woensdag 29 augustus 2012

KCV Geschiedenisboekje (klas 4)


§1: Het ontstaan vd. polis, Athene als voorbeeld
In Griekenland zijn gebieden gescheiden door natuurlijke omstandigh. bijv.: bergen of zee. Daardoor ontstonden rond 800 v. Chr. ±200 aparte staatjes (polis). Een polis bestond uit:

-   Een versterkte heuvel in het midden: acropolis (hoge stad). Daarop stond een tempel voor de belangrijkste god(in) en hier vluchtten alle burgers naartoe als de stad werd aangevallen.
-   Een agora: dorpsplein. Hier ontmoetten burgers elkaar, dreven ze handel en bespraken het bestuur vd. polis.

Hier rondom ontstonden echte steden (waar men niet leefde van akkerbouw en veeteelt, maar hier waren handelaren, kooplui, ambachtslieden, kunstenaars, soldaten, bestuurders, priesters en geleerden). In de verschillende staten ontstonden verschillende soorten bestuur:

·         Autocratie: bestuur door alleenheersers
·         Oligarchie: bestuur waaraan alleen de belangrijkste burgers aan meededen
·         Democratie: bestuur waaraan alle burgers deelnamen

Eerst had de adel de macht in handen in de polis (rijke families à rijkdom gebaseerd op land). Raad v. edelen nam beslissingen, volksvergadering (o.l.v. adel). Daarin kwam verandering toen er overbevolking kwam en de handelaren. Wel bevolkingsgroei, geen plek à kolonisatie in middellands-zeegebied. Handel nam sterk toe, want kolonies hadden goede band met moederland. Daardoor werden de handelaren rijk(er dan adel). Vrijwillig of na verzet ontstonden toen democratieën (maar alleen stemrecht voor 18+ mannen).
Op voorstel van Kleisthenes werd in 509 v. Chr. directe democratie (“democratie”: Vrouwen, slaven en buitenlanders hadden geen stemrecht) ingevoerd. De belangrijke beslissingen werden door de volksvergadering genomen. Die kon ook voorstellen goed- of afkeuren. De vergaderingen werden voorbereid door de Raad van 500 (die werd door loting gekozen voor 1 jaar uit de volksvergadering). Dagelijks bestuur was in handen van 50 leden vd. Raad van 500 (voor elke maand een andere groep, toen had een jaar nog 10 maanden). Volksvergadering koos 10 leiders van leger en vloot.

§2: Sparta, een andere polis
In Sparta (de belangrijkste stad op de Peloponnesus) was geen democratie. Toen in Sparta overbevolking ontstond, gingen die niet koloniseren, maar buurland veroveren (Messeniërs).
De Spartanen hadden een groot leger, waarmee zij de slaven, Messeniërs en andere inwoners onder controle hielden. Dat kwam doordat:

o   Ze een beroepsleger hadden
o   Vanaf hun 7e jaar jongens al een militaire opleiding kregen (t/m hun 20ste)
o   Ze leerden dat niets belangrijker was dan de Spartaanse staat
o   Er was niets schandaliger dan een nederlaag: je vocht door tot de overwinning of de dood

Volksvergadering nam voorstellen aan of keurde ze af door roepen. Alleen Raad van Edelen mocht voorstellen doen. Dagelijks bestuur in handen van 5 Ephoren (toezichthouders), jaarlijks door de volksvergadering gekozen. Legeraanvoerders: 2 erfelijke koningen (onder toezicht van de Ephoren). De meeste mensen hadden geen burgerrechten (want die waren afstammelingen vd. oorspronkelijke bevolking), alleen ‘echte Spartanen’ (Doriërs)

§3: De Grieken verslaan de Perzen (uitgebreider à stencil)
Kort nadat in Athene de democratie was ingevoerd, was er in het Midden-Oosten een grote en machtige staat opgekomen: het Perzische Rijk. 1 man, de koning, had er alle macht. Een kolonie van Griekenland, aan de kust v. Klein-Azië, wilde zich onafhankelijk maken vd. Perzische koning à dmv. opstanden. Dit was de aanleiding tot de Perzische Oorlogen.

Darius (toenmalige koning) besloot als strafmaatregel Griekenland te veroveren. De Grieken waren hiervan op de hoogte, maar konden niet tot goede samenwerking komen (ze waren bang dat 1 vd. staten te machtig zou worden). 1e inval: 490 v. Chr., over zee, op het laatste moment toch samenwerking, slag bij Marathon à Spartanen kwamen pas opdagen toen de Atheners al hadden gewonnen. 2e inval: (o.l.v. koning Xerxes, zoon v. Darius) 480 v. Chr., over land én zee. Spartanen: leiding op land, Atheners: leiding op zee. Bij Thermopylae à beroemde veldslag. Perzische leger veroverde heel Griekenland, op Peloponnesus na. Griekse vloot versloeg Perzische vloot. Xerxes trok zich terug. In 479 werd het Perzische landleger verslagen bij Plataeae.

§4: De Grieken strijden onderling
Uit angst voor een nieuwe inval, besloten de meeste Griekse staatjes tóch tot samenwerking. Het kwam tot 2 verbonden: de Delisch-Attische bond (o.l.v. Athene) en de Peloponnesische bond (o.l.v. Sparta). De Perzen lieten de Grieken met rust en daarom gingen de 2 bonden tegen elkaar strijden. In 431 v. Chr. t/m 404 v. Chr. waren er  de Peloponnesische Oorlogen. Soms liep de oorlog goed voor de Atheners, soms voor de Spartanen. Uiteindelijk won de Peloponnesische bond. Het was gedaan met de grote macht van Athene, maar de Atheense democratie bleef nog bestaan tot eind vd. 4e eeuw.

§5: Het Griekse wereld- en mensbeeld
In het oude Griekenland kwam een belangrijke verandering in de manier van denken. Eerst gave de Grieken (net als andere volken) een mythologische verklaring. Maar nu zochten natuurfilosofen filosofische verklaringen voor natuurverschijnselen. Belangrijksten: Aristoteles (4e eeuw BC), filosoof en Ptolemaeus (2e eeuw AD), wiskundige en astronoom. Allebei beweerden zij dat de aarde rond was en het centrum was van het bolvormige heelal.

De meeste Grieken verklaarden ook het ontstaan vd. mens mythologisch à afh. van goden, gemeenschap was belangrijk; niet het individu, na de dood werd je een schim in de onderwereld. Rond de 6e eeuw BC begon een kleine groep anders te geloven: de mens was zelfstandig en door het verstand kan de mens kennis en inzicht verwerven, vragen stellen en antwoorden geven. Het individu werd belangrijk.

Griekse onderzoekers vonden dat te vaak alles aan de goden werd toegeschreven. Nieuwe manier van onderzoeken: zoeken naar antwoorden in de natuur, niet in de godsdienst. Wetenschap: systematisch geordend geheel vh. weten en vd. regels waarmee verdere kennis verkregen kan worden.

-   Geboorte vd. geneeskunde: Hippocrates zocht verklaring voor ziekten in de natuur. Oorzaak à symptomen à diagnose à prognose (hoe gaat het verder, verwachting) à remedie.
-   Geboorte vd. geschiedenis: Herodotus was de 1e geschiedschrijver. Hij reisde rond en schreef alles op wat hij over mensen hoorde. Bij 2 verschillende versies, schreef hij allebei op en gaf daar mening over. Thucydides is beroemd door zijn verslag&kritiek op de Peloponnesische Oorlog
-   Geboorte vd. filosofie: Levensvragen over geluk&ongeluk, recht&onrecht, rijkdom&armoede. Er werd een verklaring voor gezocht door logisch redeneren. Socrates = belangrijke filosoof.
-   Bibliotheek van Alexandrië als centrum v. wetenschap: Die was de grootste in de wijde omtrek.

Grieken wilden uitblinken: ze maakten van het leven een wedstrijd door overal de beste in te willen zijn.

·         Onderwijs: Iedereen moest worden opgeleid. Ideale Griek: moest kunnen handel drijven, deelnemen aan democratie, en goed zijn in sport&muziek.
·         Sport: allerlei sportwedstrijden (ter ere vd. goden) bijv.;
o   Olympische Spelen, in Olympia (t.e.v. Zeus)
o   Nemeïsche Spelen, in Mycene (t.e.v. Zeus)
o   Ismische Spelen, in Korinthe (t.e.v. Poseidon)
o   Pythische Spelen, in Delphi (t.e.v. Apollo)
·         Politiek: “alle” burgers moesten aan de democratie meedoen (zie; volksvergadering)

Kunst was “schoon” als het niet teveel, binnen een bepaalde maat was (kunstwerken moesten zich aan een ideaal maatgetal houden, grondregel of canon).

In 5e eeuw BC gaf Polycletus het ideale voorbeeld (het hoofd was 1/7 vh. lichaam). Kunst uit de Gouden Eeuw (5e eeuw BC) werd gekenmerkt door vrijstaande beelden, beweging en een natuurlijke weergave vh. lichaam. Ook bijv. de tempels (als het Parthenon) was “maat” van belang (verhouding tussen lengte en dikte van zuilen). Lengte en breedte ve. tempel ±3:8 maar nooit precies. Bouwkunst en godsdienst waren ook verbonden met de natuur: hoe mooier de natuur was op de plek van het bouwwerk, hoe dichter bij de goden.

§6: Alexander de Grote, veroveraar en verbreider van de Griekse cultuur
In 338 v. Chr. werd Griekenland veroverd door koning Philippus van Macedonië (die stierf 2 jaar later) en werd opgevolgd door zijn zoon, Alexander. Alexander voerde het plan van zijn vader uit om het Perzische rijk aan te vallen (zodat de Grieken blij werden en hij iedereen als 1 volk kon verenigen). In 334 v. Chr. ging hij op weg (zonder al te veel vertrouwen van de mensen) en 9 jaar later had hij het veroverd. 3x had hij het Perzische leger verslagen.

Na de verovering vh. PR trokken veel Grieken naar het Midden-Oosten. De Griekse cultuur werd verspreid in het PR. Alexander probeerde ook de Grieken en Perzen met elkaar te verenigen (geen succes) door Griekse generaals met Perzische vrouwen te laten trouwen (zoals hijzelf, maar na zijn dood verlieten de generaals hun vrouwen). Alexander wilde ook dat de Grieken Perzische gebruiken overnamen (ook geen goed idee).

Hij stierf in 323 v. Chr. (waarschijnlijk aan malaria) 33 jaar. Het rijk viel weer uiteen: zijn generaals kregen onderlinge conflicten en toen ging elke generaal een deel besturen. 


§7: Rome onder de Etrusken
Rond 800 BC veroverden de Etrusken een groot deel van noord en midden Italië. In Rome leefden ze van landbouw maar handel nam sterk toe o.i.v. Etrusken. Rond 500 BC kwamen steden (waaronder Rome) in opstand tegen de Etrusken

Rome verovert het vasteland v. Italië
De volgende 2 eeuwen veroverden de romeinen heel Italië (op het noorden na) in 275 BC hadden ze het helemaal (incl. Griekse kolonisten in het zuiden) veroverd

Rome wordt een republiek
Eerst werd Rome geregeerd d.m.v. koningen, later d.m.v. republiek: regeringsvorm waarbij na verloop van tijd nieuwe bestuurders (2 consuls) worden gekozen. Verder senaat en volksvergadering.

§8: Patriciërs lange tijd de baas
Rijke romeinen (patriciërs) hadden de macht in Rome. Alle andere romeinen: plebejers. Je afkomst bepaalde of je plebejer of patriciër was. Sommige plebejers werden rijk: ontevreden, wilden ook leiding hebben. Arme plebejers: ontevreden omdat ze heel erg werden afgezet (d.m.v. rente) en eindigden eigenlijk altijd als slaaf.

Patriciërs delen macht met rijke plebejers
Patriciërs hadden plebejers nodig om (d.m.v. belasting) het leger te financieren (en soldaten). Dus kregen de plebejers de volgende “rechten”:

·         Plebejers mochten niet meer als slaaf worden verkocht als ze schulden hadden
·         Plebejers en patriciërs mochten met elkaar trouwen
·         Plebejers mochten nu ook hoge ambten vervullen in de regering

De rijke plebejers en patriciërs vormen de nieuwe bovenlaag: nobiles. Rijke plebejers: tevreden. Arme plebejers waren nog steeds ontevreden omdat:

o   De rente nog steeds hoog was
o   Het nog steeds moeilijk was  om aan grond/bedrijfje komen
o   Nog steeds alleen de hoge mensen die in de regering mochten

Vrouwen en slaven: helemaal geen invloed (zelfs niet in de volksvergadering)

§9: de Romeinen veroverden uiteindelijk een heel groot imperium. Dit kwam niet door een vooropgezet plan, maar door verschillende redenen:

-   Een land viel bondgenoten aan
-   Bevolking van bepaald land bracht veiligheid of handel in gevaar
-   Romeinen hadden meer leefgebied nodig

Gevolgen vd veroveringen:

§  Het rijk bestond uit provincies o.l.v. gouverneur. Die provincies moesten jaarlijks belasting betalen
§  Senaat werd machtiger. Romeinse rijk was ingewikkeld en zij hadden ervaring. Hun raad werd (bijna) altijd opgevolgd
§  Invloed vd Griekse cultuur neemt toe. O.a. Wetenschap en godsdienst
§  Verstedelijking. Boeren gingen failliet en ze moesten in het leger dienen. Hun familie kon de boerderij niet runnen en daardoor groeiden het aantal armen. Nieuwe bevolkingslaag: proletariers (mensen die maar 1 bezit hadden: kinderen)
§  Aantal rijke mensen neemt ook toe. D.m.v. handel, buit van veldtochten en belasting (de inners houden een deel zelf)
§  Veel meer slaven door veroveringen 
§  Romeinse leger werd minder sterk: boeren werden proletariers, soldaten moesten eigen wapens betalen, boeren konden dat wel maar proletariers niet

§13: Burgeroorlogen in de Republiek
2e eeuw BC: de gebroeders Gracchus wilden land vd staat onder de proletariers verdelen zodat de werklozen weer boer konden worden en er sterke legers kwamen. De rijke Romeinen (die land vd staat pachtten) vonden dit geen goed idee. Gracchenoorlog --> tegenstanders wonnen

Beroepslegers brengen generaals aan de macht
Beroepsleger werd ingevoerd. Proletariers, vrijwillige diensttijd van 16 jaar, daarna kregen ze een stukje grond. Ze lieten geen onhandelbare boerderij achter. Ze kregen loon (soldij), afhankelijk van overwinningen. Soldaten werden trouwer aan generaals dan aan de staat.

Van republiek tot keizerrijk
Julius caesar was een generaal die de macht (met succes) probeerde te grijpen met "zijn" leger. Om de macht vd senaat te herstellen, werd hij in 44 BC vermoord door een paar senatoren. Maar een paar legeraanvoerders + neef v caesar (Octavianus) begonnen een burgeroorlog en Octavianus won. Hij veranderde zijn naam in augustus. Augustus deed alsof hij de senaat en volksvergadering raadpleegde maar stiekem had hij zelf alle macht: eigenlijk een keizerrijk.

Romeinse vrede
Pax Romana: tijd vd Romeinse vrede door augustus en opvolgers. Dit kwam doordat:

·         Het leger trouw bleef aan de keizers. Na diensttijd kregen soldaten meer en legeraanvoerders korte tijd in dienst (alleen trouwe legeraanvoerders werden benoemd)
·         Handel drijven was gemakkelijk, welvaart nam toe (geen zeerovers, vuurtorens, goede havens, overal zelfde munt)
·         Er waren geen krachtige vijanden

De meeste mensen wonen op het platteland
Handel nam toe: daarom meer handelaren en handwerklieden. Die gingen in de stad wonen. Meeste mensen woonden. Nog wel op het platteland: landbouw, land in bezit v grootgrondbezitters, slaven en vrije pachters werkten. Verder vrije boeren op het platteland. In de steden: vermaak, gladiatoren, Colosseum

Gelaagdheid vd bevolking
De bevolking bestond uit verschillende lagen:

o   De rijken, die waren ook weer verdeeld in 3’en: voor in de senaat moest je minstens 4 miljoen sestertiën (Romeinse munt) hebben, voor minder hoge functies in het rijkbestuur 400 000 sestertiën en voor stadsbestuur 100 000 sestertiën
o   De mensen  met enig bezit (bijv. vrije boeren, handwerklieden, winkeliers)
o   De armen (alleen kleding en wat huisraad)
o   Slaven

Romanisering
Iedereen in het Romeinse rijk kon het burgerrecht krijgen, als je bewees dat je ingeburgerd (geromaniseerd) was. Daarmee werd bedoeld: de Romeinse cultuur (godsdienst, taal, literatuur, kleding, vrijetijdsbesteding) overgenomen.

§11: Het Romeinse wereldbeeld
De Romeinen dachten dat de wereld een platte schijf was (overgenomen vd. Grieken).

Het Romeinse mensbeeld
Verschillen tussen het Romeinse en Griekse denken:

§  Meer militaire kijk op de mens. Dat kwam doordat:
-   Ze een ander waardenstelsel hadden dan de Grieken. Je was eervol als je in de oorlog vocht, gehoorzaam was, opofferingsgezind, moedig enz
-   Romeinen hadden ook wel bouwwerken, maar het Amfitheater (waar de strijd centraal stond) was het belangrijkst.
§  Meer praktische kijk op de mens. Dit kwam tot uiting op de volgende gebieden:
-   De mens was (volgens Romeinen) een burger met rechten en plichten. Daarom stelden ze wetten op en hadden ze goede rechtspraak
-   De Romeinen gebruikten de natuur om het dagelijks leven aangenamer te maken (en niet zoals de Grieken, die filosofische problemen aangenamer wilden maken)

Verdere denkbeelden

§  Gedeeltelijk eigen kijk op de bouwkunst.
-   Theater was niet in een heuvel uitgehakt, maar een vrijstaande constructie
-   Tempels hadden (in tegenstelling tot Grieken) een voor- en achterkant
-   Romeinen ontwikkelden de boog, het gewelf en de koepel (daardoor waren zuilen en steunpilaren overbodig)
§  Een juridische voorbeeldige manier om met elkaar om te gaan. De volkeren die de Romeinen hadden veroverd, respecteerden de Romeinen om hun geweldige rechtspraak. Belangrijkste rechtsregels:
-   Iemand is onschuldig tot het tegendeel is bewezen
-   Iemand die ergens van is beschuldigd, moet de kans krijgen zich te verdedigen
-   Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt (vrijheid van meningsuiting)
-   De bestuurders van een land mogen zich niet met de rechtspraak bemoeien, dat mogen alleen rechters

§12: Jodendom
In het Midden-Oosten was een godsdienst, het Jodendom. Die viel op omdat ze in 1 God geloofden. Hun Heilige schrift is het Oude Testament met o.a. de 10 Geboden van Mozes en de Boeken van Mozes. De boeken van Mozes zijn de Torah (= de wet) In 1000 BC leefden ze onafhankelijk (o.l.v. Salomon en David) maar omdat ze een klein volk waren, werden ze overheerst door buurlanden. Hierdoor kwam het idee van een Messias (Verlosser) die het koninkrijk van David weer zou herstellen. In 63 BC kwam Palestina bij het Romeinse Rijk. De Joden begonnen een opstand, verloren (Jeruzalem werd verwoest), en verspreidden zich over Europa.

Ontstaan vh. Christendom
Jezus van Nazareth was een leraar in de tijd van keizer Augustus en trok aandacht met zijn verhalen over een koninkrijk van God, in het bezit van armen, hongerigen, verdrukten en vervolgden. Goedheid en vergevingsgezindheid stonden centraal. Hij werd veroordeeld tot kruisiging omdat Joodse leiders vreesden voor hun leiderschap (men ging geloven dat Jezus de verlosser/Messias was). Na zijn dood werden zijn ideeën verspreid door zijn leerlingen (apostelen) en Jezus werd Christus (de gezalfde, gaf goddelijke status aan) genoemd. Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes schreven alle4 verhalen over Jezus. Deze 4 evangeliën zijn samen het Nieuwe Testament. Het Nieuwe en Oude Testament samen zijn de Bijbel.

De leer vh. Christendom:

·         Geloofsbelijdenis: Pas toen de Romeinse keizers in de 4e eeuw AD het Christendom aanvaardden, kreeg het duidelijke vormen, vastgelegd in een officiële geloofsbelijdenis. Hierin staat: Jezus is de zoon van God, Hij is verrezen uit de dood, opgestegen ten hemel en zit aan de rechterhand van God om het Laatste Oordeel uit te spreken: hierbij worden gelovigen van ongelovigen gescheiden. Gelovigen gaan naar de hemel, ongelovigen naar de hel.
·         Christelijke waarden, deugden en rituelen:
o   Men leeft naar het voorbeeld van Jezus (menslievend, vergevingsgezind). Daaruit komen de deugden geweldloosheid, behulpzaamheid, eerlijkheid en eenvoud
o   Sacramenten zijn de belangrijkste rituelen. Bijv.:
§  Doop: gieten van water over dorpeling waarbij hij de Duivel afzweert en in Jezus Christus zweert te geloven
§  Eucharistie: maaltijd van brood (lichaam van Christus) en wijn (bloed van Christus). Symbool van eenwording
§  Biecht: De gelovige vertelt zijn zonden aan de priester en verkrijgt vergeving
§  Huwelijk
§  Wijding tot priester
§  Vormsel: Jongeren krijgen de kracht om moedige Christenen te zijn
§  Oliesel: Stervende wordt gezalfd, vergeven van alle zonden zodat hij naar de hemel kan

Het Christendom verbreidt zich
Tijdens de vrede predikte de apostel Paulus over Jezus. Armen en onderdrukten werden Christen omdat Jezus vertelde dat armen en rijken gelijk waren bij God

Romeinse keizers vervolgen de christenen
In tegenstelling tot andere niet-Romeinse/Griekse godsdiensten, werd het christendom wel vervolgd, omdat christenen niet deelnamen aan de feesten ter ere van Romeinse goden. Ze gingen ook niet naar het amfitheater en gingen niet in het leger. Ze Romeinen vonden dat christenen trouwer waren aan hun geloof dan aan de Romeinse keizer.

Het christendom wordt de enig toegestane godsdienst
Ipv. dat het aantal christenen verminderde door vervolgingen, werden het er steeds meer. In 313 AD werd het Christendom toegestaan (Keizer Constantijn) en in 394 werd het de enig toegestane godsdienst (Keizer Theodosius)

De organisatie vh. christendom: de Kerk
De Kerk maakte gebruik vd. goede organisatie vh. Romeinse Rijk. Toen het Romeinse Rijk viel (5e eeuw AD), bleef de Kerk bestaan. In die organisatie stonden bisschoppen centraal: kerkelijke bestuurders van steden en omstreken. Aan het hoofd vd. West-Europese bisdommen staat de Paus. De bisdommen zijn weer opgedeeld uit kleine regio (dorpen/wijken). Hier stond een pastoor aan het hoofd. Er was nog wel verschil tussen het christendom in het West- en Oost-Romeinse rijk.

§13: Na de dood van Theodosius (in 395) werd het Romeinse Rijk verdeeld onder zijn zonen in Oost- en West-Romeins. Het Oosten bleef nog tot 1453 bestaan, het Westen viel in 476 uiteen in Germaanse staten.

De Germanen
Sommige die in het Romeinse Rijk kwamen, romaniseerden. De meeste bleven trouw aan Germaanse cultuur. Die hield in: mannen waren de baas, volk verdeeld onder stammen met stamhoofd, in tijd van oorlog à aanvoerder. Soms hield een aanvoerder ook in tijd van vrede de macht en werd koning.

Verschillen tussen de godsdienst vd. Germanen en het christendom
De Germanen vereerden meerdere goden. Goden werd gunstig gestemd dmv. offers. Elke Germaanse stam gaf zijn goden eigen verhalen en rituelen (bijv.: de oppergod heette Wodan, Donar, Thor enz.). Het welzijn en overleven vd. familie/stam stond centraal. Plichten: vereren vd. voorvaderen & stam verdedigen. Deugden: Lichaamskracht, eergevoel en vergeldingsdrang.
Overeenkomst: Germanen en Christenen geloven allemaal in leven na de dood.

Franken veroveren een groot deel vh. westelijke Romeinse rijk
Franken waren eerst bondgenoten van Romeinen (werden ingezet als leger). Toen werd de invloed vd. Franken in de 5e eeuw AD steeds groter en die vd. Romeinen steeds minder. De Romeinse legioenen trokken zich terug, de Franken verwoestten de Romeinse bouwwerken, de Romeinse cultuur stierf. Toen werd het grondgebied vd. Franken bedreigd door o.a. Goten en Alemannen, en hadden ze behoefte aan 1 leider (Christen of niet, maakte niet uit). Dit werd Clovis in 481 AD. Met hem begonnen de Middeleeuwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten