woensdag 29 augustus 2012

Latijn vertaling teksten over Nicolaus (klas 4)


Latijn sv Rep 3 (tw 1)

Tekst 1

1.       Nicolaus civis Paterae urbis ex divitibus et sanctis parentibus originem duxit.
-   De burger Nicolaus van de stad Patera, herleidde zijn afkomst tot rijke en heilig ouders.

2.       Pater eius Epiphanes, mater vero Iohanna dicta est.
-   Zijn vader heet Epiphanes, zijn echte moeder Johanna.

3.       Quem cum pimaevo iuventutis suae flore parentes genuissent deinceps caelibem vitam duxerunt.
-   Nadat zijn ouders hem in de bloei van hun jeugd ter wereld hebben gebracht, leidden zij vervolgens een kuis leven.

4.       Hic prima die, dum balnearetur, erectus stetit in pelvi.
-   Deze 1e dag, terwijl hij gebaden werd, stond hij rechtop in bad.

5.       Insuper quarta et sexta feria tantum semel sugebat ubera.
-   Bovendien dronk hij op de 4e en de 6e dag slechts één keer aan de moederborst.

6.       Factus autem iuvenis aliorum devitans lascivias ecclesiarum potius terebat limina et, quidquid ibi de sacra scriptura intellegere poterat, memoriter retinebat.
-   Toen hij tot een jongeman geworden was, liep hij de deur van de kerk plat.

7.       Parentibus vero suis defunctis cogitare coepit, qualiter tantam divitiarum copiam non ad laudem humanam, sed ad Dei gloriam dispensaret.
-   Na de dood van zijn echte ouders begon hij na te denken, hoe hij zo’n hoeveelheid rijkdom kon besteden niet aan menselijke glorie, maar aan de glorie van God

Tekst 2
1.       Tunc quidam contermineus suus satis nobilis tres filias ob inopiam prostituere cogitur, ut sic earum commercio aleretur.
-   Toen een zekere buurman gedwongen werd door armoede, zijn 3 dochters te (laten) protitueren zodat hij gevoed wordt door hun handel.

2.       Quod ubi sanctus comperit, scelus abhorruit et massam auri panno involutam in domum eius per fenestram nocte clam iecit et clam recessit.
-   Wanneer de heilige erachter komt, verafschuwde hij de misdaad en nadat hij massief goud in doeken heeft gewikkeld, gooide hij heimelijk ’s nachts door het raam van zijn (vd. buurman) huis en ging heimelijk weg.

3.       Mane autem surgens homo massam auri reperit et Deo gratiam agens primogentinae nuptias celebravit.
-   Toen de man ’s ochtends opstond, vond hij echter massief goud en terwijl hij God dankte, vierde hij het huwelijk van zijn 1e geboren dochter.

4.       Non multo post tempore Dei famulus simile peregit opus.
-   Niet veel later voltrok de heilige dezelfde daad.

5.       Quod rursus ille reperiens etiam laudes immensas prorumpens de cetero vigilare proposuit, ut sciret, quis esset, qui suae inopiae subvenisset.
-   Terwijl die (de buurman) dit (het goud) opnieuw vond, barstte hij zelfs uit in hevige loftuitingen en was hij van plan van nu af aan te waken, zodat hij wist wie het was, die zijn gebrek had verholpen.

6.       Post paucos etiam dies duplicatam auri massam in domum proiecit, ad cuius sonitum ille excitatur et Nicolaum fugientem insequitur talique voce alloquitur : « Siste gradum teque aspectui ne subtrahas meo. »
-   Na zelfs een paar dagen wierp hij (Nicolaus) een verdubbelde hoeveelheid goud naar voren naar het huis, door dit geluid werd hij (de buurman) wakker en ging achter de wegrennende Nicolaus aan, terwijl hij met deze stem riep: “Blijf staan en verberg je niet voor mij!”

7.       Sicque accurrens velocius Nicolaum hunc esse cognovit.
-   Eindelijk ingehaald herkende hij dat het Nicolaus was.

