woensdag 29 augustus 2012

KCV Powerpoints Archaïsche & Romeinse tijd + aantekeningen (klas 4)


PP Archaïsche tijd + aant.

Hoofdkenmerken Archaïsche tijd (800-500 BC)
In de Archaïsche tijd komt alles terug wat weg was + 2:
-   IJzer (vanaf 1150 BC)
-   Paard als rijdier

Bevolkingsgroei à overbevolking:
·         Overbevolking zorgt voor voedseltekort, als oplossing komt er andere landbouw
·         Door overbevolking komt er verstedelijking à specialisatie (in bijv. 1 stad verbouwt graan, de andere stad olijven) aan de hand daarvan à handel
Overbevolking maakt ook dat er gekoloniseerd wordt, maar de moederstad is niet de baas over de kolonie.
§  Meer organisatie: ontstaan van poleis, meer wetten Poleis waren stadstaten.
§  Muntgeld werd geïntroduceerd (1e in Lydië)
§  Terugkeer vh. alfabet vd Phoeniciërs (=Puniërs, de Carthagers stammen hier vanaf).

Panhelleens: Algrieks, alle Grieken doen mee. Vereringen. Verdere ontwikkelingen:
o   Groei lokale en Panhelleense cultussen (heiligdommen, spelen)
o   Archaïsche kunst (met meer figuren)
o   Wetenschap wordt geïntroduceerd in Klein-Azië (Turkije)

Opkomst wetenschap
Eerst schreven mensen alles toe aan de kracht vd. goden (pre-wetenschappelijke samenleving). Alle kennis werd gehaald uit de boeken van Homerus.
Thales van Milete was de oorzaak vd. Intellectuele Revolutie (zoektocht naar verklaringen buiten de goden). Belangrijke mensen:
-   Thales van Milete (sterrenkunde, natuurkunde, filosofie)
-   Hippocrates van Cos (geneeskunde)
-   Pythagoras (wiskunde)
-   Hecataeus (geografie)
Het geloof vd. goden bestaat naast rationele, wetenschappelijke kennis.

De polis (stadstaat)
Ontstaan als autonome (onafh.) nederzetting, rond het huis vd. basileus + omringende dorpen en landgoederen (<6000 inw.). In het midden een akropolis (waarschijnlijk het huis vd. basileus) en een agora. Voorbeelden van poleis:
·         Sparta (op de Peloponnesus): Dorisch
·         Athene (Attika, verreweg de grootste): Ionisch
·         Thebe (Boeotië): Aeolisch

Algemene staatsinrichting:
Elke polis had een:
§  Hoogste gezagsdrager à Koning
§  Raad van edelen (grootgrondbezitters)
§  Volksvergadering (al het mannelijke, vrije volk)

Maar het verschilde per polis waar de macht ligt.

Staatsvormen:
o   Autocratie: macht ligt bij 1 persoon (koning/topambtenaar)
-   monarchie: macht ligt bij erfelijke koning
-   tirannie: macht gegrepen door tiran
o   Oligarchie: weinig mensen hebben de macht (Raad)
-   Aristocratie: macht ligt bij grootgrondbezitters (ook erfelijk à edelen)
-   Plutocratie: macht ligt bij alle rijken
o   Democratie: volk(svergadering) heeft de macht
-   Vaak directe democratie: niet namens, maar van het volk.
-   (NB: Indirectie democratie: namens het volk, bijv. politieke partijen waar men op stemt)

Ontwikkeling staatsvormen:
Mensen met geld kunnen wapens kopen en helpen de polis mee beschermen à daarom willen ze ook wat te zeggen hebben in het bestuur (macht, oorlog&geld hangen samen).

Sociale ontwikkelingen in de Archaïsche tijd: rijke boeren worden rijker, handels- en kooplui worden rijker (door kolonisatie en verstedelijking), armen worden armer (schuldslavernij).

Gewoonlijke ontwikkeling:
Monarchie à positie vd. basileus verzwakt doordat adel rijker wordt à aristocratie.
Aristocratie à handelaren worden ook rijker à plutocratie.
Plutocratie à de bovenste laag heeft onderling ruzie om de macht, 1 iemand grijpt de macht à tirannie.
Tirannie à tiran wordt overbodig (hij is zijn beloftes wel of juist niet nagekomen) à gematigde (stabielere) plutocratie of democratie.

Eerst waren er al wetten, maar niemand kende die. Codificatie vd. wetten (vastleggen). Ze werden gebeiteld op de agora.

Athene
Volgt gewoonlijke ontwikkeling. Machthebbers in Athene:

650 BC: Draco (wetgever) met de strengste wetten ooit.
594 BC: Solon (wetgever met mildere wetten): schaft schuldslavernij af (en dit wordt een wet!). Bezit wordt
belangrijker dan afkomst.
546-528 BC: Peisistratos (tiran): probeert 3x de macht te grijpen, 3e keer lukt het.
528-510 BC: Hippias&Hipparchos (zoons v. Peisistratos, tirannen). 1 werd vermoord, 1 de stad uitgetrapt.
510 BC: Invoering vd. democratie door Kleisthenes.

Athene had een typische agora&akropolis, maar koloniseerde niet. Door handel hadden ze wel olijven, aardewerk en zilver. Door rijkdom was er bloeiend, cultureel leven. Unieke was: Athene was heel groot (verenigde poleis door o.a. oorlog). Haven v. Athene = Piraeus.

Sociale opbouw:
§  Rijkst        > Deze 2 groepen
§  Rijk            > vochten in de oorlog
§  Arm
§  Armst       > Dit waren de roeiers

Burgerrecht was in Athene heel belangrijk.

Metoiken: woonden wel in Athene, maar hadden geen burgerrecht (buitenlanders). Ze woonden meestal in Piraeus à handelaren. Ze mochten geen eigen huis en land hebben.
Vrouwen: hoe armer de vrouw, des te meer had ze te doen (anders had ze slaven die voor haar werkten).

Politieke opbouw:
Verschillende gemeenschappen (demen) verdeeld over stad, platteland en kust werden alle drie opgesplitst in 10 stukken. Uit elk gebied werd 1 stuk genomen en 3 van de verschillende gebieden samen = 1 stam (fyle)

Staatsvorm:
o   Beslissingen vd. koning werd door Archonten (monarchaal element) bekeken.
o   Areopagos (aristocratisch element) à was adel à wordt alleen nog voor religieuze doeleinden ingezet à bestond uit ex-archonten.
o   Ekklesia (volksvergadering) bestond uit 30 000 mannen met burgerrecht, 6000 man kwamen per x ongeveer opdagen, ze kwamen 100 dagen per jaar bijeen, ze beslisten alles.
o   Boulè (raad van 500, 50 per fyle): bereiden vergadering voor.
o   Phrytanon (dagelijks bestuur van 50) voor noodgevallen elke maand, 50 per fyle/10 maanden per jaar
o   Heliaia (rechtbank): voor onbelangrijke zaken (tegen omkoping), arme mensen hebben veel tijd en een beetje geld dus door bij de rechtbank te gaan, verdienen ze wat bij
De grote zaken werden gedaan door een jury gekozen uit de volksvergadering (zodat je niet kunt omkopen).
o   Strategen worden 100% gekozen voor 10 jaar en altijd herkiesbaar

Ostracisme: rechtszaak met scherven à belangrijk middel tegen tirannie. MAAR!: gevaar voor populisme (maken zich populair door beloften maar doen niets) en niet iedereen heeft burgerrecht.

Sparta
Een Dorische staat die i.p.v. koloniseren, andere staatjes overheerst. Wetgeving van Lycurgus:
§  Militaire samenleving: Iedere man zit in het leger
§  Staatsopvoeding: jongens van 7 t/m 17 gaan naar een internaat/legerkamp om getraind te worden
§  Krypteia: test na de staatsopvoeding van 2 jaar (2 jaar ongezien in de wildernis overleven)
§  Geen commercie: geen geld&geen handel
§  Geen luxecultuur

NB: Punt 1 t/m 3 geldt alleen voor jongens!

Spartaanse samenleving
-   Spartiaat: Spartaanse soldaat (beroepssoldaat).
-   60+: dan was je een politicus.
-   Perioiken: buitenlanders
-   Heloten: slaaf, horige
-   Vrouw1: heel zelfstandig, boerderij runnen&opvoeden. Ze sportten ook; een gezonde vrouw baart gezonde kinderen

Spartaanse staatsinrichting
o   2 koningen (opperbevelhebbers, niet heel veel macht), het waren 2 verschillende families
o   Gerousia: Raad van Adel (28 60+’ers&de 2 koningen)
o   Apella: Volksvergadering (mochten alleen voorstellen goed- of afkeuren, als massa ja/nee roepen)
o   Ministers: 5 ephoren (meestal uit de Gerousia gekozen mannen)

Grieken: gemeenschappelijk
·         Alle Grieken spraken Grieks (in tegenstelling tot de barbaroi), wel dialecten
·         Gewoonten
·         Godsdienst
·         Panhelleense feesten (op uitnodiging)
·         Als het nodig is: gemeenschappelijke defensie
·         Geschiedenis
·         Militaire organisatie vd. Phalanx (opstelling vh. Griekse leger voor gezamenlijke defensie: schild naar voren, speer er tussendoor. Het is een steekspeer, zwaard voor als speer breekt)
·         Stam-/familieverbanden

Griekse mentaliteit
§  Agonistische mentaliteit: wedijver. Alles is een wedstrijd&overal de beste in willen zijn (à komt door eermaatschappij)
§  (Verlangend naar) autarkie: zelfvoorzienend (willen het liefst niet afh. zijn van handel)
§  Spanning tussen gemeenschap en individu: Elk individu is belangrijk, alle individuen à gemeenschap.

PP Romeinse tijd + aantekingen

Romeinse gs
Stichting Romeinse Rijk: 753 BC
·         753-509 BC: koningschap
·         509-27 BC: Republiek (Vroeg, Midden en Laat)
·         27 BC-476 AD: keizerrijk
·         476 AD: Val vh. West-Romeinse Rijk
·         1000 jaar later: Val vh. Oost-Romeinse Rijk

Het oudste Rome
Het allerbegin was een onzekere periode.
Rome ontstond op een kruispunt van handelsroutes en volken.
Eerst waren er heuvels met moeras ertussen, met huizen op de heuvels.

-   1400-800 BC: Hutjes, dorpjes. Toen kwamen de Latijnen
-   650-500 BC: Etrusken overheersen, Rome wordt een stad.

Stichting 753 BC is eigenlijk fout: te vroeg en te laat. De Latijnen waren er al eerder. De Etrusken maakten Rome echt Rome, die kwamen weer later.
AUC: Na stichting van Rome. Romeinse jaartelling waarbij 753 BC het jaar 0 is.

Etrusken
Wat vroeger Etrurië was, is het huidige Toscane
§  Er waren allemaal kleine, Etruskische koninkrijkjes die samen een bondgenootschap hadden. Rome was het 13e koninkrijkje.
§  Italiërs (met als taal Italisch) is van vóór de Romeinse tijd. Er is mysterie rond de taal en oorsprong van de Etrusken.
§  De Etrusken waren het bijgelovigste volk ter wereld.
§  Ze hadden een rijke handelscultuur en veel contact met andere culturen.
§  Verder: Necropolen (dodenstad)

Zeven heuvels
Rome bestaat uit 7 heuvels, 3 die je moet weten:
o   Capitool: burchtheuvel (eigenlijk een acropolis)
o   Palatijn (daar stonden de allereerste hutjes): later woning vd. rijken en de keizer
o   Aventijn: woning vh. gewone volk

Fora:
·         Moeras tussen de heuvels: water wordt door een rioolpijp afgevoerd naar de Tiber. Die plek: Forum Romanum (voormalig moeras, eigenlijk de agora)
·         Aan het water: handelsfora
·         Marsveld: Grote plek buiten de stad (trainingsveld vh. leger)

Koningen van Rome
7 koningen (de aller 1e was Romulus), de 1e 4 hebben waarschijnlijk niet bestaan of ze waren heel anders dan men zegt (symbolische koningen), de laatste 3 hebben bijna zeker wel bestaan: Etruskische koningen in een kiesmonarchie. De koning was Opperpriester, -rechter en -bevelhebber.
1.       Tarquinius Priscus
2.       Servius Tullius
3.       Tarquinius Superbus

Revolutie
Brutus (voorvader van Brutus @Julius Caesar) gooide Tarquinius Superbus eruit en stichtte de Republiek.
-   Senaat: oude mannen, familiehoofden (later oudere Romeinse mannen)
-   Magistraten: voor het dagelijks bestuur, werden gekozen uit senaatsstand
-   Consuls
§  Collegialiteit met veto: Je bent (bijna) nooit in je 1tje aan de macht. Je medeheerser heeft het recht van veto over jou (en jij over hem): hij kan je plannen verbieden
§  Annualiteit: Je bent voor maximaal 1 jaar in functie
§  Je hebt leeftijd en ervaring nodig

Concreet
o   Volksvergadering: Het volk, kon besluiten bekrachtigen
o   Senaat: Patres Conscripti (Adel), familiehoofden van belangrijkste families,
o   Magistratuur (bij monarchie)
o   Machtige individuen (bij autocratie)

Je komt uit een adellijke familie als je uit een senatoriale familie komt. Cursus Honorum (loop vd. erebaan), vast verloop:

·         1 jaar Aedilis: Wethouder, zorgde voor gebouwen&evenementen in Rome
·         1 jaar in het leger
·         1 jaar Quaestor: schatkistbeheerder. Hierna mag je in de senaat
·         tm. je 35e in het leger
·         1 jaar Praetor: Gaat over rechtspraak, stelt wetten vast&stelt rechtbanken in
·         Tijdje als gouverneur naar 1 provincie
·         2 jaar Consul: dit zijn opperbevelhebbers en ze staan bovenaan in de rechtspraak

Buitengewone magistraten:
-   Census (meerdere censoren): maakt een lijst vd. bevolking met wie bij welke laag hoort, hoeveel belasting iedereen moet betalen. Bepaald klassenindeling
-   Dictator: Heeft volledige macht in tijd van nood. Maximaal 6 maanden in functie. Achteraf moet de dictator verantwoording afleggen aan de senaat waarom hij in zijn tijd van functie bepaalde beslissingen/handelingen heeft genomen
-   (Interrex: tussenkoning, voor als allebei de consuls in 1 jaar doodgaan)
-   Pontifex maximus: levenslang opperpriester

Sociaal
Tussen de patriciërs (oude Romeinse adel) en de plebejers (rest vd. bevolking) heerste spanning à standenstrijd. De plebejers beginnen te winnen. Ze bereiken:
§  Codificatie: vastleggen van de wetten (Wetten der 12 Tafelen: grote stenen tabletten)
§  Openstelling vd. ambten: plebejers mogen (uiteindelijk) ook consul worden
§  (Meerdere) Volkstribuun (1 jaar): iemand die belangen vh. volk behartigd. Privileges:
o   Onschendbaarheid (alleen tijdens functietijd!)
o   Vetorecht

Gevolgen standenstrijd
·         Officieel is Rome een democratie geworden, maar stiekem heeft de Senaat nog de macht (plutocratie).
·         Patriciërs + rijke plebejers vormen nieuwe groep: Nobiles

Sociale systemen (Midden-Republiek)
-   Patroni en clientela: Cliënt heeft hulp nodig, Patroon biedt hulp. Patroon kan cliënt zijn van een hogere Patroon.
-   Gens: Familie die samen optrekt. Betreft mannen met diens dochters en vrouw(en)
-   Familia: huishouden (iedereen die in huis woont). Familiehoofd (Pater familias): Oudste levende man in huis. Vaderlijke macht (Patria potestas): Volledige macht over familie

Redenen van Romeinse Expansie:
§  (Hulp bij) stam-, land- (omdat meerdere volken zeggen dat het van hen is) en handelsoorlogen (bijv. tegen tolheffingen)
§  Imperialisme uit eergevoel (zie militaire levensbaan)
§  Sneeuwbaleffect (het snel in kracht/omvang toenemend gevolg (?))
§  Oorlog tegen onrust: afreageren op gezamenlijke vijand

Overwonnen gebieden
o   Verdeel&heers (divide et impera): Sommige mensen verschillende rechten geven zodat de benadeelde geen bondgenoten kan krijgen. Speel je tegenstanders tegen elkaar uit (bijv.: om een provincie onderdrukt te houden geef je A het burgerrecht, B en goede baan en C niks. C voelt zich benadeelt, zoekt steun, maar krijgt die niet omdat A een beetje tevreden is en liever dit heeft dan niks, en B heel erg tevreden is en zelfs tegen C wil vechten)
o   Niet land bezetten, maar het land tot bondgenoten maken
o   Romanisatie: Veroverde gebieden worden Romeinser à cultuurwisseling

Redenen van Romeins succes (je moet er 3 kunnen noemen):
·         Superieur leger: eergevoel, goed getraind&gedisciplineerd
·         Eervol (net als Sparta)
·         Gemengde staatsvorm: heel gebalanceerd en stabiel, de macht is verdeeld
·         Superieure organisatie: Romeinen zijn doeners, heel praktisch
·         Verdeel&heerspolitiek: veroverd land vasthouden
·         Romanisatie: Romein zijn was cool
·         Geluk: toeval
·         Veerkracht: ze kunnen veel, herstellen snel

Late Republiek
-   Sociale spanningen nemen toe, de armste plebejers vormen een nieuwe stand: proletariërs
-   Optreden der Gracchen: De gebroeders Gracchus wilden het land vd. staat verdelen onder de armen.
§  Optimates (senaat, tegen landverdeling want senaat moet de macht hebben) VS Populares (met steun vh. volk, voor landverdeling, beslissing via volksvergadering)
§  Begin vd periode van onrust: burgeroorlogen, knokploegen op straat, sluipmoorden. Alles gaat met geweld i.p.v. stemmen
§  Macht vh proletariaat? Volk wordt mondiger, beseft: samen staan we sterk
-   Cicero en Catilina

Marius en Sulla
o   Marius (popularis)
·         Militaire/sociale hervormingen: beroepsleger (salaris voor wapens, boeren kunnen bij boerderijen blijven&leger kan in het land v. oorlog blijven)
·         Verbeterd leger: soldaten trainen, want ze krijgen betaald, ze zijn gehoorzaam aan leider
·         Landverdeling: veteranen krijgen grond
·         Verschuivingen loyaliteit&machtsysteem: Niet trouw aan Romeinse staat, maar vecht voor geld. Geld komt van overwinningen en de generaal à trouw aan generaal, het worden eig. privélegers. Macht vd Senaat neemt af
o   Sulla (optimatis)
·         1e grote burgeroorlog was tussen Sulla en Marius
·         Sulla maakte proscripties: lijsten waarop vogelvrijverklaarden staan. Het gevolg hiervan: terreur

1e triumviraat (driemanschap) was een onofficiële afspraak. De “leden” speelden elkaar missies toe:
-   Gnaeus Pompeius Magnus: supergoede generaal
§  Verjaagde succesvol de piraten
-   Crassus: rijkste man ooit
§  Slaat slavenopstand van Spartacus neer
-   Gaius Julius Caesar: fanatieke popularis
§  Veroverd Gallië

Caesar
Crassus verliest in Irak/Iran, terwijl Caesar juist enorm veel goede, moeilijke veldslagen wint (denk aan Gallië). Het driemanschap gaat kapot, het is nu de Senaat + Pompeius VS Caesar. 2e grote burgeroorlog:
o   Pompeius (die lang niet gevochten had), met onervaren, jonge soldaten. Ze waren niet zo trouw, maar wel met 2x zo veel
o   Julius Caesar met trouwe, ervaren soldaten. Hij wint

Pompeius vlucht naar Egypte. Hij wordt vermoord door de koning van Egypte, die hiermee aan Caesar wil laten zien dat hij zijn kant kiest. Julius Caesar wordt woedend, want Pompeius was toch (ondanks dat ze oorlog voerden) zijn vriend en een goede generaal. Hij stoot de koning vd. troon en zet het zusje vd. koning erop: Cleopatra.

Caesar paste de kalender aan. Hij maakte 2 fouten in zijn leven:
·         Hij trekt uitgebreid en openlijk de macht naar zich toe
·         Hij was ontzettend vergevingsgezind tegenover zijn vijanden (die sloot hij niet op/doodde hij niet, maar lopen gewoon vrij rond)

15 maart 44 BC
Caesar wordt vermoord door Cassius en Brutus (= afstammeling vd. Brutus die de republiek invoerde). Brutus en Cassius waren senatoren die de republiek wilden beschermen. 3 (groepen) mannen vinden dat ze nu recht hebben op de macht:
1.       Brutus en Cassius
2.       Onderbevelhebber (vise dictator) Marcus Antonius
3.       Gaius Octavianus (geadopteerde zoon), hij erft alles behalve het geld van Caesar (incl. populariteit)

Eerst vechten 2 en 3 tegen elkaar, maar dan bedenken ze dat ze beter samen kunnen werken en wraak nemen op 1. Marcus Antonius, Gaius Octavianus en Lepidus vormen het 2e driemanschap (deze is wél officieel) en verslaan Brutus en Cassius (die plegen allebei zelfmoord)
Lepidus krijgt (Noord-) Afrika, Marcus Antonius krijgt Griekenland + het Oosten en Octavianus krijgt Italië + het Westen.

2e Driemanschap
-   Lepidus: was een mislukkeling, zijn land wordt verdeeld onder M. Antonius en Octavianus
-   Octavianus: stelt zich voor als de “echte” Romein, Marcus wordt afgeschilderd als een “Oosterse Tiran”. Octavianus wil een burgeroorlog, maar om het niet zo te laten lijken zegt hij: “We beginnen een oorlog tegen Egypte en de verrader M. Antonius
-   Marcus: begaat een blunder en versterkt het idee dat hij een Oosterse tiran is door met Cleopatra te trouwen.
§  Het komt tot een oorlog in 31 BC bij Actium (zeeslag), Octavianus wint.
§  Marcus&Cleopatra vluchten en plegen zelfmoord (30 BC)

Republiek in schijn, in feite keizerrijk
In 27 BC: terugkeer van Octavianus en “herstel” vd. republiek à begin keizerrijk. Octavianus verandert zijn naam in Augustus. Hij noemt zichzelf geen “rex”, maar “princeps” . Hij krijgt dezelfde macht als Volkstribuun (Tribunica Potestas):
o   Onschendbaar
o   Vetorecht
o   Hij mag wetten maken

Hij is imperator: opperbevelhebber van “het” (eigenlijk “zijn”) leger, hij is Pontifex maximus en hij heeft zijn eigen provincies voor het importeren van eten (o.a. Egypte)

Augusteïsche tijd (27 BC-14 AD)
Pax Romana: tijd vd. Romeinse vrede. Normen en waarden worden hersteld: Augustus is (in propaganda) de “oerromein”, cultuur en moraal (wees trouw aan je vrouw e.d.). Bloei Romeinse cultuur (die houdt in):
·         Architectuur
·         Literatuur
·         Kunst

Vrienden van Augustus: Agrippa (generaal) en Maecenas (schrijver&kunstenaar)
9 AD: Slag bij Teutoburgerwoud/Varusslacht (boven de Rijn, tot aan de grens van Denemarken). Dit was het enige gebied waar in de tijd van Augustus onrust was. Opvolging was een probleem:
-   Familiepech: alle mannelijke familie was dood, alle vrouwelijke verbannen wegens losbandig gedrag
-   Het was nog steeds een “republiek”: er was eigenlijk geen opvolger

Julisch-Claudische huis
Tot 68 AD regeert het Julisch-Claudische huis: 2 families (die van Augustus en die van Livia, Augustus’ vrouw). Het keizerschap pingpongt tussen deze beide families (om en om). Deze families zaten vol schandalen (incest, waanzin, wreedheid, alcoholisme e.d.)
§  14-37 AD Tiberius (adoptiezoon Augustus): keizer tijdens Jezus van Nazareth. Kwijnde weg op het eiland Capri, vermoord door Caligula)
§  37-41 AD (Gaius) Caligula (adoptiekleinzoon Tiberius): Was een gek (vocht o.a. een oorlog tegen de zee) (misschien had hij een ziekte, of was het gewoon een roddel), wordt vermoord.
§  41-54 AD Claudius (oom Caligula): stotterende, manke kamergeleerde.
o   Veroverde voor het 1e Brittania omdat hij als keizer ook generaal moest zijn geweest.
o   Hij had meerdere vrouwen (niet tegelijkertijd).
o   Hij had veel liberti (vrijgelaten slaven)
o   Hij werd vergiftigd door zijn vrouw Messalina (dmv. paddestoelen)
§  54-68 AD Nero (adoptiezoon Claudius): vermoordt broer en moeder.
o   Samenzweringen en wreedheden. Vindt zichzelf een grote kunstenaar.
o    Sticht brand in Rome voor Neropolis.
o   1e Christenvervolging.
o   Nero werd gedwongen zelfmoord te plegen

3-/4keizerjaar (68/69 AD)
4 keizers in 1 jaar tijd: Galba, Otho, Vitellius, Vespasianus. In die tijd, 2 grote opstanden:
1.       Joden in opstand
2.       Bataafse opstand (o.l.v. Julius Civilis)

Flavische dynastie (69-96 AD): zij brachten de rust terug
·         69-79 AD Vespasianus: sloeg Bataafse opstand neer, bouwde Colosseum
·         79-81 AD Titus (zoon Vespasianus): sloeg Joodse opstand neer, uitbarsting Vesuvius (79 AD)
·         81-96 AD Domitianus (broer Titus): Tiran, vermoord 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten