woensdag 29 augustus 2012

ANW H1 + 4 + Popper + video + aantekeningen (klas 4)


H1
§1: Als je ziek bent, vertoon je symptomen (koorts, hoesten enz.), kenmerken van ziekte. Aan de hand van die symptomen kan de huisarts een diagnose stellen (verklaring). Om te genezen bepaalt hij dan de therapie, behandeling/remedie.

Subjectieve klachten: klachten die verschillende oorzaken kunnen hebben en waarvan het pijnniveau verschilt (bijv. hoofdpijn, vermoeidheid)

Objectieve klachten: klachten die meetbaar zijn (aan de hand van bloed- en urinetesten).
De huisarts is de “poortwachter” van de reguliere gezondheidszorg (specialisten). Je hebt een doorverwijzing vd huisarts nodig, wil je in het ziekenhuis behandeld worden.

Hoe passen artsen medische kennis toe? à Ze gebruiken kennis van symptomen om een diagnose te stellen en evt. door te sturen naar een specialist

Alternatieve geneeskunde (denk aan yin yang e.d.) vindt dat artsen teveel naar een lichaamsdeel kijken ipv. het hele lichaam. Het verschil tussen altern. geneeskunde en reguliere geneeskunde is dat in de reguliere geneeskunde de geneesmiddelen streng zijn getest op werkzaamheid.

Hoe weet je of een medicijn of behandeling werkt? à dmv. dubbelblind onderzoek (en dus met een placebo)

§2: Epidemie is een ziekte die heerst in bepaalde plekken (deel ve. land, stad).
John Snow bedacht een manier om de oorzaak v. cholera te ontdekken: hij bedacht een hypothese (verwachting, vervuild drinkwater), hij formuleerde een onderzoeksvraag en ging een experiment houden (sterfgevallen per waterpomp (die wel/niet vervuild was)). Daaruit trok hij een conclusie (cholera ontstaat door vervuild drinkwater).

Infectieziekten: besmettelijke ziekten. Micro-organismen: levensvormen die alleen met de microscoop te zien zijn.

Postulaten van Koch:
1.       Ziektekiem moet in ongewoon grote hoeveelh. aanwezig zijn in de patiënt
2.       De ziektekiem moet kunnen worden geïsoleerd&gekweekt
3.       Een proefdier dat met de gekweekte ziektekiem wordt besmet, krijg dezelfde ziekte
4.       De ziektekiem moet uit het proefdier kunnen worden geïsoleerd en identiek zijn aan die van de patiënt

Wat is de basis van moderne gezondheidszorg? à Voor alles is een natuurlijke, logische verklaring, niet een die met bovennatuurlijke krachten te maken heeft

§3: Hygiëne (het vermijden van contact met ziekteverwekkers) is belangrijk voor gezondheid. Dit was vroeger al wel bekend, maar de meeste mensen waren arm en konden zich niet goed schoon houden.
Groepsimmuniteit: doordat de meeste mensen om je heen ingeënt zijn tegen een bep. ziekte, wordt je zelf ook niet ziek

§4: Ontwikkeling van techniek is belangrijk voor de ontwikkeling vd geneeskunde.

§verdieping: Deductie: van bestaande kennis, nieuwe kennis afleiden

H4
§1: Creationistische visie: de mens en de aarde zijn geschapen door God. Er werden fossielen ontdekt en toen ging men nadenken: want God had geen dieren geschapen om ze te laten uitsterven.

Survival of the fittest: natuurlijke selectie. De best aangepaste individu overleeft.

Evolutie: geleidelijke vorming van nieuwe soorten.

Missing links: dieren die de overgang vormen tussen de belangrijkste groepen van de gewervelden. Men is hiernaar op zoek zodat we kunnen verklaren dat we van andere soorten afstammen (bijv. er is een dino gevonden met reptiel- en vogelkenmerken)

§2: De structuur van DNA is een gedraaide touwladder (dubbele helix). Chromosomen zijn staafjes in de kern ve. cel. Chromosomen zijn opgebouwd uit DNA. Gen: elke combi van 3 opeenvolgende basen in het DNA, die een recept bevat voor een bep. lichaamsdeel voor een bep. eiwit.
Mutaties: kleine foutjes bij het kopiëren van DNA, hierdoor is er evolutie. Als die fout zich in geslachtscellen bevind, is hij erfelijk

Video’s: Joseph Lister, Ignaz Semmelweis en steriel werken
1.       Joseph Lister leefde van 1827-1912
2.       Ignaz Semmelweis leefde van 1818-1865
3.       a. Zelf na een geslaagde operatie overleden veel patiënten door het gebrek aan hygiëne.
b. Bijv.: de artsen droegen geen mondkapjes, lappen stof werden hergebruikt (zonder ze te steriliseren, of op z’n minst schoon te maken) en de wond werd niet of gedeeltelijk afgedekt.
4.       Semmelweis probeerde de oorzaak van kraamvrouwenkoorts te achterhalen door het vergelijken van sterftecijfers. Doordat zijn vriend doodging na een bezoek aan vrouwen met kraamvrouwenkoorts, kwam hij de oorzaak daarvan op het spoor.
5.       De oplossing die Semmelweis bedacht om kraamvrouwenkoorts terug te dringen was dat de artsen hun handen moesten wassen in chloorkalkoplossing voordat ze patiënten bezochten.
7.       Ondanks het aantoonbare succes van Semmelweis’ methode, werd zijn voorbeeld nauwelijks gevolgd. Dat kwam doordat hij 1. zijn werk pas laat publiceerde en 2. de mensen onwetend waren en onderling gekonkel (?) was
8.       Volgens Lister  lag het voor de hand dat er een verband was tussen gisting&rotting en wondinfecties omdat het allebei heel erg stonk

Alexander Fleming en de penicilline
1.       Alexander Fleming leefde van 1881-1955
2.       Het vreemde aan de schimmel die Fleming ontdekte was dat hij bacteriën doodde. Rondom de schimmel worden de bacteriënkolonies kleiner.
7.       De gemiddelde levensverwachting is met 10 jaar toegenomen door de antibiotica.
Louis Pasteur, Robert Koch en de bacteriologie
4.       Pasteuriseren is kort verhitten zodat de meeste bacteriën worden gedood. Daardoor zijn er nog wel bacteriën aanwezig, maar in zo’n kleine mate, dat ze geen ziekte kunnen veroorzaken.
5.       Pasteur maakte kippen immuun voor kippencholera door ze een beetje kippencholera in te spuiten. Het lichaam maakt hier antistoffen tegen en ook geheugenstoffen. Als er weer een cholerabacterie in de kip komt, reageert het lichaam snel en wordt hij niet ziek. De kip = immuun.
6.       Pasteur genas een jongen met hondsdolheid door hem meermalen met hondsdolheidentstof in te spuiten. Pasteur verkreeg die entstof van een konijn
7.       De 1e ziekte die Robert Koch bestudeerde was miltvuur
 9.   Robert Koch ging na verloop van tijd tuberculose bestuderen omdat 1 op de 7 mensen daaraan stierf
 10. Koch ontdekte dat bacteriën tuberculose veroorzaken
 11. Even leek het erop alsof de infectieziekten uitgeroeid konden worden. Door verkoudheid en HIV die door virussen worden veroorzaakt, verdween het zelfvertrouwen vd. wetenschappers

Mendel en de genetica
1.       Gregor Mendel leefde van 1822-1884
2.       a. Recessief is een kenmerk dat onderdrukt wordt
b. Dominant is een kenmerk dat overheerst
3.       Mendel paste wiskunde toe binnen de genetica (en dus binnen de biologie) door kansberekening (en kruislings vermenigvuldigen?)
4.       a. Veredeling: kruisen van ondersoorten. Genetische manipulatie: genen worden geknipt en geplakt. Allebei met als doel een beter soort te ontwikkelen. Het verschil is dat veredeling natuurlijker is dan genetische manipulatie.
b. Veredeling is geen belangrijk proces achter de evolutie en het ontstaan van nieuwe soorten omdat het niet nakomelingen met nieuwe/andere eigenschappen oplevert, maar dezelfde in een betere vorm. Het is alleen belangrijk voor opbrengst.
NB: De jaartallen hoef je niet precies te kennen, alleen de eeuwen waarin die mensen leefden.

Aantekeningen:
Waarneming: door de zintuigen verkregen informatie

Experiment: Onderzoek, proef

Natuurwetenschappen zijn empirische wetenschappen: wetenschappen die hun kennis baseren op via de zintuigen verkregen informatie.

Galileo Galilei (1564-1642) was de 1e die empirische wetenschappen “ontdekte”: eerst was de wetenschap gebaseerd op redeneren, nu op experimenteren&waarnemingen.
Isaac Newton (1643-1727) was de 1e die met succes mathematiseerde&kwantificeerde.

Kwantificeren: in getallen omzetten (bijv. bij een dokter “geef de pijn op de schaal van 1 tot 10”). Als iets gekwantificeerd is, kan je ermee rekenen.

Mathematiseren: rekenen met gekwantificeerde getallen getallen en er formule e.d. van maken. Rekenen met de natuur.

Falsifiëren: weerleggen, falsifieerbaarheid is de weerlegbaarheid.

Verifiëren: bevestigen, vaststellen dat iets waar is.

Inductie: Uit een eindig aantal waarnemingen een algemeen geldende conclusie trekken (bijv.:
Dag 1: Het regent en het gras wordt nat, Dag 2: Het regent en het gras wordt nat, Dag 3: Het regent en het gras wordt nat, Conclusie: Altijd als het regent, wordt het gras nat). Als je ware (echte) zinnen invult, krijg je een ware (echte) conclusie.

Inductieprobleem: Inductie geldt niet/hoeft niet te gelden bij een onware conclusie. Inductie bewijst alleen dat het nú zo is, niet dat het altijd is geweest of altijd zo zal zijn, want je kan geen waarnemingen doen in het verleden en je weet niet wat er in de toekomst komen gaat. Je kan van een algemeen geldende wet niet met zekerheid vaststellen of hij waar is (wel waarschijnlijk), je kan hem alleen maar ontkrachten.
Inductieve redeneringen berusten vaak op toeval en zouden niet als algemene wet moeten gelden. Je kunt 1 voorval wel verifiëren, maar vanwege het inductieprobleem kan je een algemeen geldende wet niet verifiëren.
Een individueel dier is nooit intentioneel (bewust) met de evolutionaire ontwikkeling van zijn soort bezig. Dit kan ook niet, want de motor achter de evolutietheorie zijn mutaties in het DNA en dieren hebben geen invloed op hun DNA. 1. 99,99% van de mutaties zijn onvoordelig of maken geen verschil. Onvoordelig in de zin van onvoordelig voor het doorgeven van DNA aan de volgende generatie. 2. Mutaties gebeuren in héle kleine stapjes. Conclusie: Evolutie gaat heel langzaam.

Voor evolutie heb je nodig:
·         Mutaties in het DNA
·         Isolatie van een (deel van) een soort
·         Veranderlijke omstandigheden (t.o.v. het andere deel van de soort)
·         Heel veel tijd

Bijvoorbeeld: een groep prehistorische paarden (PP) in Amerika raken gescheiden: een deel gaat naar het Noorden (PP1) en een deel gaat naar het Zuiden (PP2). Na een heel lange tijd van isolatie zie je dat PP1 zich heeft aangepast aan de veranderlijke omstandigheden in het Noorden (koud à dikkere vacht) en PP2 aan het Zuiden (warmte, dunne vacht).

Micro evolutie: (evolutionaire) aanpassing binnen een soort. Dit is makkelijk aan te tonen

Macro evolutie: Er ontstaan nieuwe soorten à slecht weerlegbaar. Experimenteren hiermee is moeilijk.

Missing link: Evolutieleer gaat langzaam, dus tussen de verschillende soorten moeten stapjes van verandering zijn. Die stapjes zijn heel klein.
Die stapjes sterven wel ‘ns uit à fossielen. Soms blijken “fossielen” nog steeds te bestaan.
Missing link = het verband tussen de “oersoort”, de “geëvolueerde soort” en de soorten daartussenin.

Voorwaarden waaraan dubbelblind onderzoek moet voldoen:
o   De testgroepen moeten groot genoeg zijn (hoe groter, des te betrouwbaarder)
o   De testgroepen moeten representatief zijn (d.w.z. de testgroep moet hetzelfde zijn als de doelgroep, denk aan medicijnen)
o   De testgroepen moeten onderling vergelijkbaar zijn (qua kenmerken)

Er wordt ook altijd getest met een placebo effect: een deel vd. testgroep krijgt een nep-(vul hier naam van proefmiddel in), en daarmee wordt gekeken of het proefmiddel écht werkt, omdat men, als men dénkt dat het werkt, vaak ook al een positieve uitslag krijgt.

Correlatie: 2 gebeurtenissen die vlak  na elkaar plaatsvinden waartussen het verband niet per se hoeft te zijn aangetoond. Een correlatie kan puur toeval zijn.

Causaal verband: wijst erop dat de 1e gebeurtenis de oorzaak van de 2e gebeurtenis is, en dat de 2e 
gebeurtenis het gevolg is van de 1e gebeurtenis.

Popper:
Popper wilde een onderscheid maken tussen wetenschap en pseudowetenschap. Hij lette er daarbij wel op dat wetenschap zich soms vergist en pseudowetenschap vaak op toevalligheden berusten.
Het antwoord dat door iedereen werd gegeven was dat wetenschap zich onderscheidt doordat het een empirische wetenschap is. Hiermee was hij niet tevreden.

Hij formuleerde zijn probleem anders: Hoe kon hij een onderscheid maken tussen een empirische wetenschap en een niet-empirische wetenschap (of zelfs een pseudo-empirische wetenschap). Een pseudo-empirische wetenschap is de wetenschap die wel probeert zich te baseren op waarnemingen, maar verder niet aan de wetenschappelijke normen voldoet.

In 1919 werd Popper ontevreden over 3 theorieën die na de val van het Oostenrijkse keizerrijk waren ontstaan: het Marxisme, Psychoanalyse (Freud) en individuele psychologie (Alfred Adler). Dat hij over die wetenschappen zo ontevreden was, was niet omdat ze (zoals de relativiteitstheorie van Einstein) niet exact (= mathematisch) genoeg waren, maar dat ze meer leken op mythen dan op wetenschappen. Dit kwam omdat ze zoveel verklaarden. Experimenten confirmeerden (bevestigden) de theorie niet, maar verschijnselen werden verklaard door de theorie. Alles wat men zag, zagen ze als een bevestiging voor die wetenschap.

Bijvoorbeeld: Een man duwt een kind in het water met de bedoeling het te verdrinken en er is een man die zijn leven waagt met de bedoeling het kind te redden. Dit is Freudiaans, want de 1e man verdringt iets, en de 2e zet negatieve energie om in positieve energie. Het is Adleriaans, want beide mannen hadden een minderwaardigheidscomplex en wilden zichzelf bewijzen. De 1e deed dat door een misdaad te begaan en de 2e door het kind te redden. Zo is 1 situatie zogenaamd een bevestiging voor beide theorieën. Volgens aanhangers waren die duizenden bevestigingen het bewijs dat het een sterke theorie is, maar volgens Popper is het juist een zwakte.

Bij Einstein ligt het anders. Die neemt risico’s met zijn hypotheses. Als die hypothese niet klopt, is de theorie gewoon weerlegd. Dat is heel anders dan de theorieën hiervoor, die gewoon zorgen dat hypotheses kloppen.

Conclusies van Popper:
1.       Het is makkelijk om bevestigingen te vinden voor bepaalde theorieën, als we maar moeite doen om ze te zoeken
2.       Bevestigingen zijn alleen waardevol als ze het gevolg zijn van risicovolle hypotheses.
3.       Elke goede wetenschappelijke theorie is een verbod: hoe meer een theorie verbied, des te beter is hij.
4.       Een theorie die niet kan worden weerlegd, is een onwetenschappelijke theorie.
5.       Elke test van een theorie, is een poging haar te weerleggen. Testbaarheid = weerlegbaarheid. Er zijn verschillende graden van testbaarheid: De theorieën die grotere risico’s nemen, zijn meer blootgesteld aan weerleggingen.
6.       Bevestigend bewijs is geen bewijs, tenzij het het gevolg is van een (mislukte) poging om de theorie te weerleggen.
7.       Er zijn theorieën die, als er bewijs is gevonden dat hij niet klopt, hulptheorieën gebruiken, of de hoofdtheorie net iets anders verdraaien zodat hij toch niet weerlegd wordt. Dit heet conventionalistische stategie. Ze doen dit bijvoorbeeld om de wetenschappelijke status te behouden.

Kortom: Een theorie is een échte, wetenschappelijke theorie als hij falsifieerbaar = weerlegbaar = testbaar is.

1 opmerking:

  1. Na 2 jaar en 11 maanden pijn en verdriet te hebben gehad, was Dr. Molemen in staat om mijn leven terug te krijgen met zijn kruidengeneeskunde, mijn goede vrienden, ik ben al 2 jaar hiv-positief en elke dag huil ik tot God omdat ik een moeder was van 2 schattige kinderen die naar me opkeken, ik nam mijn medicijnen uit het ziekenhuis, ik heb ook wat gebeden tot God dat hij een wonder in mijn leven zou doen, mijn vrienden dit is een levensontroerend verhaal dat ik met jullie allemaal deel op het net vandaag, een paar maanden geleden was ik aan het surfen op het net toen ik een aantal goede getuigenissen vond over Dr Damisa Herbs, en iemand adviseerde hem Hiv te genezen door Dr Damisa, ik had altijd vertrouwen dat God iemand kon gebruiken om mij te genezen, ik nam contact op met Dr Damisa en ik vertelden hem over mijn probleem, hij zei me dat ik me geen zorgen moest maken dat bij God alle dingen mogelijk zijn en ook dat hij wat kruidenkruiden voor me zou bereiden die ik moet nemen en hij zal het medicijn naar mij sturen , goed na alle begeleiding en medicatie van Dr Damisa hij adviseerde ijs dat ik opnieuw voor controle ga om mijn statusresultaat te zien en hij verzekerde me van een goed resultaat, ik was op dit moment bang omdat ik nooit wilde dat iemand me nog een keer zou vertellen dat ik positief ben, na 2 dagen ging ik naar het ziekenhuis voor controle en ze zeiden dat het resultaat vrijdag zou zijn, om 11:00 uur op vrijdag belde de ziekenhuisarts me en vertelde me dat het resultaat uit was en ik ben negatief, ik was geschokt en kon het niet geloven, ik belde onmiddellijk Dr Damisa en vertelde hem over het goede nieuws dat hij me vertelde om me te verheugen en ervoor te zorgen dat ik mijn getuigenis met mijn vrienden deel en daarom doe ik dit nu, vrienden, u kunt vandaag contact opnemen met Dr Damisa op WhatsApp + 2349019010998 of e-mail doctordamisa@gmail. com

    BeantwoordenVerwijderen