellen mee, vóór de getallen niet. Je kan een heel groot getal dat je in een klein aant. significante cijfers moet opschrijven, schrijven als 10e macht, bijv.: 100 000 in 2 significante cijfers = 1,0 * 105

Verbanden:
Kwantitatief verband: je zoekt naar een wiskundig verband à formule
Kwalitatief verband: hierbij maak je duidelijk wat er met grootheid y gebeurt als je grootheid x verandert. Bijv.: als x groter wordt ,wordt y kleiner.

c = constante = richtingscoëfficiënt (RC)
Verband controleren door v. grafiek een rechte lijn door de oorsprong te maken à coördinatentransformatie (CT).
·         Recht evenredig
-   x n keer zo groot, y n keer zo groot
-   y/x = c
-   Grafiek: rechte lijn door de oorsprong  
·         Omgekeerd evenredig
-   x n keer zo groot, y n keer zo klein
-   x * y = c
-   Grafiek = dalende, kromme lijn (hyperbool)
-   CT: y tegen  1/x
·         Kwadratisch
-   x n keer zo groot, y n2 keer zo groot
-   Y/X2 = c
-   Grafiek: Halve parabool
-   CT: y tegen x2
·         Omgekeerd kwadratisch
-   x n keer zo groot, y 1/n2 keer zo groot
-   y * x2 = c
-   Grafiek: dalende, kromme lijn (hyperbool)
-   CT: y tegen 1/x2
·         Wortel
-   x n keer zo groot, y n keer zo groot
-  y/√x  = c
-   Grafiek: steeds minder sterk stijgende lijn
-   CT: y tegen√x

Verbanden weergeven met grafische rekenmachine (GR):
o   Druk op stat om je gegevens in te voeren
o   Berekeningen met de gegevens krijg je door bovenaan bijv. L1 * L2 te doen
o   2nd en dan y= zet je plot 1 aan
o   Bij xlist zet je de tabel die je op de x-as wilt hebben, bij ylist de tabel die je op de y-as wilt hebben
o   Bepaal met de window knop het bereik van je grafiek
o   Druk op graph om je grafiek te zien

Latijn vertaling teksten over Nicolaus (klas 4)


Latijn sv Rep 3 (tw 1)

Tekst 1

1.       Nicolaus civis Paterae urbis ex divitibus et sanctis parentibus originem duxit.
-   De burger Nicolaus van de stad Patera, herleidde zijn afkomst tot rijke en heilig ouders.

2.       Pater eius Epiphanes, mater vero Iohanna dicta est.
-   Zijn vader heet Epiphanes, zijn echte moeder Johanna.

3.       Quem cum pimaevo iuventutis suae flore parentes genuissent deinceps caelibem vitam duxerunt.
-   Nadat zijn ouders hem in de bloei van hun jeugd ter wereld hebben gebracht, leidden zij vervolgens een kuis leven.

4.       Hic prima die, dum balnearetur, erectus stetit in pelvi.
-   Deze 1e dag, terwijl hij gebaden werd, stond hij rechtop in bad.

5.       Insuper quarta et sexta feria tantum semel sugebat ubera.
-   Bovendien dronk hij op de 4e en de 6e dag slechts één keer aan de moederborst.

6.       Factus autem iuvenis aliorum devitans lascivias ecclesiarum potius terebat limina et, quidquid ibi de sacra scriptura intellegere poterat, memoriter retinebat.
-   Toen hij tot een jongeman geworden was, liep hij de deur van de kerk plat.

7.       Parentibus vero suis defunctis cogitare coepit, qualiter tantam divitiarum copiam non ad laudem humanam, sed ad Dei gloriam dispensaret.
-   Na de dood van zijn echte ouders begon hij na te denken, hoe hij zo’n hoeveelheid rijkdom kon besteden niet aan menselijke glorie, maar aan de glorie van God

Tekst 2
1.       Tunc quidam contermineus suus satis nobilis tres filias ob inopiam prostituere cogitur, ut sic earum commercio aleretur.
-   Toen een zekere buurman gedwongen werd door armoede, zijn 3 dochters te (laten) protitueren zodat hij gevoed wordt door hun handel.

2.       Quod ubi sanctus comperit, scelus abhorruit et massam auri panno involutam in domum eius per fenestram nocte clam iecit et clam recessit.
-   Wanneer de heilige erachter komt, verafschuwde hij de misdaad en nadat hij massief goud in doeken heeft gewikkeld, gooide hij heimelijk ’s nachts door het raam van zijn (vd. buurman) huis en ging heimelijk weg.

3.       Mane autem surgens homo massam auri reperit et Deo gratiam agens primogentinae nuptias celebravit.
-   Toen de man ’s ochtends opstond, vond hij echter massief goud en terwijl hij God dankte, vierde hij het huwelijk van zijn 1e geboren dochter.

4.       Non multo post tempore Dei famulus simile peregit opus.
-   Niet veel later voltrok de heilige dezelfde daad.

5.       Quod rursus ille reperiens etiam laudes immensas prorumpens de cetero vigilare proposuit, ut sciret, quis esset, qui suae inopiae subvenisset.
-   Terwijl die (de buurman) dit (het goud) opnieuw vond, barstte hij zelfs uit in hevige loftuitingen en was hij van plan van nu af aan te waken, zodat hij wist wie het was, die zijn gebrek had verholpen.

6.       Post paucos etiam dies duplicatam auri massam in domum proiecit, ad cuius sonitum ille excitatur et Nicolaum fugientem insequitur talique voce alloquitur : « Siste gradum teque aspectui ne subtrahas meo. »
-   Na zelfs een paar dagen wierp hij (Nicolaus) een verdubbelde hoeveelheid goud naar voren naar het huis, door dit geluid werd hij (de buurman) wakker en ging achter de wegrennende Nicolaus aan, terwijl hij met deze stem riep: “Blijf staan en verberg je niet voor mij!”

7.       Sicque accurrens velocius Nicolaum hunc esse cognovit.
-   Eindelijk ingehaald herkende hij dat het Nicolaus was.

8.       Mox humi prostratus osculari volebat pedes eius, quod ille refutans ab eo exegit, ne eum, quamdiu viveret, publicaret.
-   Weldra ging hij op de grond liggen en wilde zijn voeten kussen, maar Nicolaus weigerde en eiste dat hij hem, zolang hij leefde, niet zou verlinken.

Tekst 3

1.       Post hoc Myreae civitatis defuncto episcopo convenerunt episcopi illi ecclesiae de episcopo provisuri
-   Nadat de bisschop van de stad Myra was overleden, kwamen de bisschoppen bijeen om voorzorgsmaatregelen te nemen voor de bisschop van deze kerk.

2.       Aderat autem inter eos quidam magnae auctoritatis episcopus, ad cuius electionem omnium sententia dependebat.
-   Tussen hen was echter een bisschop met groot gezag aanwezig, van wie de mening in de verkiezing van allen afhing.

3.       Cum igitur cunctos ieiuniis et orationibus insistere monuisset, nocte illa vocem audivit dicentem sibi, ut hora matutina fores ecclesiae observaret et, quem primum ad ecclesiam, cuius etiam nomen esset Nicolaus, venire conspiceret, ipsum in orationibus insisterent et episcopum consecraret.
-   Dus met ieder vasten en bidden waarschuwde hij vol te houden, ’s nachts hoorde hij deze stem tegen hem zeggen, dat hij in het ochtenduur de deuren van de kerk moest observeren en, die het 1e in de kerk was, die zelfs de naam Nicolaus had, hij zou komen rondkijken en hij (de bisschop) zelf zou hem tot bisschop benoemen.

4.       Hoc ergo aliis revelans episcopis admonuit, ut omnes orationibus insisterent et ipse pro foribus excubaret.
-   Dus terwijl hij dit aan de anderen onthulde, waarschuwde hij de bisschoppen, dat zij allen volhardden in bidden en hij waakte zelf voor de deur.

5.       Mirum in modum in hora matutinali quasi a Deo missus ante omnes se agebat Nicolaus, quem apprehendens episcopus dixit ei : « Quod tibi nomen est ? »
-   Op een wonderbaarlijke manier in dit ochtenduur als het ware gezonden door God voor allen, bevond zich Nicolaus die aan die de bisschop terwijl hij hem vastgreep, zei: “Wat is je naam!”

6.       Ille ut erat coumbina simplicitate plenus, inclinato capite: « Nicolaus « , inquit, « vestrae sanctitatis servus. »
-   Zodra deze vol was met de onschuld van een duif, boog hij zijn hoofd naar voren: “Nicolaus,” zei hij, “dienaar van Uwe Heiligheid”.

7.       Quem in ecclesiam ducentes licet plurimum renitentem in cathedram collocarunt.
-   Terwijl zij hem de kerk in leidden, en hoewel hij veel tegenstribbelde, brachten zij hem naar de katheder (om hem te kronen).

8.       Ipse autem eandem quam prius humilitatem et morum gravitatem in omnibus sectabatus, in oratione pervigilabat, corpus macerabat, mulierum consortia exhortando, severus in corripiendo.
-   Zelf streefde hij echter als eerste om nederig te zijn en de dezelfde ernst van zeden, hij waakte door bidden, hij mergelde zijn lichaam uit, hij vluchtte voor omgang met vrouwen, hij was nederig in het aanschouwen van allen, efficiënt in spreken, vrolijk in aansporen, streng in straffen.

9.       Fertur quoque, sicut legitus in chroica quadam, Nicolaum Nicaeno interfuisse concilio.
-   Men zegt zelfs dat, zoals het wordt gelezen in een zekere kroniek, Nicolaus het besluit van Nicaea heeft genomen.




Tekst 4 (over de zeemannen in de storm)
1.       Quadam autem die dum quidam nautae periclitarentur, ita cum lacrimis oraverunt: “Nicolae, famule Dei, si vera sunt, quae de te audimus, nunc ea experiamur.”
-   Op een zekere dag echter, terwijl enkele zeemannen in levensgevaar verkeerden, smeekten zij zó met tranen: “Nicolaas, dienaar van God, als het waar is, wat wij van jou horen, zouden wij het nu willen beleven.”

2.       Mox quidam in eius similitudinem apparuit dicens: “Ecce assum. Vocastis enim me.
-   Weldra verscheen er een zekere persoon in zijn uiterlijke gelijkenis terwijl hij zei: “Kijk, ik ben er. Want jullie hebben mij geroepen.”

3.       Et coepit eos in antennis et rudentibus aliisque iuvare navis armamentis, statimque cessavit tempestas.
-   En hij begon hen te helpen met de masten en met de touwen van het schip en met andere gereedschappen, en meteen hield de storm op.

4.       Cum autem ad eius ecclesiam venissent, quem numquam ante viderant, sine indice cognoverunt.
-   Toen ze (= de zeemannen) echter naar zijn kerk waren gekomen, herkenden zij hem (= Nicolaas), die niemand (van hen) eerder gezien had, zonder aanwijzer (= zonder dat iemand hem voor hen had aangewezen dat dat Nicolaas was)

5.       Tunc Deo et sibi de liberatione gratias egerunt.
-   Toen bedankten zij God en hemzelf (= Nicolaas) voor hun vrijheid.

6.       Quod ille divinae misericordiae et eorum fidei, non suis meritis attribuere docuit.
-   Die (= Nicolaas) onderwees hen (= de zeelui) dit (= de hulp) toe te schrijven aan goddelijk medelijden en hun trouw, niet aan zijn verdiensten.

Tekst 5 (over het koren en de boten vanuit Alexandrië)
1.       Quodam tempore totam provinciam Sancti Nicolai fames valida perculit, ita ut omnibus deficerent alimenta.
-   Op een keer trof een krachtige honger (= hongersnood) de hele provincie van de Heilige Nicolaas, zodat aan allen levensmiddelen ontbraken.

2.       Audiens autem vir Dei naves onustas tritico portui applicasse.
-   Toen hoorde de man van God echter dat er schepen beladen met tarwe waren aangemeerd in de haven.

3.       Illus statim proficiscitur rogans nautas, ut saltem in centum modiis per quamlibet navem fame periclitantibus subvenirent.
-   Hij vertrok meteen terwijl hij vroeg aan de zeemannen, of zij de burgers die door honger gevaar liepen, te hulp wilden komen met tenminste 100 schepelen tarwe per schip.

4.       Cui illi: “Non audemus, pater. Quia mensuratum est ALexandriae, oportet in horrea imperatoris nos reddere.”
-   Die (= de zeeman) zei deze (= Nicolaas): “Ik durf niet, vader. Dit koren is voor Alexandrië, het behoort in de graanschuur van de keizer die ons beschermt.”

5.       Quibus Sanctus dixit: “Facite nunc, quod dico, et vobis in Dei virtute promitto, quod nullam minorationem habebitis apud regium exactorem.”
-   Aan die (= de zeemannen) zei de Heilige: “Doe nu, wat ik zeg, en bij de wonderkracht van God zullen jullie geen vermindering hebben, bij de opzichter van het koninkrijk (= jullie zullen niet minder afleveren bij de opzichter van het koninkrijk).

6.       Quod cum fecissent et eandem mensuram, quam Alexandriae acceperant, reddidissent ministris imperatoris, miraculum referunt et Deum in suo famulo magnifica laude attollunt.
-   Ze leverden evenveel tarwe af als ze in Alexandrië hadden ingenomen, bij de dienaren van de keizer, ze vertelden over het wonder en zij verhieven God in zijn grote lof met zijn dienaar.

7.       Frumentum autem secundum uniuscuiusque indigentiam vir Dei distribuit, ita ut miraculose duobus annis nontantum ad victum sufficeret, sed etiam ad usum seminis abundaret.
-   De man van God verdeelde het koren volgens de behoefte van eenieder, dus zodat het op wonderbaarlijke wijze niet alleen voor 2 jaar genoeg was voor voedselvoorziening, maar ook voor het gebruik van zaaigoed (= tarwe planten).

Tekst 6 (over de duivel en de kaboem-olie)
1.       Cum autem regio illa idolis deservisset, prae ceteris nefandae Dianae simulacrum populus coluerat adeo, ut usque ad tempus viri Dei nonnulli rustici praedictae religioni exsecrabili deservirent ac sub quadam arbore consecrata Dianae quoadam ritus gentilium exercerent.
-   Toen echter deze streek afgodsbeelden had vereerd, had het volk het beeld van de afschuwelijke Diana, afgezien van andere dingen (= nog andere goden) zozeer vereerd, dat sommige boeren van het voorgenoemd afschuwelijk geloof, geheel tot aan de tijd van de man van God het (= dat beeld van Diana) vereerden en onder een zekere boom gewijd aan Diana, beoefenden zij heidense (= lett. niet-christelijke) rituelen.

2.       Ac vir Dei praedictum ritum de omnibus finibus expulit ipsamque arborem praecidi mandavit.
-   En de man van God heeft de voorgenoemde rituelen uit het hele gebied verdreven en gaf opdracht dat de boom zelf om werd gehakt.

3.       Iratus ex hoc contra eum hostis antiquus oleum Mydyatym, quod in naturam in aqua et lipidibus ardet, confecit seque in formam religiosae feminae transfigurans quibusdam ad virum Dei navigantibus in quadam saginula obviavit sicque affata est eos: “Mallem ad Sanctum Dei venire vobiscum, sed nequeo.
-   Uit woede tegen hem (= Nicolaas) bereidde de Duivel (= lett. de oude vijand) daarna Mydyatische olie, die in de natuur in water en stenen brandt, en zich in het uiterlijk van een gelovige vrouw veranderend kwam hij zekere mensen die in een zeker klein bootje varend richting de man van God, tegemoet en richtte het woord zó tot hen: “Ik wilde graag bij de man van God komen, maar ik kan niet.

4.       Rogo ergo vos, ut hoc oleum ad eius ecclesiam offeratis et ob mei memoriam exinde aulae eius parietes liniatis.”
-   Dus ik vraag jullie deze olie bij zijn kerk aan te bieden en de muren van zijn kerkruimte in te smeren ter nagedachtenis aan mij.”

5.       Et statim evanuit.
-   En meteen verdween hij (= de Duivel).

Tekst 7 (de varenden komen Nicolaas tegen)
1.       Et ecce aliam cernunt naviculam cum honestis personis, inter quos erat simillimus sancto Nicolao qui sic ait illis: “Heu quid mulier illa locuta est vobis vel quid attulit?”
-   En kijk zij keken naar de andere schepen met eerlijke personen tussen wie er een gelijkenis van Heilige Nicolaas was die aan dezen (= de mensen in het bootje die kijken) zei: “Ach, wat heeft de vrouw tegen jullie gezegd, en wat heeft ze meegebracht?”

2.       Illi autem cuncta per ordinem narraverunt.
-   Dezen (= de mensen in het bootje die kijken) vertelden alles echter op de rij af.

3.       Quibus ille: “Haec est impudica Diana, et ut me verum dicere comprobetis, oleum illud in mare proicite.”
-   Hij zei hen: “Dit is het werk van de onkuise Diana, en om te bewijzen dat ik de waarheid spreek (= lett. en zodat jullie bewijzen dat wat ik zeg echt is), werpt (= imperativus mv.) deze olie in zee.”

4.       Quibus proicientibus ingens ignis in mari succenditur et contra naturam diutius in mari ardens conspicitur.
-   Terwijl ze dit naar zee wierpen, brandde een geweldig groot vuur op zee en tegen de natuur in werd het lange tijd brandend gezien.

5.       Venientes igitur ad servum Dei aiebant: ”Vere tu es ille, qui nobis in mari apparuisti et a diaboli isidiis liberasti.”
-   Terwijl zij naar de man Gods kwamen, zeiden ze: “Jij bent het echt, die aan ons in zee is verschenen en ons van de listen van de Duivel heeft bevrijd.”

Tekst 8 (De christelijke Jood en de vrome bedrieger)
1.       Vir quidam ab uno Iudaeo quandam summam pecuniae mutuo accepit iurans super altare sancti Nicolai, cum alium fideiussorum habere nequiret, quod, quam citius posset, sibi redderet.
-   Een zekere man accepteerde ene grote som geld op krediet van een Jood terwijl hij op het altaar van de heilige Nicolaas zwoer, toen hij geen andere borgsteller kon vinden, dat hij (= de zekere man) het (= het geld) aan hem (= de Jood) zou teruggeven zo snel als hij kon.

2.       Tenente autem illo diu pecuniam Iudaeus eam expostulavit, sed eam sibi reddidisse affirmat.
-   Omdat hij het geld lange tijd vasthield, eiste de Jood het (= het geld) terug, maar hij (= de zekere man) bevestigde dat hij het (= het geld) had teruggegeven.

3.       Trahit ergo eum ad iudicium, et iuramentum indicitur debitori.
-   Dus trok/sleepte hij (= de Jood) hem voor de rechtbank, en aan de schuldenaar (= degene met schuld, de zekere man) werd een eed opgelegd.

4.       Ille baculum cavatum, quem auro minuto impleverat, secum detulerat, ac si eius adminiculo indigeret.
-   Deze (= de schuldenaar) bracht een staf met zich mee, die gevuld was met kleine stukjes goud, alsof hij (= de schuldenaar) de steun daarvan (= van de staf) nodig had.

5.       Volens igitur acere iuramentum Iudaeo baculum tradidit reservandum.
-   Dus terwijl hij de eed wilde afleggen, overhandigde hij de staf aan de Jood om te bewaren.

6.       Iuravit ille, quod plus igitur reddiderit etiam, quam deberet.
-   Deze (= de schuldenaar) zwoer dat hij zelfs meer terug heeft gegeven dan hij moest.

7.       Facto iuramento baculum suum repetiit, et Iudaeus ignarus astutiae eum sibi reddidit.
-   Nadat hij de eed had afgelegd, vroeg hij de staf terug en de Jood die onwetend was van de slimme truc, gaf het (= de staf) terug aan hem.

Tekst 9 (vervolg op “De christelijke Jood en de vrome bedrieger”)
1.       Rediens autem, qui fraudem fecerat, in quodam bivio oppressus corruit somno currusque cum impetu veniens eum necavit et plenum baculum auro fregit et aurum effudit.
-   Terwijl hij die bedrog had gepleegd terugging, zakte hij echter op een zekere tweesprong, overmand door slaap, in elkaar en een wagen die met vaart aankwam, doodde hem en de staf vol met goud brak en het goud viel eruit.

2.       Audiens hoc Iudaeus concitus illico venit cumque dolum vidisset et a multis ei suggereretur, ut aurum reciperet, omnino renuit, nisi, qui defunctus fuerat, ad vitam beati Nicolai meritis redderetur, asserens se, si hoc fieret, baptimum suscepturum et Christianum futurum.
-   Terwijl de Jood dit hoorde, kwam hij nadat hij geroepen was, daarheen en toen hij de list had gezien, toen door velen aan hem gesuggereerd werd dat hij het goud terugnam, weigerde hij pertinent (= beslist/stellig), tenzij diegene die was gestorven werd teruggegeven aan het leven door de verdienste van de gezegende Nicolaas, waarbij hij verzekerde dat als dit gebeurd was, dat hij dan de doop zou nemen (= zich zou laten dopen) en Christen zou worden.

3.       Continuo qui defunctus fuerat, suscitatur et Iudaeus in Christi nomine baptizatur.
-   Onmiddellijk wordt degene die gestorven was tot leven gewekt en wordt de Jood gedoopt in de naam van Christus.