8.       Mox humi prostratus osculari volebat pedes eius, quod ille refutans ab eo exegit, ne eum, quamdiu viveret, publicaret.
-   Weldra ging hij op de grond liggen en wilde zijn voeten kussen, maar Nicolaus weigerde en eiste dat hij hem, zolang hij leefde, niet zou verlinken.

Tekst 3

1.       Post hoc Myreae civitatis defuncto episcopo convenerunt episcopi illi ecclesiae de episcopo provisuri
-   Nadat de bisschop van de stad Myra was overleden, kwamen de bisschoppen bijeen om voorzorgsmaatregelen te nemen voor de bisschop van deze kerk.

2.       Aderat autem inter eos quidam magnae auctoritatis episcopus, ad cuius electionem omnium sententia dependebat.
-   Tussen hen was echter een bisschop met groot gezag aanwezig, van wie de mening in de verkiezing van allen afhing.

3.       Cum igitur cunctos ieiuniis et orationibus insistere monuisset, nocte illa vocem audivit dicentem sibi, ut hora matutina fores ecclesiae observaret et, quem primum ad ecclesiam, cuius etiam nomen esset Nicolaus, venire conspiceret, ipsum in orationibus insisterent et episcopum consecraret.
-   Dus met ieder vasten en bidden waarschuwde hij vol te houden, ’s nachts hoorde hij deze stem tegen hem zeggen, dat hij in het ochtenduur de deuren van de kerk moest observeren en, die het 1e in de kerk was, die zelfs de naam Nicolaus had, hij zou komen rondkijken en hij (de bisschop) zelf zou hem tot bisschop benoemen.

4.       Hoc ergo aliis revelans episcopis admonuit, ut omnes orationibus insisterent et ipse pro foribus excubaret.
-   Dus terwijl hij dit aan de anderen onthulde, waarschuwde hij de bisschoppen, dat zij allen volhardden in bidden en hij waakte zelf voor de deur.

5.       Mirum in modum in hora matutinali quasi a Deo missus ante omnes se agebat Nicolaus, quem apprehendens episcopus dixit ei : « Quod tibi nomen est ? »
-   Op een wonderbaarlijke manier in dit ochtenduur als het ware gezonden door God voor allen, bevond zich Nicolaus die aan die de bisschop terwijl hij hem vastgreep, zei: “Wat is je naam!”

6.       Ille ut erat coumbina simplicitate plenus, inclinato capite: « Nicolaus « , inquit, « vestrae sanctitatis servus. »
-   Zodra deze vol was met de onschuld van een duif, boog hij zijn hoofd naar voren: “Nicolaus,” zei hij, “dienaar van Uwe Heiligheid”.

7.       Quem in ecclesiam ducentes licet plurimum renitentem in cathedram collocarunt.
-   Terwijl zij hem de kerk in leidden, en hoewel hij veel tegenstribbelde, brachten zij hem naar de katheder (om hem te kronen).

8.       Ipse autem eandem quam prius humilitatem et morum gravitatem in omnibus sectabatus, in oratione pervigilabat, corpus macerabat, mulierum consortia exhortando, severus in corripiendo.
-   Zelf streefde hij echter als eerste om nederig te zijn en de dezelfde ernst van zeden, hij waakte door bidden, hij mergelde zijn lichaam uit, hij vluchtte voor omgang met vrouwen, hij was nederig in het aanschouwen van allen, efficiënt in spreken, vrolijk in aansporen, streng in straffen.

9.       Fertur quoque, sicut legitus in chroica quadam, Nicolaum Nicaeno interfuisse concilio.
-   Men zegt zelfs dat, zoals het wordt gelezen in een zekere kroniek, Nicolaus het besluit van Nicaea heeft genomen.




Tekst 4 (over de zeemannen in de storm)
1.       Quadam autem die dum quidam nautae periclitarentur, ita cum lacrimis oraverunt: “Nicolae, famule Dei, si vera sunt, quae de te audimus, nunc ea experiamur.”
-   Op een zekere dag echter, terwijl enkele zeemannen in levensgevaar verkeerden, smeekten zij zó met tranen: “Nicolaas, dienaar van God, als het waar is, wat wij van jou horen, zouden wij het nu willen beleven.”

2.       Mox quidam in eius similitudinem apparuit dicens: “Ecce assum. Vocastis enim me.
-   Weldra verscheen er een zekere persoon in zijn uiterlijke gelijkenis terwijl hij zei: “Kijk, ik ben er. Want jullie hebben mij geroepen.”

3.       Et coepit eos in antennis et rudentibus aliisque iuvare navis armamentis, statimque cessavit tempestas.
-   En hij begon hen te helpen met de masten en met de touwen van het schip en met andere gereedschappen, en meteen hield de storm op.

4.       Cum autem ad eius ecclesiam venissent, quem numquam ante viderant, sine indice cognoverunt.
-   Toen ze (= de zeemannen) echter naar zijn kerk waren gekomen, herkenden zij hem (= Nicolaas), die niemand (van hen) eerder gezien had, zonder aanwijzer (= zonder dat iemand hem voor hen had aangewezen dat dat Nicolaas was)

5.       Tunc Deo et sibi de liberatione gratias egerunt.
-   Toen bedankten zij God en hemzelf (= Nicolaas) voor hun vrijheid.

6.       Quod ille divinae misericordiae et eorum fidei, non suis meritis attribuere docuit.
-   Die (= Nicolaas) onderwees hen (= de zeelui) dit (= de hulp) toe te schrijven aan goddelijk medelijden en hun trouw, niet aan zijn verdiensten.

Tekst 5 (over het koren en de boten vanuit Alexandrië)
1.       Quodam tempore totam provinciam Sancti Nicolai fames valida perculit, ita ut omnibus deficerent alimenta.
-   Op een keer trof een krachtige honger (= hongersnood) de hele provincie van de Heilige Nicolaas, zodat aan allen levensmiddelen ontbraken.

2.       Audiens autem vir Dei naves onustas tritico portui applicasse.
-   Toen hoorde de man van God echter dat er schepen beladen met tarwe waren aangemeerd in de haven.

3.       Illus statim proficiscitur rogans nautas, ut saltem in centum modiis per quamlibet navem fame periclitantibus subvenirent.
-   Hij vertrok meteen terwijl hij vroeg aan de zeemannen, of zij de burgers die door honger gevaar liepen, te hulp wilden komen met tenminste 100 schepelen tarwe per schip.

4.       Cui illi: “Non audemus, pater. Quia mensuratum est ALexandriae, oportet in horrea imperatoris nos reddere.”
-   Die (= de zeeman) zei deze (= Nicolaas): “Ik durf niet, vader. Dit koren is voor Alexandrië, het behoort in de graanschuur van de keizer die ons beschermt.”

5.       Quibus Sanctus dixit: “Facite nunc, quod dico, et vobis in Dei virtute promitto, quod nullam minorationem habebitis apud regium exactorem.”
-   Aan die (= de zeemannen) zei de Heilige: “Doe nu, wat ik zeg, en bij de wonderkracht van God zullen jullie geen vermindering hebben, bij de opzichter van het koninkrijk (= jullie zullen niet minder afleveren bij de opzichter van het koninkrijk).

6.       Quod cum fecissent et eandem mensuram, quam Alexandriae acceperant, reddidissent ministris imperatoris, miraculum referunt et Deum in suo famulo magnifica laude attollunt.
-   Ze leverden evenveel tarwe af als ze in Alexandrië hadden ingenomen, bij de dienaren van de keizer, ze vertelden over het wonder en zij verhieven God in zijn grote lof met zijn dienaar.

7.       Frumentum autem secundum uniuscuiusque indigentiam vir Dei distribuit, ita ut miraculose duobus annis nontantum ad victum sufficeret, sed etiam ad usum seminis abundaret.
-   De man van God verdeelde het koren volgens de behoefte van eenieder, dus zodat het op wonderbaarlijke wijze niet alleen voor 2 jaar genoeg was voor voedselvoorziening, maar ook voor het gebruik van zaaigoed (= tarwe planten).

Tekst 6 (over de duivel en de kaboem-olie)
1.       Cum autem regio illa idolis deservisset, prae ceteris nefandae Dianae simulacrum populus coluerat adeo, ut usque ad tempus viri Dei nonnulli rustici praedictae religioni exsecrabili deservirent ac sub quadam arbore consecrata Dianae quoadam ritus gentilium exercerent.
-   Toen echter deze streek afgodsbeelden had vereerd, had het volk het beeld van de afschuwelijke Diana, afgezien van andere dingen (= nog andere goden) zozeer vereerd, dat sommige boeren van het voorgenoemd afschuwelijk geloof, geheel tot aan de tijd van de man van God het (= dat beeld van Diana) vereerden en onder een zekere boom gewijd aan Diana, beoefenden zij heidense (= lett. niet-christelijke) rituelen.

2.       Ac vir Dei praedictum ritum de omnibus finibus expulit ipsamque arborem praecidi mandavit.
-   En de man van God heeft de voorgenoemde rituelen uit het hele gebied verdreven en gaf opdracht dat de boom zelf om werd gehakt.

3.       Iratus ex hoc contra eum hostis antiquus oleum Mydyatym, quod in naturam in aqua et lipidibus ardet, confecit seque in formam religiosae feminae transfigurans quibusdam ad virum Dei navigantibus in quadam saginula obviavit sicque affata est eos: “Mallem ad Sanctum Dei venire vobiscum, sed nequeo.
-   Uit woede tegen hem (= Nicolaas) bereidde de Duivel (= lett. de oude vijand) daarna Mydyatische olie, die in de natuur in water en stenen brandt, en zich in het uiterlijk van een gelovige vrouw veranderend kwam hij zekere mensen die in een zeker klein bootje varend richting de man van God, tegemoet en richtte het woord zó tot hen: “Ik wilde graag bij de man van God komen, maar ik kan niet.

4.       Rogo ergo vos, ut hoc oleum ad eius ecclesiam offeratis et ob mei memoriam exinde aulae eius parietes liniatis.”
-   Dus ik vraag jullie deze olie bij zijn kerk aan te bieden en de muren van zijn kerkruimte in te smeren ter nagedachtenis aan mij.”

5.       Et statim evanuit.
-   En meteen verdween hij (= de Duivel).

Tekst 7 (de varenden komen Nicolaas tegen)
1.       Et ecce aliam cernunt naviculam cum honestis personis, inter quos erat simillimus sancto Nicolao qui sic ait illis: “Heu quid mulier illa locuta est vobis vel quid attulit?”
-   En kijk zij keken naar de andere schepen met eerlijke personen tussen wie er een gelijkenis van Heilige Nicolaas was die aan dezen (= de mensen in het bootje die kijken) zei: “Ach, wat heeft de vrouw tegen jullie gezegd, en wat heeft ze meegebracht?”

2.       Illi autem cuncta per ordinem narraverunt.
-   Dezen (= de mensen in het bootje die kijken) vertelden alles echter op de rij af.

3.       Quibus ille: “Haec est impudica Diana, et ut me verum dicere comprobetis, oleum illud in mare proicite.”
-   Hij zei hen: “Dit is het werk van de onkuise Diana, en om te bewijzen dat ik de waarheid spreek (= lett. en zodat jullie bewijzen dat wat ik zeg echt is), werpt (= imperativus mv.) deze olie in zee.”

4.       Quibus proicientibus ingens ignis in mari succenditur et contra naturam diutius in mari ardens conspicitur.
-   Terwijl ze dit naar zee wierpen, brandde een geweldig groot vuur op zee en tegen de natuur in werd het lange tijd brandend gezien.

5.       Venientes igitur ad servum Dei aiebant: ”Vere tu es ille, qui nobis in mari apparuisti et a diaboli isidiis liberasti.”
-   Terwijl zij naar de man Gods kwamen, zeiden ze: “Jij bent het echt, die aan ons in zee is verschenen en ons van de listen van de Duivel heeft bevrijd.”

Tekst 8 (De christelijke Jood en de vrome bedrieger)
1.       Vir quidam ab uno Iudaeo quandam summam pecuniae mutuo accepit iurans super altare sancti Nicolai, cum alium fideiussorum habere nequiret, quod, quam citius posset, sibi redderet.
-   Een zekere man accepteerde ene grote som geld op krediet van een Jood terwijl hij op het altaar van de heilige Nicolaas zwoer, toen hij geen andere borgsteller kon vinden, dat hij (= de zekere man) het (= het geld) aan hem (= de Jood) zou teruggeven zo snel als hij kon.

2.       Tenente autem illo diu pecuniam Iudaeus eam expostulavit, sed eam sibi reddidisse affirmat.
-   Omdat hij het geld lange tijd vasthield, eiste de Jood het (= het geld) terug, maar hij (= de zekere man) bevestigde dat hij het (= het geld) had teruggegeven.

3.       Trahit ergo eum ad iudicium, et iuramentum indicitur debitori.
-   Dus trok/sleepte hij (= de Jood) hem voor de rechtbank, en aan de schuldenaar (= degene met schuld, de zekere man) werd een eed opgelegd.

4.       Ille baculum cavatum, quem auro minuto impleverat, secum detulerat, ac si eius adminiculo indigeret.
-   Deze (= de schuldenaar) bracht een staf met zich mee, die gevuld was met kleine stukjes goud, alsof hij (= de schuldenaar) de steun daarvan (= van de staf) nodig had.

5.       Volens igitur acere iuramentum Iudaeo baculum tradidit reservandum.
-   Dus terwijl hij de eed wilde afleggen, overhandigde hij de staf aan de Jood om te bewaren.

6.       Iuravit ille, quod plus igitur reddiderit etiam, quam deberet.
-   Deze (= de schuldenaar) zwoer dat hij zelfs meer terug heeft gegeven dan hij moest.

7.       Facto iuramento baculum suum repetiit, et Iudaeus ignarus astutiae eum sibi reddidit.
-   Nadat hij de eed had afgelegd, vroeg hij de staf terug en de Jood die onwetend was van de slimme truc, gaf het (= de staf) terug aan hem.

Tekst 9 (vervolg op “De christelijke Jood en de vrome bedrieger”)
1.       Rediens autem, qui fraudem fecerat, in quodam bivio oppressus corruit somno currusque cum impetu veniens eum necavit et plenum baculum auro fregit et aurum effudit.
-   Terwijl hij die bedrog had gepleegd terugging, zakte hij echter op een zekere tweesprong, overmand door slaap, in elkaar en een wagen die met vaart aankwam, doodde hem en de staf vol met goud brak en het goud viel eruit.

2.       Audiens hoc Iudaeus concitus illico venit cumque dolum vidisset et a multis ei suggereretur, ut aurum reciperet, omnino renuit, nisi, qui defunctus fuerat, ad vitam beati Nicolai meritis redderetur, asserens se, si hoc fieret, baptimum suscepturum et Christianum futurum.
-   Terwijl de Jood dit hoorde, kwam hij nadat hij geroepen was, daarheen en toen hij de list had gezien, toen door velen aan hem gesuggereerd werd dat hij het goud terugnam, weigerde hij pertinent (= beslist/stellig), tenzij diegene die was gestorven werd teruggegeven aan het leven door de verdienste van de gezegende Nicolaas, waarbij hij verzekerde dat als dit gebeurd was, dat hij dan de doop zou nemen (= zich zou laten dopen) en Christen zou worden.

3.       Continuo qui defunctus fuerat, suscitatur et Iudaeus in Christi nomine baptizatur.
-   Onmiddellijk wordt degene die gestorven was tot leven gewekt en wordt de Jood gedoopt in de naam van Christus.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten